30 024
Wijziging van de Wet bodembescherming (overgang taken Service Centrum Grond)

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 16 juni 2005

Algemeen

Het verheugt mij dat de leden van de verschillende fracties met belangstelling kennis hebben genomen van het wetsvoorstel. Niettemin leven er bij de leden van de diverse fracties nog vragen, waar ik hieronder op in zal gaan. Daarbij heb ik de volgorde van het verslag aangehouden.

Taken Service Centrum Grond (en nieuw agentschap)

Er zijn in totaal drie wetgevingstrajecten nodig om alle wettelijke taken van het Service Centrum Grond over te hevelen of te schrappen, teneinde het Service Centrum Grond te kunnen opheffen. In antwoord op een hiertoe strekkende vraag van de leden van de PvdA-fractie geef ik hierna per traject aan wat de stand van zaken is.

Een wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën totstandgekomen via de Wet Overige Fiscale Maatregelen 2005 (Stb. 2004, 654). Die wijziging hield in dat de vrijstelling van afvalstoffenbelasting ter zake van niet-reinigbare verontreinigde grond vervalt en de wet niet meer van toepassing is op het storten van baggerspecie. De verklaring die nodig is om vast te stellen dat er sprake is van baggerspecie wordt door de minister van VROM verstrekt. Voorheen gaf het Service Centrum Grond een verklaring af omtrent niet-reinigbare grond en niet-reinigbare baggerspecie met het oog op de toepassing van de Wet belastingen op milieugrondslag. Deze taken zijn vervallen. De wetswijziging is met ingang van 18 maart 2005 in werking getreden.

Tevens is het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen gewijzigd (Stb. 2005, 23). Die wijziging hield in dat de verklaring van niet-reinigbaarheid die nodig is om vrijstelling te krijgen van het verbod om verontreinigde grond te storten op een stortplaats voortaan wordt afgegeven door de Minister van VROM in plaats van het Service Centrum Grond zoals voorheen. De wijziging is met ingang van 18 april 2005 in werking getreden.

Vervolgens zijn beide taken gemandateerd aan de uitvoeringsorganisatie Bodem+, dat de verklaringen afgeeft onder verantwoordelijkheid van de minister van VROM.

Tot slot is er het onderhavige wetsvoorstel, dat het schrappen van de derde wettelijke taak van het Service Centrum Grond betreft, het geven van advies voorafgaand aan ontgraving van grond. Als deze laatste wettelijke taak is geschrapt, is de weg vrij voor het opheffen van de rechtspersoon Service Centrum Grond.

Ik hoop dat de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel spoedig na het zomerreces kan worden afgerond, zodat de wijziging in de tweede helft van dit jaar in werking kan treden.

In antwoord op een daartoe strekkende vraag van de leden van de PvdA-fractie kan ik een aantal nieuwe taken van Bodem+ noemen die op korte en op langere termijn zijn voorzien. In de eerste plaats betreft dit het verhogen van de efficiency van de inzet van bodem-saneringsmiddelen door het beschikbaar stellen van kennis over de best beschikbare saneringstechnieken en financieringsarrangementen. In de tweede plaats zal Bodem+ een bijdrage gaan leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de uitvoering en het toezicht daarop door gerichte advisering aan het bevoegd gezag Wet bodembescherming. In de derde plaats krijgt Bodem+ een taak bij de begeleiding van de implementatie van het aan te passen Bouwstoffenbesluit, de regels voor het omgaan met grond en bagger en het saneringscriterium. Tenslotte krijgt Bodem+ tot taak het landsdekkend in beeld brengen van alle aspecten van bodemkwaliteit (BIELLS).

Hierna worden de voornaamste vier taken beschreven van Bodem+, waarbij onder het eerste punt, de uitvoering van wettelijke taken, is aangegeven dat te zijner tijd ook de uitvoering van Kwalibo (regels inzake de kwaliteit van werkzaamheden in het milieubeheer en de integriteit van daarbij betrokken uitvoerders, hierna kortweg Kwalibo genoemd) hierbij gaat behoren. Aan het slot van deze nota wordt nader ingegaan op de relatie tussen het onderhavige wetsvoorstel en het Kwalibo besluit.

De reden dat voor een agentschap is gekozen, zoals de leden van de VVD-fractie wilden weten, is dat VROM streeft naar het zijn van een kerndepartement, waarin de uitvoering van beleid wordt gescheiden van het maken van beleid en waarbij wordt toegezien op een goede koppeling tussen beleid en uitvoering. Dit past in het Programma Andere Overheid (Kamerstukken II 2003/04, 29 362, nr. 1). Bij de realisatie van voornoemd streven heeft VROM ervoor gekozen uitvoerende taken m.b.t. subsidies, voorlichting en ondersteuning en uitvoering van wettelijke taken zoveel mogelijk onder te brengen bij een agentschap. De reden hiervoor is dat het gaat om publieke taken waarin een adequate invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid vereist dat de uitvoering op geringe afstand wordt geplaatst. Dit geldt zeker waar het gaat om onderwerpen met een grote mate van beleidsgevoeligheid, hetgeen het geval is bij de uitvoering en ondersteuning van het bodembeleid, met inbegrip van de taken van het Service Centrum Grond. Het Service Centrum Grond is destijds opgericht om reiniging van vrijkomende grond bij bodem-sanering te bevorderen. Pas na de oprichting kreeg het Service Centrum Grond ook de uitvoering van wettelijke taken opgedragen, waardoor het werd aangemerkt als een zelfstandig bestuursorgaan. De beleidsgevoeligheid van de huidige wettelijke en niet-wettelijke taken van het Service Centrum Grond blijkt zich echter niet goed te verdragen met de status van ZBO. Daarom is de keuze gemaakt deze taken bij een agentschap onder te brengen.

Deze leden wilden ook weten hoe dit agentschap zich verhoudt tot andere overheids-organisaties of gesubsidieerde instellingen die taken vervullen op het gebied van bodembeleid.

VROM heeft ervoor gekozen de uitvoering van een aantal taken ter ondersteuning van subsidieverlening, ondersteuning en advisering van/aan het bevoegd gezag, alsmede de uitvoering van veel wettelijke taken en regelgeving neer te leggen bij een bestaand agentschap van een ander ministerie, namelijk het gefuseerde agentschap SenterNovem van het Ministerie van Economische Zaken. De taken van het Service Centrum Grond maken binnen SenterNovem onderdeel uit van een cluster van bodemtaken. Dit cluster (Bodem+ geheten) verricht deels uitvoering ondersteunende taken, en functioneert deels zelf als uitvoerende eenheid. De uitvoerende taak omvat naast de taken van het Service Centrum Grond werkzaamheden die voorheen werden uitgevoerd bij het Ministerie van VROM (kostenverhaal, verlenen van erkenningen e.d.) of elders binnen SenterNovem (bodemtaken van Infomil). Bodemtaken die nu worden uitgevoerd door gesubsidieerde instellingen met een publiek/privaat karakter (BSB-stichtingen, Stichting Kennisontwikkeling en -transfer Bodem, Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodem) zijn daar gelaten vanwege het gemengde karakter. Deze organisaties worden in meer of mindere mate privaat gefinancierd en worden ook mede door private partijen aangestuurd. De nieuwe eenheid Bodem+ werkt wel nauw met deze instellingen samen. Deze organisaties hebben een eigen rol in de ondersteuning van de uitvoering van het bodembeleid, zoals bijvoorbeeld certificering en kwaliteitsborging of kennisontwikkeling.

In de toelichting bij het wetsvoorstel wordt opgemerkt dat een centrale uitvoeringsorganisatie, onverminderd de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, een verbetering kan betekenen in de wijze van verantwoording van de doelmatigheid en rechtmatigheid. Als concrete bijdragen van het agentschap daaraan, waar de leden van de VVD-fractie naar vroegen, kunnen de navolgende activiteiten worden genoemd.

Het agentschap ondersteunt het bevoegd gezag bij het opstellen van de verantwoording over doelmatige en rechtmatige besteding van rijksmiddelen voor bodemsanering aan het Ministerie van VROM, en draagt daarmee bij aan het op een uniforme en transparante wijze afleggen van verantwoording.

Het agentschap draagt bij aan een doelgerichte aanpak van saneringen door bundeling van informatie en kennis van regelgeving en toepassingspraktijk. Hierdoor zal de kennisoverdracht aan het bevoegd gezag en de aansluiting tussen regelgeving en praktijk verbeteren, o.a. door goede handreikingen voor functiegericht saneren en beheren. Bodem+ zal in de voortgangsgesprekken met de bevoegde overheden onder andere knelpunten in de uitvoering bespreken en adviseren over een verbetering van de werkwijze en aanpak van bodemsaneringen.

De leden van de VVD-fractie vroegen tevens naar het budget en het aantal fte's waarover het nieuwe agentschap kan beschikken, alsmede naar het budget en de fte's waar het Service Centrum Grond over kon beschikken.

Voor de komende vijf jaar is een budget beschikbaar van gemiddeld € 6,5 miljoen per jaar. Dit budget is verdeeld over kosten voor opdrachten aan derden (o.a onderzoek, ICT etc.) en ca. 42 fte. Het Servicecentrum Grond had in 2004 16.2 fte en een budget van € 2,1 miljoen.

Bodem+ beschikt dus over meer fte's dan het Service Centrum Grond, omdat ook taken van Infomil en enige taken van het Ministerie van VROM zijn overgegaan.

De voornaamste vier taken die het agentschap SenterNovem/Bodem+ vervult in de uitvoering en ondersteuning van het bodembeleid, waar de leden van de VVD-fractie graag een overzicht van wilden hebben, zijn:

1. De uitvoering van wettelijke taken die aan het rijk zijn opgedragen, zoals afgifte van niet-reinigbaarheidsverklaringen voor het storten van grond op stortplaatsen, verklaringen dat er sprake is van baggerspecie in verband met de uitvoering van de Wet belastingen op milieugrondslag, de uitvoering van de erkenningsregeling Bouwstoffenbesluit en te zijner tijd de uitvoering van Kwalibo, en de uitvoering van kostenverhaal (op grond van artikel 75 van de Wet bodembescherming) namens de minister van VROM;

2. Ondersteuning van bestuursorganen die bevoegd gezag zijn voor de Wet bodembescherming, (overige) gemeenten en waterschappen bij de uitvoering van hun wettelijke taken. Het betreft de ondersteuning van de decentrale overheden bij de uitvoering en het toezicht op de bodemsaneringsoperatie, bodembescherming en bodembeheer;

3. Ondersteuning beleidsdirecties van de Ministeries van VROM, LNV en V&W. Het gaat om deskundige op praktijkkennis gebaseerde en integrale ondersteuning van het rijk bij beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie;

4. Kennisoverdracht en ontsluiten van kennis ten behoeve van het bevoegd gezag en alle andere betrokkenen bij de uitvoering van bodemsanering.

Wijziging Wet bodembescherming

De waarborg dat het bevoegd gezag betrouwbare informatie krijgt, waar de leden van de CDA-fractie naar vroegen, kan worden geboden door het Kwalibo besluit.

Het voorgestelde artikel 27 van het onderhavige wetsvoorstel schrijft voor dat de initiatiefnemer de grond moet laten beoordelen. Dat mag hij niet zelf doen vanwege het belang dat hij heeft bij het resultaat van de beoordeling. De beoordeling zal door een onafhankelijke derde moeten worden uitgevoerd. Het Kwalibo besluit zal gaan gelden voor bepaalde werkzaamheden in het bodembeheer, waaronder het beoordelen van verontreinigingen in de bodem. Op grond van het Kwalibo besluit zullen die werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd door een persoon of instelling die door de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat is erkend. Eén van de werkzaamheden waarvoor personen en instellingen een erkenning zullen moeten hebben is het beoordelen van de reinigbaarheid van grond. De aansluiting van dit wetsvoorstel op het Kwalibo besluit, waar de leden van de CDA-fractie eveneens naar informeerden, is derhalve afdoende geregeld. De betrouwbaarheid van de informatie die aan het bevoegd gezag wordt verstrekt, wordt gewaarborgd door de eisen aan kwaliteit en integriteit die in het kader van het Kwalibo besluit aan een erkend persoon of erkende instelling zullen worden gesteld.

Meer specifiek toegespitst op de reinigbaarheid van grond kan worden opgemerkt dat de kennis bij het bevoegd gezag en bij andere betrokkenen sterk is toegenomen. Er is bijvoorbeeld een computermodel beschikbaar ten behoeve van de beoordeling van de reinigbaarheid, wat de beoordeling van de aangeleverde informatie sterk vereenvoudigt. Er is, mede dankzij dergelijke hulpmiddelen, inmiddels voldoende kennis en ervaring aanwezig bij het bevoegd gezag bodemsanering en de particuliere onderzoeksbureaus om te kunnen voorzien in de behoefte aan een beoordeling van de reinigbaarheid. Dat is ook de reden dat het advies mijns inziens kan vervallen, zoals in paragraaf 2 van de memorie van toelichting is betoogd. Dat laat natuurlijk onverlet dat het bevoegd gezag, bijvoorbeeld voor complexe situaties of in twijfelgevallen, nog steeds een beroep kan doen op de expertise van Bodem+.

Verder bevat het wetsvoorstel de bevoegdheid om bij ministeriële regeling regels te stellen over de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond en de wijze van indeling in partijen van de verontreinigde bodem op de te ontgraven locatie. Deze regels moeten worden toegepast bij de beoordeling van de reinigbaarheid, en bieden ook het kader waar het bevoegd gezag aan toetst. Het wetsvoorstel schrijft deze beoordeling voor voorafgaand aan het ontgraven van grond, zodat het bevoegd gezag hier rekening mee kan houden bij de beoordeling van de te nemen saneringsmaatregelen.

In antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie naar de wijze waarop onderzoeksbureaus worden onderworpen aan het Kwalibo besluit, noem ik de meest relevante elementen van dit besluit dat op eerder genoemd wetsvoorstel zal worden gebaseerd. Een persoon of instelling zal alleen worden erkend als het bureau voldoet aan de gestelde kwaliteits- en integriteitseisen. Een voorwaarde om erkend te kunnen worden is dat de desbetreffende persoon of instelling moet zijn gecertificeerd of geaccrediteerd volgens de certificatie- of accreditatierichtlijn die daarvoor geldt. Een andere voorwaarde is dat de persoon of instelling moet beschikken over een verklaring omtrent het gedrag verstrekt door het Ministerie van Justitie. Tot slot mogen uit onderzoek van bestuursrechtelijke gegevens door de erkennende ministers geen overtredingen blijken van relevante wettelijke voorschriften.

Artikelsgewijs

De criteria voor de beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond zijn vastgelegd in de Regeling beoordeling reinigbaarheid grond bodemsanering 2000. De regeling kent twee criteria aan de hand waarvan reinigbaarheid wordt beoordeeld. De verontreinigde grond moet technisch reinigbaar zijn tot een zodanige kwaliteit dat de gereinigde grond voldoet aan de eisen die het Bouwstoffenbesluit stelt aan het gebruik van grond in werken. Het tweede criterium is economisch van aard. De regeling hanteert een bovengrens voor de kosten van de grondreiniging. Er is op dit moment geen aanleiding om die criteria inhoudelijk aan te passen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven