30 019
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter bevordering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de besluitvorming in rechtspersonen

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 26 april 2005

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Reeds bij de bespreking van de Nederlandse corporate governance code (code Tabaksblat) hebben deze leden hun steun uitgesproken voor het principe aandeelhouders de mogelijkheid te bieden op afstand te stemmen en aan de algemene vergadering deel te nemen. De aan het woord zijnde leden verwachten dat met dit voorstel een bijdrage wordt geleverd aan een hogere participatiegraad en daarmee ook aan een beter functioneren van de algemene vergadering van aandeelhouders. Met de Commissie Tabaksblat en de regering zijn de leden van de CDA-fractie van oordeel dat het noodzakelijk is hiervoor een wettelijke regeling te creëren. Er mag in de ogen van deze leden geen onzekerheid bestaan over de rechtsgeldigheid van het toepassen van elektronische communicatiemiddelen.

Tegelijkertijd sluit het onderhavige wetsvoorstel ook aan bij eerdere voornemens van de Europese Commissie. Verwacht de regering binnen afzienbare termijn ook concrete voorstellen terzake, zo vragen deze leden. Zo ja, is het dan verantwoord op een mogelijke Europese regeling vooruit te lopen?

Het verheugt de leden van de CDA-fractie dat toepassing van de voorgestelde bepalingen kan leiden tot een forse vermindering van administratieve lasten, ten bedrage van ongeveer € 69 miljoen. Deze besparing zal vooral worden behaald door de elektronische oproepingsmogelijkheden. Deze leden willen dan ook vragen waarom de regering niet ook de verplichting tot het plaatsen van een oproeppublicatie in een landelijk dagblad laat vervallen en vervangt door een publicatie op de website van de vennootschap.

Is in het onderzoek ook rekening gehouden met een lastenverzwaring als gevolg van de noodzakelijke technische voorzieningen en statutenwijzigingen die mogelijk voortvloeien uit het onderhavige wetsvoorstel, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zo ja, wat zijn daarvan de effecten? Zo neen, kan de regering een inschatting geven van deze effecten en daarbij een oordeel geven over de kosten zoals die worden genoemd in het commentaar van VNO-NCW van 19 april 2005?

De leden van de CDA-fractie kunnen instemmen met het verbreden van het toepassingsbereik tot alle verenigingen. Ook naar het oordeel van deze leden kunnen landelijk werkzame verenigingen als bijvoorbeeld omroepverenigingen, politieke partijen en belangenbehartigers hier dankbaar gebruik van maken. Het kan de participatiegraad en daarmee ook de betrokkenheid vergroten. Kan de regering toelichten waarom zij de mogelijkheid van stemmen voorafgaand aan de algemene ledenvergadering, in strijd met het advies van de Raad van State, wel heeft opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel, zo vragen deze leden.

Doordat het gebruik van de elektronische middelen facultatief is en al dan niet in de statuten kan worden toegestaan, lijkt de voorgestelde bepaling niet nadelig voor bijvoorbeeld kleine verenigingen en ondernemingen, zo menen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie ondersteunen het uitgangspunt van het onderhavige wetsvoorstel dat er sprake moet blijven van een fysieke bijeenkomst. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat in die fysieke bijeenkomst ook de voorzitter van de algemene vergadering van aandeelhouders, de bestuursleden en de commissarissen tijdens de vergadering aanwezig zijn. De aan het woord zijnde leden vragen de regering aan te geven op grond van welke wetsbepaling voor alle genoemde functionarissen dit ook daadwerkelijk zal zijn gegarandeerd.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele nadere vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter bevordering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de besluitvorming in rechtspersonen. Het gebruik van moderne communicatiemiddelen biedt, volgens deze leden, voordelen. De betrokkenheid van de aandeelhouders bij de vennootschap wordt mogelijk vergroot. En het gebruik van moderne communicatiemiddelen kan goedkoper en efficiënter zijn dan het gebruik van traditionele middelen. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het Nederlands vennootschapsrecht aantrekkelijk moet blijven. Gezien de bovenvermelde voordelen is het dan ook verstandig om binnen het vennootschapsrecht het gebruik van moderne communicatiemiddelen mogelijk te maken. Belangrijk is dat dit van facultatieve aard blijft. Rechtspersonen moeten de keuze hebben al dan niet gebruik te maken van de moderne communicatiemiddelen, aldus deze leden.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de samenhang van het voorliggende voorstel met Europese regelgeving. In dit verband wijzen zij op de mededeling van de Europese Commissie: Modernising Company Law and Enhancing Corperate Governance in the European Union, «A plan to move forward»; de richtlijn 2003/58/EG (d.d. 15 juli 2003); en de richtlijn die ontworpen wordt door de Expert Group on Cros-Bordervoting en de High level Group of Company Law Experts. Kan de regering uiteenzetten wat deze Europese initiatieven voor betekenis zullen krijgen voor het gebruik van moderne communicatiemiddelen bij de besluitvorming in rechtspersonen?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de toezegging om de lasten te verminderen rond de verplichte advertentie van het deponeren van de jaarrekening. Dit in navolging van de Eerste Europese richtlijn vennootschapsrecht (richtlijn 68/151/EEG). De wijziging van de Eerste richtlijn maakt duidelijk dat in plaats van een papieren publicatieblad (in de Nederlandse situatie een mededeling in de Staatscourant) ook een elektronisch medium kan worden aangewezen. Deze winst moet als voorbeeld dienen. Is de regering bereid om ook de verplichte publicatie van de oproep voor de algemene vergadering van aandeelhouders af te schaffen of het in ieder geval mogelijk te maken dat dit op elektronische wijze plaatsvindt?

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

De regering stelt dat de gevolgen van een technische storing voor risico van de aandeelhouder zijn en spreekt tegelijkertijd over een inspanningsverplichting voor de vennootschap. De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven wat zij concreet verstaat onder die inspanningsverplichting. Voorts vragen deze leden de regering toe te lichten waarom een technische storing altijd het risico van de aandeelhouder is. Deze leden vragen of en hoe een aandeelhouder, die van oordeel is dat de vennootschap niet voldaan heeft aan de genoemde inspanningsverplichting, verhaal kan halen op de vennootschap. Deze leden vragen wat er bijvoorbeeld gebeurt als achteraf, na de besluitvorming, wordt geconstateerd dat het uitbrengen van stemmen op afstand technisch niet goed is gelukt en daardoor de werkelijke stemmingsuitslag van de vastgestelde uitslag afwijkt. Kunnen besluiten van de aandeelhoudersvergadering in dat geval zowel nietig als vernietigbaar zijn en acht de regering dat gewenst, zo vragen deze leden. Zij kunnen zich namelijk voorstellen dat een besluit al in werking is getreden en de rechtsgevolgen niet meer zijn terug te draaien.

Bestaat in de ogen van de regering ook niet de mogelijkheid dat de vennootschap het functioneren van de techniek welbewust gaat beïnvloeden om zo ook de aard van de besluitvorming te beïnvloeden, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Kan daarnaast van een op de algemene vergadering van aandeelhouders aanwezige notaris worden verlangd dat hij een oordeel geeft over de werking van de techniek of is het aan te bevelen dat er sprake is van een certificering van de gebruikte techniek?

De uiterste dag van de registratie mag niet vroeger worden gesteld dan op de zevende dag voor die van de algemene vergadering. De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering deze relatief korte termijn aanhoudt. Zij vragen dat in het licht van het feit dat in de meeste gevallen op de registratiedatum de onderneming opnieuw zal moeten beoordelen of de desbetreffende aandeelhouder nog steeds aandeelhouder is. Een langere registratiedatum maakt dat beter mogelijk.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts waarom is bepaald dat stemmen die voorafgaand aan de algemene vergadering via een elektronisch communicatiemiddel worden uitgebracht, niet eerder mogen worden uitgebracht dan op de uiterste dag van registratie (artikel 117b). En acht de regering het gewenst dat het vooraf stemmen via bijvoorbeeld een webboard openbaar is en als gevolg daarvan de uiteindelijke besluitvorming wordt beïnvloed? Wat gebeurt er als bij een BV van de mogelijkheid tot stemmen vooraf gebruik wordt gemaakt, waarna de desbetreffende aandeelhouder voorafgaand aan de algemene vergadering zijn aandeel verkoopt aan een nieuwe aandeelhouder? Aangezien het gaat om aandelen op naam is de vraag of het dan wenselijk is dat de nieuwe aandeelhouder zijn stem niet kan uitbrengen.

De leden van de CDA-fractie vragen of met dit wetsvoorstel onder «schriftelijk» in andere bepalingen eveneens een elektronisch communicatiemiddel begrepen mag worden. Deze leden wijzen bijvoorbeeld naar de artikelen 35 lid 4, 110 lid 1, 114a lid 1, 220 lid 1 en 224a lid 1.

De leden van de CDA-fractie constateren dat in het voorgestelde artikel 38 lid 6 alleen wordt gesproken over leden die een stem kunnen uitbrengen, terwijl lid 3 de mogelijkheid biedt om ook anderen te laten stemmen. Is het negende lid van artikel 38 ook niet van toepassing op artikel 41, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts of de gevolmachtigde in de artikelen 117a, 117b en 227a ook niet geïdentificeerd moet worden. In het verlengde daarvan willen deze leden ook vragen of de elektronische volmacht overeenkomstig artikel 113, vierde lid, ook niet aan de eis van leesbaarheid en reproduceerbaarheid moet voldoen.

Hoeveel beursgenoteerde bedrijven zullen, naar de verwachting van de regering, gebruik maken van de mogelijkheid proxy voting en solliciting toe te staan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Verwacht de regering op deze manier meer betrokkenheid aan de aandeelhouders en hoe gaat dat tot uiting komen?

De leden van de PvdA-fractie vragen voorts welk effect de mogelijkheid van elektronisch stemmen zal hebben op de kwaliteit van de discussie in de aandeelhoudersvergadering. Wat gebeurt er als een aandeelhouder reeds bij het begin van de vergadering een meerderheid van de stemmen achter zich heeft? Wordt daarmee de discussie een zinloze exercitie?

Hoe wordt, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, bij elektronisch stemmen rekening gehouden met de dynamiek van een aandeelhoudersvergadering. Hoe wordt rekening gehouden met ter vergadering ingebrachte nieuwe argumenten en nieuwe feiten? Kunnen de aandeelhouders die thuis of op kantoor zitten nog terugkomen op hun stem? Verdient het aanbeveling om te bevorderen dat aandeelhoudersvergaderingen op internet te volgen zullen zijn?

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of het waar is dat veel aandelen op de Amsterdamse effectenbeurs in handen zijn van buitenlandse beleggingsmaatschappijen. Is het waar dat door de mogelijkheid van elektronisch stemmen deze buitenlandse beleggingsmaatschappijen nu vaker zullen meestemmen? Betekent dit dat het Nederlands aandeel dan aantrekkelijker wordt, en zo ja, wat betekent dit voor de aandelenkoersen? Kan het ook betekenen dat de kwaliteit van het stemgedrag in aandeelhoudersvergaderingen omlaag zal gaan, omdat door de grote afstand buitenlandse beleggingsmaatschappijen te weinig zicht hebben op de gang van zaken in Nederlandse ondernemingen, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie erkennen dat het niet nieuw is dat de aandeelhouders hun stemgedrag al in een fase voorafgaand aan de algemene vergadering vast leggen. Zij vragen hoe vaak het in de praktijk voorkomt dat onder de huidige regelgeving al voorafgaand aan de algemene vergadering een meerderheid van stemmen is vastgelegd. Valt te verwachten dat dit zich met de nieuwe mogelijkheden (veel) vaker zal voordoen? Het is, zo menen deze leden, inderdaad aan de aandeelhouders zelf om te bepalen of zij de discussie en beraadslaging op de algemene vergadering van invloed willen laten zijn op hun stemgedrag. Het is echter de vraag of de regering tegelijkertijd er ook belang aan hecht om de algemene vergadering een plaats te laten zijn waar discussie de ruimte krijgt. De aan het woord zijnde leden hechten hier in ieder geval wel aan. Daarom vragen zij hoe kan worden bevorderd dat de discussie op de algemene vergadering van zo groot mogelijke waarde blijft. Een ander aspect dat hiermee samenhangt, is de vraag of er een vergadering voor de vergadering zal ontstaan? Is het de bedoeling dat andere aandeelhouders zicht krijgen op het stemgedrag van zij die elektronisch stemmen, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie vragen of de in artikel 119 vermelde registratiedatum niet te kort ligt op de algemene vergadering. In de Verenigde Staten, waar al langer wordt gewerkt met elektronische stemmogelijkheden, is de registratietermijn langer. Is de regering het met deze leden eens dat als voorwaarde voor het gebruik van elektronische stemmogelijkheden zal gelden dat er zekerheid bestaat over de stembevoegdheid van de personen die hiervan gebruik maken? Voor deze leden betekent dit dat er voldoende tijd moet zijn om de stembevoegdheid te controleren. Welke termijn zal volgens de regering voldoende ruimte bieden voor het verificatieproces? Ook vragen zij of de verwerver van aandelen op naam in een BV recht heeft de eerder elektronisch uitgebrachte stem te wijzigen?

De leden van de VVD-fractie vragen voorts waarom er een beperking is opgenomen over het tijdstip van stemmen. Waarom is bepaald dat de elektronische stemmen niet eerder kunnen worden uitgebracht dan de registratiedatum en tegelijkertijd dat via het communicatiekanaal de stemmen juist binnen moeten zijn op deze datum?

Artikel II

De voorgestelde redactionele wijziging van de artikelen 158 en 268 is voor de leden van de CDA-fractie een verbetering. De beperking van het belang van het quorumvereiste sluit aan bij de bedoelingen van de oorspronkelijke indieners van het amendement.

De leden van de CDA-fractie vragen of in de tweede volzin niet moet worden gesproken van «een meerderheid van de uitgebrachte stemmen» in plaats van «een meerderheid van de aandeelhouders». Deze leden vragen verder of er terecht sprake is van een «kan-bepaling» voor het bijeenroepen van een nieuwe algemene vergadering.

De voorzitter van de commissie

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie

Van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Vacature (algemeen), Vacature (algemeen).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GL), Hermans (LPF), Vergeer (SP).

Naar boven