nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State)Van begin af aan is het de bedoeling geweest om zowel
natuurlijke personen als rechtspersonen aansprakelijk te stellen voor de naleving
van de bij of krachtens de Drank- en Horecawet (hierna: de wet) geldende verboden
en voorschriften.
De wet bevatte bij zijn eerste vaststelling in 1964 al een regeling omtrent
de strafrechtelijke aansprakelijkheid van ondernemers en leidinggevenden.
Deze bepaling was in de wet opgenomen om de discussie, die toen gaande was,
te beslechten of rechtspersonen wel of niet aansprakelijk gesteld konden worden
voor strafbare feiten als dat niet expliciet in een wet was opgenomen. Jaren
later, in 1976, werd deze algemene discussie over de strafbaarstelling van
rechtspersonen beslecht door de opneming van een algemene regeling in het
Wetboek van Strafrecht (het huidige artikel 51). De bijzondere bepalingen
omtrent de strafrechtelijke aansprakelijkheid in andere wetten konden toen
vervallen. Bij de aanpassingen die in verband met de invoering van artikel
51 Wetboek van Strafrecht zijn doorgevoerd, is artikel 45 (evenals de voorlopers
daarvan) van de wet echter in stand gelaten.
Inmiddels is gebleken dat daardoor verwarring kan ontstaan over de precieze
kring van de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Artikel 45 van de wet bepaalt
dat leidinggevenden aansprakelijk zijn voor het naleven van de bij of krachtens
deze wet geldende verboden en voorschriften. Uit de definitie van leidinggevenden
in artikel 1 van de wet blijkt niet duidelijk of ook rechtspersonen in artikel
45 aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Een wet waarin twijfel bestaat over wie aansprakelijk is voor de naleving,
is niet goed handhaafbaar. Het onderhavige wetsvoorstel strekt er toe om deze
onduidelijkheid weg te nemen, door voor te stellen artikel 45 en als gevolg
daarvan het opschrift in § 8 te laten vervallen. Het opschrift van
§ 8 kan vervallen daar deze paragraaf slechts artikel 45 betreft.
Met deze wijziging wordt geen verandering ter zake van daderschap of strafrechtelijke
aansprakelijkheid voor de strafbare feiten uit de wet beoogd of teweeggebracht,
omdat hiermee enkel een obsolete bepaling komt te vervallen die geen zelfstandige
betekenis meer heeft. Het vervallen van artikel 45 maakt dat de mogelijkheden
tot handhaving van de wet beter aansluiten bij de huidige handhavingspraktijk.
In de praktijk vond vervolging van leidinggevenden steeds plaats
volgens de lijnen van artikel 51 Wetboek van Strafrecht.
Het doen vervallen van artikel 45 heeft tot gevolg dat eenieder die een
bij of krachtens de wet geldend verbod of voorschrift niet naleeft, daarvoor
aansprakelijk is. Het niet specificeren van de aansprakelijkheid is conform
de huidige wetgevingspraktijk. Het is, zoals hierboven bleek, niet meer gebruikelijk
dat in een wet vooraf wordt bepaald wie aansprakelijk is voor de naleving
van de wet. Het is wenselijk dat van geval tot geval bepaald kan worden, wie
voor een overtreding van de wet aansprakelijk moet worden gesteld. De vervolging
van een natuurlijke of rechtspersoon sluit bovendien de vervolging van leidinggevende
niet uit en andersom ook niet. Immers artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht
is onverminderd van toepassing.
Voor het opleggen van de bestuurlijke boete is het huidige artikel 45
van de wet ook niet nodig. Artikel 44a bepaalt immers dat bestuurlijke boetes
zowel aan natuurlijke personen als aan rechtspersonen kunnen worden opgelegd.
Administratieve lasten
Het onderhavige wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de administratieve
lasten voor het bedrijfsleven of de burger. Het wetsvoorstel is voorgelegd
aan het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (ACTAL). Dit college
heeft vervolgens besloten het wetsvoorstel niet te selecteren voor een toets
op de administratieve lasten.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J. F. Hoogervorst