Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 augustus 2018
In maart 20161 heeft mijn ambtsvoorganger u toegezegd een nadere duiding te geven van de rapportage
«Herziening van ecologische risicogrenzen voor arseen in de bodem»2 en hierbij de resultaten te betrekken van het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s
van arseen in de bodem en het grondwater in Apeldoorn, dat het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel
heeft uitgevoerd. De resultaten van dit laatste onderzoek zijn begin juli 2018 beschikbaar
gekomen3.
Arseen komt van nature in de Nederlandse bodem voor, maar kan ook door menselijke
activiteit in de bodem terechtkomen. De aanwezigheid van arseen in de bodem kan leiden
tot risico’s voor de ecologie en de gezondheid. Het gebruik van arseen is daarom steeds
meer aan banden gelegd. De norm, die in de regelgeving is opgenomen, is gebaseerd
op de laagste waarde van de risicogrenzen voor humaan-toxicologische en ecologische
risico’s. Voor arseen bepaalt de ecologische risicogrenswaarde van 76 mg/kg de hoogte
van de norm, en deze ligt ruim onder de vigerende risicogrenswaarde voor humaan-toxicologische
risico’s (576 mg/kg).
RIVM-rapport 2018
Als onderdeel van het onderzoek in opdracht van de Omgevingsdienst Veluwe IJssel naar
de gezondheidsrisico’s vanwege arseen in de bodem zijn in Apeldoorn concentraties
tussen 2 en 44 mg/kg gevonden. In hoeverre dit van natuurlijke oorsprong is, is niet
bekend. De waarden liggen onder de humaan-toxicologische en ecologische risicogrenswaarden.
Op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten wordt geconstateerd dat er geen
probleem is voor de gezondheid ten gevolge van de aanwezigheid van arseen in de bodem.
Dit geldt voor kinderen die op de bodem of bij waterspeelplaatsen spelen en voor mensen
die zelfgeteelde groenten eten.
RIVM-rapport 2015
Het RIVM geeft op basis van een literatuurstudie in de rapportage van september 2015
aan dat het effect van arseen op het bodemecosysteem groter is dan tot dan toe werd
verondersteld. Een gevolg kan zijn dat bacteriën en schimmels minder goed functioneren
en dat daardoor de essentiële functies die de organismen in de bodem verrichten minder
goed worden uitgevoerd. Hierdoor kan er bijvoorbeeld een tekort aan bepaalde voedingsstoffen
in de bodem ontstaan, dat vervolgens kan leiden tot dalende productiviteit van de
landbouw. Het RIVM adviseert daarom om de huidige ecologische risicogrenswaarde aan te passen van 76 mg/kg naar 20,26 mg/kg. Het RIVM geeft geen
advies om de humaan-toxicologische risicogrenswaarde voor arseen aan te passen.
Risicogrenswaarden en normen
De risicogrenswaarde vormt een basis voor de norm. De norm bepaalt vervolgens de mogelijkheden
om gebruik te maken van de grond. Bij het bepalen van de ecologische risicogrenswaarde
wordt onder meer rekening gehouden met een gemiddelde natuurlijke achtergrondconcentratie
van arseen in de Nederlandse bodem. De achtergrondconcentratie voor arseen varieert
in Nederland fors. Vooral in klei- en veengronden zijn relatief hoge achtergrondconcentraties
aanwezig. Uitgaande van de door het RIVM voorgestelde ecologische risicogrenswaarde
betekent dit dat op basis van de arseengehalten uit de Geochemische bodematlas van
Nederland 5 tot 25% van de klei- en veengronden in Nederland boven de door het RIVM
voorgestelde ecologische risicogrenswaarde zit. Het overgrote deel van dit arseen
heeft een natuurlijke oorsprong. Bij een groot deel van de klei- en veengronden in
Nederland zouden dan extra beperkingen gelden voor het grondverzet en het hergebruik
van grond, bijvoorbeeld bij het bouwrijp maken van terreinen.
Conclusie
Gezien het feit dat de arseengehalten van een groot deel van de Nederlandse bodem
reeds van nature de voorgestelde aangescherpte ecologische risicogrenswaarde overschrijden,
acht ik de maatschappelijke consequenties van aanpassing van de norm momenteel groot.
Daarbij neem ik mee dat de betreffende waarden onder de humane risicogrenswaarden
liggen en er dus geen risico’s voor de mens in het geding zijn.
Gelet op de bovenstaande overwegingen heb ik besloten de norm voor arseen in de bodem
op basis van beide rapportages van het RIVM op dit moment niet aan te passen. De normering
voor arseen zal wel worden meegenomen in een breder onderzoek dat het RIVM in mijn
opdracht uitvoert naar de actualiteit van de risicomethodieken voor de beoordeling
van chemische stoffen in de bodem. Dit onderzoek is gestart in 2018; de resultaten
komen in 2020 beschikbaar.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer