30 020
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Letland inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen; Riga, 14 september 2004

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2005

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 2 maart 2005.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 april 2005.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 14 september 2004 te Riga totstandgekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Letland inzake de export en handhaving van socialeverzekeringsuitkeringen (Trb. 2004, 261).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

1.1. Wet beperking export uitkeringen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Op 1 januari 2000 zijn de Wet beperking export uitkeringen (Wet van 27 mei 1999, Stb. 250) en de Wijzigingswet beperking export uitkeringen (Wet van 22 december 1999, Stb. 594) in werking getreden. Op grond van deze wetten heeft de verzekerde geen recht op een socialeverzekeringsuitkering gedurende de periode dat hij, of degene ten behoeve van wie de uitkering wordt verstrekt, niet in Nederland woont. Deze exportbeperking geldt niet, indien de betrokkene woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op uitkering kan bestaan. Achtergrond van deze wetgeving is de omstandigheid dat de rechtmatigheid van de socialeverzekeringsuitkeringen die over de grens worden verstrekt, niet afdoende kan worden gewaarborgd. De uitvoeringsorganen beschikken dikwijls niet over de mogelijkheden om buiten Nederland de voor de uitvoering van de sociale verzekeringen noodzakelijke verificaties en controles te verrichten zoals die ook in Nederland plaatsvinden. Het doel van de Wet beperking export uitkeringen is om de rechtmatigheid van de uitkeringen te verbeteren door de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten over de grens te versterken. Het middel hiertoe is om met de landen waar Nederlandse uitkeringen worden betaald, bij verdrag afspraken te maken die ten aanzien van dat land de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten, en daardoor de rechtmatigheid van de uitkeringen, verbeteren. Hiertoe behoren tevens afspraken die de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen vergemakkelijken.

1.2. Handhavingsafspraken

Het verdrag met Letland voorziet in de handhavingsafspraken die noodzakelijk zijn in het licht van de Wet beperking export uitkeringen. Deze afspraken zijn erop gericht om verificatie en controle mogelijk te maken ten aanzien van de volgende aspecten die van belang zijn voor de uitvoering van de socialeverzekeringswetten:

• identiteit;

• in leven zijn;

• leefvorm;

• inkomen van de betrokkene;

• inkomen van de partner;

• samenloop van uitkeringen;

• arbeidsongeschiktheid;

• bestaan/leeftijd/inkomen/onderwijs van het kind;

• detentie.

Daarnaast is afgesproken dat wederzijds de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen van de uitvoeringsorganen inzake de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen en de invordering van verschuldigde premies, alsmede opgelegde boeten en maatregelen, worden erkend.

1.3. Verhouding met Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72

Op 1 mei 2004 is Letland toegetreden tot de Europese Unie (EU)1. Met ingang van die datum zijn op Letland van toepassing de Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (Pb EG L 149; hier na te noemen Vo. 1408/71) en de Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (Pb EG l 74; hierna Vo. 574/72). Er is gedeeltelijk sprake van overlapping tussen de Verordeningen 1408/71 en 574/72 enerzijds en het verdrag met Letland anderzijds. Gelet op de doelstelling van de Wet beperking export uitkeringen, is het niettemin wenselijk om het verdrag met Letland in werking te laten treden.

Op grond van artikel 6 van Vo. 1408/71 geldt het algemene uitgangspunt dat de verordening in de plaats treedt van elk verdrag inzake sociale zekerheid dat voor twee of meer lidstaten verbindend is. Verdragsbepalingen die zijn geplaatst op Bijlage III bij Vo. 1408/71 blijven op grond van artikel 7, tweede lid, onder c, van Vo. 1408/71 van toepassing. Daarnaast biedt artikel 121 van Vo. 574/72 lidstaten de mogelijkheid om overeenkomsten te sluiten ter aanvulling van de administratieve toepassing van de Verordening. Laatstgenoemde overeenkomsten dienen te worden opgenomen in Bijlage 5 bij Vo. 574/72.

Het verdrag met Letland is een handhavingsverdrag en bevat slechts één coördinatiebepaling inzake sociale zekerheid, namelijk de exportbepaling (artikel 4). Gelet op het voorgaande treden de exportbepalingen uit Vo.1408/71 in de plaats van de exportbepaling uit het verdrag met Letland. Nederland heeft niet het voornemen om de handhavingsbepalingen uit het verdrag met Letland voor te dragen voor plaatsing op Bijlage III. Daarbij is overwogen dat de Europese Commissie, mede als gevolg van jurisprudentie van het Hof van Justitie, op 31 juli 2003 een voorstel voor een Verordening bij de Raad heeft ingediend tot wijziging van Vo. 1408/71. Onderdeel van deze Verordening maakt uit een wijziging van Bijlage III (COM 2003, 468.def). In dat voorstel geldt als uitgangspunt voor plaatsing op Bijlage III, dat alleen bepalingen in aanmerking komen die voor de begunstigde voordeliger zijn dan toepassing van Vo. 1408/71 of bepalingen die verband houden met specifieke historische gebeurtenissen. Het verdrag met Letland voldoet niet aan deze criteria.

Daarmee verliezen de handhavingsbepalingen uit het verdrag met Letland hun geldigheid echter niet. Deze behouden een zelfstandig bestaansrecht en kunnen worden toegepast naast de Verordeningen 1408/71 en 574/72, voorzover deze Verordeningen niet zelf in de betreffende bepaling voorzien. Om toepassing van de handhavingsbepalingen uit het verdrag met Letland te garanderen is het niet nodig om de betreffende bepalingen bij te schrijven op Bijlage 5 bij Vo. 574/72. De reden hiervoor is dat de handhavingsbepalingen ofwel duidelijk buiten de werkingssfeer van Vo. 574/72 vallen (de bepaling betreffende verhaal van onverschuldigde betalingen en inning van premies of bijdragen), dan wel omdat de bepalingen gedeeltelijk in Vo. 574/72 aan de orde komen en gedeeltelijk daarbuiten vallen (zoals de bepaling inzake de verificatie van aanvragen en betalingen). Bepalingen die buiten het toepassingsbereik van de Vo. 574/72 vallen, lenen zich niet voor opname in een Bijlage bij deze Verordening. Wanneer de handhavingsbepalingen (gedeeltelijk) buiten de werkingssfeer van de Verordeningen vallen, treden de Verordeningen 1408/81 en 574/72 dus niet in de plaats van deze bepalingen.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat definities van de in het verdrag gebruikte begrippen.

Artikel 2

In dit artikel is voor beide landen de wetgeving opgenomen die onder de materiële werkingssfeer van het verdrag valt. Voor Nederland betreft het de Ziektewet (ZW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet (ANW) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).

Artikel 3

In dit artikel is geregeld welke personen onder de werkingssfeer van het verdrag vallen. Voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving worden onder gezinsleden begrepen de partner in verband met de partnertoeslag op grond van de AOW, de halfwees in verband met de halfwezenuitkering op grond van de ANW en het kind in verband met de kinderbijslag (AKW).

Artikel 4

Dit artikel regelt de export van de in artikel 2 van het verdrag genoemde socialeverzekeringsuitkeringen. Omdat Vo. 1408/71 al voorziet in de export van de in artikel 2 van het verdrag genoemde socialeverzekeringsuitkeringen, treedt Vo. 1408/71 in de plaats van artikel 4 van het verdrag met Letland.

Artikel 5

In dit artikel is een identificatieverplichting neergelegd voor de betrokkene in verband met de vaststelling van zijn uitkeringsrechten of de beoordeling van de rechtmatigheid van betalingen aan hem. Tevens is de procedure geregeld in verband met de identificatie. Omdat in de Verordeningen 1408/71 en 574/72 geen artikel is opgenomen dat expliciet toeziet op het controleren van de identiteit, treden deze Verordeningen niet in de plaats van artikel 5 van het verdrag met Letland.

Artikel 6

Dit artikel biedt de basis voor de verificatie van de gegevens zoals vermeld onder punt 1.2 van het algemene deel van deze Toelichtende Nota. Tevens is de mogelijkheid opgenomen voor de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen om werkzaamheden in het kader van dit verdrag uit te oefenen. Voorzover de mogelijkheden voor gegevensuitwisseling op basis van artikel 6 van het verdrag niet geregeld zijn in de Verordeningen (EEG) nrs. 1408/71 en 574/72, heeft artikel 6 een zelfstandig bestaansrecht.

Artikel 7

Dit artikel bevat bepalingen over de medische controle. Omdat Vo. nr. 574/72 bindende voorschriften bevat op het gebied van de medische controle, treden deze bepalingen in de plaats van artikel 7 van het verdrag met Letland.

Artikel 8

In dit artikel wordt geregeld dat wederzijds de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen van de uitvoeringsorganen inzake de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen, de invordering van verschuldigde premies en opgelegde boeten en maatregelen worden erkend. Het verdrag verschaft hiermee een executoriale titel voor de tenuitvoerlegging van deze beslissingen en uitspraken in beide landen. De erkenning van beslissingen op het gebied van sociale zekerheid is niet geregeld in de Verordeningen 1408/71 en 574/72. Artikel 8 van het verdrag heeft dan ook een zelfstandig bestaansrecht naast de Verordeningen.

Artikel 9

Dit artikel geeft regels voor verrekening van onverschuldigd betaalde uitkeringen en opgelegde boeten en maatregelen met in het andere land achterstallige of toekomstige betalingen. Artikel 111 van Verordening (EEG) nr. 574/72 voorziet in een gelijksoortige regeling. Alleen voorzover de mogelijkheden voor verrekening op basis van artikel 9 van het verdrag niet zijn geregeld in artikel 111 van Vo. 574/72 – bijvoorbeeld ingeval van terugvordering van opgelegde boeten of maatregelen – heeft artikel 9 uit het verdrag met Letland een zelfstandig bestaansrecht naast Vo. 574/72.

Artikel 10

Dit artikel regelt de bescherming van persoonlijke gegevens die in het kader van het verdrag worden uitgewisseld. Deze gegevens kunnen alleen voor socialezekerheidsdoeleinden bestemd zijn. Uitgangspunt is dat de wetgeving van het verstrekkende land van toepassing is. Verdere verstrekking, wijziging of vernietiging van deze gegevens is onderworpen aan de wetgeving van het ontvangende land. Gebruik van persoonlijke gegevens voor andere doeleinden dan sociale zekerheid is in beginsel onderworpen aan de toestemming van de betrokkene. Dit artikel is in overeenstemming met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp; Wet van 6 juli 2000, Stb. 302). Met deze wet is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) geïmplementeerd.

Richtlijn 95/46/EG die op 1 mei 2004 gold als onderdeel van het acquis voor de nieuwe lidstaten bij hun toetreding tot de EU, heeft tot doel het vrij verkeer van persoonsgegevens binnen de EU mogelijk te maken. Om dat doel te verwezenlijken moeten alle lidstaten een goed en hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens tot stand brengen, zodat de EU terzake één rechtsgebied is.

Artikel 14

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het verdrag. Aangezien Letland op 1 mei 2004 tot de EU is toegetreden, wordt vanaf die datum de export van ZW-, WAO-, WAZ-, AOW-, ANW-uitkeringen en kinderbijslag (AKW) veiliggesteld door Vo. 1408/71. Hiermee is de grondslag voor de in het tweede lid vermelde voorlopige toepassing van artikel 4 komen te vervallen.

Het eerste lid van artikel 14 bevat een voorziening inzake de terugwerkende kracht van artikel 4 vanaf 1 januari 2003, de dag na het einde van de overgangstermijn van de Wet beperking export uitkeringen. Deze voorziening geeft een verdragsrechtelijke basis voor uitkeringen vanaf de genoemde datum tot 1 mei 2004, de dag van de toetreding van Letland tot de EU. De terugwerkende kracht vloeit voort uit de toezegging van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer terzake. Kortheidshalve wordt verwezen naar de brief van de Staatssecretaris d.d. 23 september 2002 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2002/03, 17 050, nr. 236).

3. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot


XNoot
1

Zie het op 16 april 2003 te Athene totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding van 10 nieuwe lidstaten tot de Europese Unie (Trb. 2003, 74).

Naar boven