30 028
Het vervallen van artikel 45 van de Drank- en Horecawet in verband met onduidelijkheid omtrent de strafbaarheid van rechtspersonen

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)Van begin af aan is het de bedoeling geweest om zowel natuurlijke personen als rechtspersonen aansprakelijk te stellen voor de naleving van de bij of krachtens de Drank- en Horecawet (hierna: de wet) geldende verboden en voorschriften.

De wet bevatte bij zijn eerste vaststelling in 1964 al een regeling omtrent de strafrechtelijke aansprakelijkheid van ondernemers en leidinggevenden. Deze bepaling was in de wet opgenomen om de discussie, die toen gaande was, te beslechten of rechtspersonen wel of niet aansprakelijk gesteld konden worden voor strafbare feiten als dat niet expliciet in een wet was opgenomen. Jaren later, in 1976, werd deze algemene discussie over de strafbaarstelling van rechtspersonen beslecht door de opneming van een algemene regeling in het Wetboek van Strafrecht (het huidige artikel 51). De bijzondere bepalingen omtrent de strafrechtelijke aansprakelijkheid in andere wetten konden toen vervallen. Bij de aanpassingen die in verband met de invoering van artikel 51 Wetboek van Strafrecht zijn doorgevoerd, is artikel 45 (evenals de voorlopers daarvan) van de wet echter in stand gelaten.

Inmiddels is gebleken dat daardoor verwarring kan ontstaan over de precieze kring van de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Artikel 45 van de wet bepaalt dat leidinggevenden aansprakelijk zijn voor het naleven van de bij of krachtens deze wet geldende verboden en voorschriften. Uit de definitie van leidinggevenden in artikel 1 van de wet blijkt niet duidelijk of ook rechtspersonen in artikel 45 aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Een wet waarin twijfel bestaat over wie aansprakelijk is voor de naleving, is niet goed handhaafbaar. Het onderhavige wetsvoorstel strekt er toe om deze onduidelijkheid weg te nemen, door voor te stellen artikel 45 en als gevolg daarvan het opschrift in § 8 te laten vervallen. Het opschrift van § 8 kan vervallen daar deze paragraaf slechts artikel 45 betreft.

Met deze wijziging wordt geen verandering ter zake van daderschap of strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de strafbare feiten uit de wet beoogd of teweeggebracht, omdat hiermee enkel een obsolete bepaling komt te vervallen die geen zelfstandige betekenis meer heeft. Het vervallen van artikel 45 maakt dat de mogelijkheden tot handhaving van de wet beter aansluiten bij de huidige handhavingspraktijk. In de praktijk vond vervolging van leidinggevenden steeds plaats volgens de lijnen van artikel 51 Wetboek van Strafrecht.

Het doen vervallen van artikel 45 heeft tot gevolg dat eenieder die een bij of krachtens de wet geldend verbod of voorschrift niet naleeft, daarvoor aansprakelijk is. Het niet specificeren van de aansprakelijkheid is conform de huidige wetgevingspraktijk. Het is, zoals hierboven bleek, niet meer gebruikelijk dat in een wet vooraf wordt bepaald wie aansprakelijk is voor de naleving van de wet. Het is wenselijk dat van geval tot geval bepaald kan worden, wie voor een overtreding van de wet aansprakelijk moet worden gesteld. De vervolging van een natuurlijke of rechtspersoon sluit bovendien de vervolging van leidinggevende niet uit en andersom ook niet. Immers artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht is onverminderd van toepassing.

Voor het opleggen van de bestuurlijke boete is het huidige artikel 45 van de wet ook niet nodig. Artikel 44a bepaalt immers dat bestuurlijke boetes zowel aan natuurlijke personen als aan rechtspersonen kunnen worden opgelegd.

Administratieve lasten

Het onderhavige wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven of de burger. Het wetsvoorstel is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (ACTAL). Dit college heeft vervolgens besloten het wetsvoorstel niet te selecteren voor een toets op de administratieve lasten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven