Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30022 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30022 nr. 2 |
Het Reglement van Orde wordt als volgt gewijzigd.
Hoofdstuk XIA wordt vervangen door:
HOOFDSTUK XIA. VRAGEN VAN INLICHTINGEN AAN KABINETS(IN)FORMATEUR(S); HOORZITTING KANDIDAAT BEWINDSPERSONEN
Artikel 139a. Vragen van inlichtingen aan kabinets(in)formateur(s); hoorzitting kandidaat bewindspersonen
1. De Kamer kan na afronding van een opdracht tot kabinets(in)formatie besluiten om een formateur of informateur dan wel formateurs of informateurs uit te nodigen om over het verloop van die kabinets(in)formatie inlichtingen te verschaffen.
2. De Kamer kan besluiten de formateur uit te nodigen om over de voordracht van kandidaat bewindspersonen inlichtingen te verschaffen voordat zij worden benoemd.
3. De Kamer kan ter voorbereiding daarop hoorzittingen organiseren met kandidaat bewindspersonen.
Artikel 153 lid 1 van het Reglement van Orde bepaalt dat ieder lid schriftelijk kan voorstellen om een of meer bepalingen van het Reglement te herzien. Van deze bepaling wordt door de initiatiefnemer gebruik gemaakt in een poging artikel 139a te wijzigen.
Artikel 139a van het Reglement van Orde is de afgelopen 10 jaar al vaker besproken. In 1994 kreeg de GroenLinks fractie – na de (tijdelijke) breuk in de formatie van Paars I – steun in de Kamer voor een debat met de drie informateurs. Sindsdien heeft de Kamer vaker behoefte gehad aan inlichtingen van (in)formateurs en hebben er ook enkele debatten plaatsgevonden. Dit gebruik raakte zo ingeburgerd dat de Kamer het ook wenselijk vond om het in het Reglement van Orde te verankeren. Over de manier waarop dat moest is vaker gedebatteerd. Het huidige artikel 139a had al twee voorgangers. In de nu geldende en op 18 oktober 2001 aangenomen wijziging van artikel 139a is voor de woorden «na afronding van een opdracht tot kabinets(in)formatie» gekozen, om aan te geven dat inlichtingen kunnen worden gegeven na het uitbrengen van een eindrapport aan de Koningin. De eerdere terminologie «na afloop van» kon de indruk wekken dat inlichtingen pas bij het aantreden van een nieuw kabinet behoefden te worden gegeven.
In april 2003 heeft de Kamer over een Initiatief Halsema gesproken, dat een wijziging van artikel 139a voorstelde (Kamerstuk 28 826). Het betrof het voorstel om een zogenaamd (in)formatie vragenuur in te stellen, dat om de week plaats vindt gedurende het verloop van de (in)formatie. Dit voorstel kreeg onvoldoende steun vanuit de Kamer. De initiatiefnemer is niet van plan dit voorstel te herhalen en laat het huidige artikel 139a intact; de bestaande tekst is opgenomen als eerste lid van het gewijzigde artikel 139a.
De initiatiefnemer zou echter twee leden aan artikel 139a willen toevoegen. Doel van deze nieuwe bepalingen is de wens om de Kamer een rol te laten spelen in het selectieproces van nieuwe bewindslieden. Let wel, het betreft hier geen poging om als kamer een medebeslissingsrecht af te dwingen over het benoemen van bewindslieden. Dat is volgens de Grondwet voorbehouden aan het Staatshoofd en de minister-president. Zij dienen immers volgens artikel 48 van de Grondwet gezamenlijk het Koninklijk Besluit te ondertekenen waarin ministers en staatssecretarissen worden benoemd (of ontslagen).
Omdat de Tweede Kamer geen medebeslissingsrecht kent, zoals de Amerikaanse Senaat of het Europees Parlement, is de initiatiefnemer binnen de grenzen van de Grondwet op zoek gegaan naar nieuwe initiatieven om de selectie en geschiktheid van kandidaat bewindslieden aan een extra publieke toets te onderwerpen. Want waar kan die publieke toetst beter plaatsvinden dan in de Tweede Kamer?
In de gangbare praktijk zit er nauwelijks enige tijd tussen de bekendmaking van de voordracht en de benoeming van bewindslieden. Er is daarom maar heel beperkt ruimte voor een publieke toets. Bijvoorbeeld voor media om onbekende feiten over kandidaat bewindslieden naar voren te brengen. Dit kan tot ongewenste incidenten leiden die het aanzien van de politiek schaden. Neem het voorbeeld van ex-staatssecretaris Philomena Bijlhout, die 7 uur na haar benoeming al voor ontslag moest worden voorgedragen. Of Charles Swietert en Roel in 't Veld die respectievelijk na 4 en 10 dagen voor ontslag werden voorgedragen.
Naast de wens om dergelijke incidenten te voorkomen, acht de initiatiefnemer het ook om andere redenen wenselijk dat zowel kandidaat bewindslieden publiek gehoord kunnen worden over hun geschiktheid en opvattingen, als de formateur gehoord kan worden over zijn wijze van selecteren.
De belangrijkste reden om deze voorstellen te doen is gelegen in bezorgdheid over de politieke cultuur in Nederland en het veel te gesloten en monistische karakter van het selecteren van bewindslieden. Er wordt veel gediscussieerd over de rechtstreeks of door de Raad gekozen burgemeester en de verkiezing van de Commissaris van de Koningin, maar de selectie van bewindslieden vindt nog steeds in het diepste geheim plaats. Dat is niet meer van deze tijd. Een publieke verantwoording over het selecteren van bewindslieden past dan ook goed in het streven naar meer openheid en dualisme. Bovendien past het ook in het streven naar versterking van de integriteit van het openbaar bestuur. Bewindslieden hebben immers een voorbeeldfunctie en elk incident is er één te veel. Zeker als het om vermijdbare incidenten gaan. Zaken die aan het licht hadden kunnen komen vóórdat een kandidaat daadwerkelijk wordt benoemd.
Vanuit deze motieven is de initiatienemer gekomen tot het voorstel om twee leden aan artikel 139a toe te voegen. Het tweede lid maakt het mogelijk voor de Kamer om een debat te voeren met de formateur nadat deze de opdracht voor het selecteren van bewindspersonen heeft afgerond. Het eindrapport ligt dan al bij de Koningin, maar er heeft nog geen benoeming plaatsgevonden. De koninklijke besluiten worden pas ondertekend nadat het debat heeft plaatsgevonden. Inzet van dit debat is niet dat de Kamer de voordracht moet goedkeuren. Dat verdraagt zich op dit moment niet met de Grondwet. Het kan er wel in resulteren dat de Kamer de formateur verzoekt om de voordracht van één kandidaat (of meer) te heroverwegen, omdat het daadwerkelijk benoemen van de kandidaat een bepaald afbreukrisico met zich mee brengt.
Met het voorgestelde derde lid van artikel 139a wil de initiatiefnemer het mogelijk maken dat de Kamer ter voorbereiding op het debat met de formateur hoorzittingen houdt met kandidaat bewindslieden. De formateur maakt na afronding van zijn opdracht de lijst met kandidaat bewindslieden bekend. Daarna kan de Kamer hoorzittingen houden, waarna ter afsluiting het debat met de formateur volgt. Dit moet binnen één, hooguit twee weken te realiseren zijn.
In de hoorzittingen kunnen vragen gesteld worden over bijvoorbeeld:
• De geschiktheid van de kandidaat voor de functie en het beleidsterrein;
• De handelswijze of opvattingen van de kandidaat uit het verleden;
• De visie van de kandidaat op de ministeriële verantwoordelijkheid en de relatie met de Kamer.
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om de kandidaat te horen over het regeerakkoord en de regeringsverklaring. Dat blijft onveranderd de verantwoordelijkheid van de formateur en de minister president.
Als dit de afspraak is waaraan de Kamer zich verplicht, dan is het niet nodig om hoorzittingen pas plaats te laten vinden nadat de bewindslieden benoemd zijn en het Kamerdebat over de regeringsverklaring is geweest.
Hoorzittingen in het recente verleden
De mogelijkheid tot het houden van hoorzittingen met bewindslieden is in het verleden al vaker bepleit. Op 25 augustus 1998, tijdens het debat over de regeringsverklaring, pleitte toenmalig fractievoorzitter van GroenLinks Paul Rosenmöller voor het houden van dergelijke hoorzittingen. Dit pleidooi kreeg weinig bijval.
Dat lag anders op 2 juni 2002. Op initiatief van Paul Rosenmöller ondertekenden de fractievoorzitters van PvdA (Jeltje van Nieuwenhoven), SP (Jan Marijnissen) en D66 (Thom de Graaf) een oproep aan de fractievoorzitters van CDA, LPF en VVD om het houden van hoorzittingen met nieuwe bewindslieden mogelijk te maken. Deze brief is vervolgens in het Presidium besproken. Op 20 juni 2002 liet het Presidium weten dat het vaste kamercommissies vrij staat om nieuwe bewindslieden uit te nodigen (brief Pres. 2002/113). Dat is vervolgens in een aantal gevallen gebeurd, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de meeste zittingen niet verder kwamen dan een kennismakingsgesprek. Oorzaak hiervoor is gelegen in het feit dat (a) het hoorzittingen met al benoemde bewindslieden betreft en (b) het Presidium bepaalde dat de hoorzittingen niet mochten plaatsvinden voordat de Kamer het debat met het nieuwe kabinet over de Regeringsverklaring had afgesloten.
Vermeldenswaardig is verder dat de VVD in het liberale manifest «Om de vrijheid» (d.d. 25 februari 2005) ook meer aandacht vraagt voor hoorzittingen met kandidaat bewindslieden. De partij verwijst explicietnaar de manier waarop het Europese parlement hoorzittingen gebruikt als het gaat om kandidaat eurocommissarissen.
De initiatiefnemer heeft proberen aan te tonen dat de betekenis en effectiviteit van hoorzittingen nog meer toe zullen nemen als ze plaatsvinden voorafgaand aan het aantreden van bewindslieden. Op dat moment zijn ze het meest geschikt als middel om kandidaat-bewindspersonen te bevragen op geschiktheid, achtergrond en opvattingen.
Halsema
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30022-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.