Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30015 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30015 nr. 5 |
Vastgesteld 31 oktober 2005
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en de commissie voor de Rijksuitgaven2 hebben op 15 september 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:
– het rapport van de Algemene Rekenkamer Voortgang bodemsanering, aangeboden 8 maart 2005 (30 015, nrs. 1, 2);
– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 7 april 2005 met Visie bodemsaneringsbeleid en reactie rapport Algemene Rekenkamer (28 199, nr. 11);
– de brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 11 mei 2005 met antwoorden op feitelijke vragen over rapport Algemene Rekenkamer Voortgang bodemsanering (30 015, nr. 3);
– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 17 mei 2005 met het jaarverslag bodemsanering over het jaar 2004 (VROM050617);
– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 10 juni 2005 met antwoorden op feitelijke vragen over rapport Algemene Rekenkamer Voortgang bodemsanering (30 015, nr. 4);
– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 10 juni 2005 met evaluatierapport beleidsvernieuwing bodemsanering en het model en de scenarioberekeningen van het RIVM (28 199, nr. 12);
– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 30 mei 2005 over asbestproblematiek Goor en omgeving (25 834, nr. 31);
– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 4 augustus 2005 met de antwoorden op de vragen over Visie bodemsaneringsbeleid (28 199, nr. 14);
– de brief van de staatssecretaris van VROM d.d. 19 juli 2005 over hoofdlijnen prioritaire projecten uitvoeringsprogramma bodembeleid (28 199, nr. 13).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Koopmans (CDA) merkt op dat het rapport van de Algemene Rekenkamer over bodemsanering in Nederland de effectiviteit daarvan ter discussie stelt. Een samenhangende planning ontbreekt, het nieuwe beleid behoeft uitwerking, de effecten zijn om budgettaire redenen pas na 2010 zichtbaar, de kwaliteit van de bodemsanering is nog niet gewaarborgd en het huidige bestuurlijke arrangement met gemeenten en provincies levert niet het gewenste resultaat op. Nadere beschouwing leert echter, net zoals de rondetafelconferentie, dat het bodemsaneringsbeleid in Nederland niet getypeerd kan worden als een zootje. Veel organisaties zijn tevreden, maar eisen daarnaast verbetering en verduidelijking van het beleid, met het gebrek aan geld als een gedeelde zorg.
De kritiek van de Algemene Rekenkamer over de planning is juist, maar ook voorbarig. Niemand kan van VROM verwachten dat op basis van de net verschenen nieuwe criteria een nieuwe indeling van zeshonderdduizend saneringen voorhanden is. Wanneer is dat nieuwe overzicht volledig en compleet?
De heer Koopmans leest in het rapport de aanbeveling om meer instrumentarium voor kostenbeheersing in te zetten en om nadere eisen te stellen aan het toezicht op de kwaliteit van de sanering en om de onafhankelijkheid van de milieukundig begeleider te borgen. Ook moet over rechtmatigheid en doelmatigheid meer informatie worden verzameld. Hoe wil de staatssecretaris een en ander vorm en inhoud geven? Bezoek aan een saneringslocatie in Breda laat overigens gauw zien hoe ingewikkeld en bijna onmogelijk het is om de door de Raad van State voorgeschreven weg te volgen.
De aanbeveling om het bodemsaneringsbeleid te centraliseren valt niet in goede aarde. Volgens het RIVM vindt 90% van de sanering plaats als onderdeel van maatschappelijke ontwikkelingen. Centralisatie naar een lege kas is dan ook de verkeerde weg. Gemeenten kunnen bouwmogelijkheden met saneringen combineren, kunnen met het bedrijfsleven een geïntegreerde aanpak ontwikkelen en kunnen aansluiting zoeken bij prioriteiten en maatschappelijke ontwikkelingen in een regio. Deze decentrale aanpak moet dan ook versneld en vergroot worden. Deelt de staatssecretaris de unanieme kritiek op de bedrijvenregeling? Die moet omgebogen worden naar een betere, meer handzame en meer toegepaste regeling, onder meer door het jaartal 1975 te wijzigen. Nu kan 90% van de bedrijven juist door dat jaartal niet van deze regeling gebruik maken.
De heer Koopmans hoorde bij de rondetafelconferentie kritiek op starre regelgeving. Op welke wijze kan de creativiteit van betrokkenen bij sanering vergroot worden zonder de kwaliteit geweld aan te doen? De DCMR (Milieudienst Rijnmond) is van mening dat de door de staatssecretaris ingezette lijn niet leidt tot minder en meer eenvoudige regels. Op 9 juni 2005 is overigens reeds toegezegd het knelpunt in het Bouwstoffenbesluit op te lossen. MKB Nederland vraagt naar één beleidskader voor bodem, grond en bagger. Hoe kijkt de staatssecretaris tegen dit idee aan? En wat te denken van de oprichting van het Bodemcentrum aansluitend aan de BSB-operatie (bodemsanering bedrijfsterreinen)? Hoe kan kostenbeheersing vorm en inhoud gegeven worden? Wat vindt de staatssecretaris van de opmerking dat niemand nog risico's durft te nemen, zodat veel saneringen duurder uitvallen dan noodzakelijk? Angst voor controle en rapportages achteraf blijkt ook hierbij contraproductief te werken. Heeft de staatssecretaris andere voorstellen om de multiplier van 2,3 op de afgesproken 4 te krijgen?
Bestuurlijke binding van de middelen voor de komende jaren lijkt geen voorwaarde voor creativiteit en het inspelen door decentrale overheden. De conclusie in de Evaluatie beleidsvernieuwing bodemsanering om alleen spoedeisende locaties te saneren lijkt logisch, maar sluit niet aan bij de dynamiek van ontwikkelingsmogelijkheden. Deze spanning is slechts met maatwerk door provincies en gemeenten op te lossen. Is de staatssecretaris van zins om beleidskeuze en uitvoering hierop aan te passen?
De ONRI (Organisatie van advies- en ingenieursbureaus) wil meer vrijheid bij uitvoering en meer toezicht bij opleveren door wettelijke erkenning van intermediairs en meer professionaliteit bij de handhavers. Deelt de staatssecretaris de opvatting dat de VROM-inspectie meer naar daadwerkelijke resultaten moet kijken in plaats van naar de voortgang in dossiers? Op welke wijze kan de rol van de milieukundig begeleider worden verbeterd en geborgd?
De heer Koopmans vindt de kritiek op de plannen minder interessant. Belangrijker is dat direct in en om de uitvoering van bodemsanering een aantal verbeteringen aan te brengen is.
Mevrouw Roefs (PvdA) is somber gestemd door de verschillende rapporten. De doelstellingen worden niet gehaald en een schone Nederlands bodem wordt doorgeschoven van 2015 naar 2030. Het kabinet heeft bovendien op dit punt een bezuiniging doorgevoerd. Het onderwerp is wellicht niet sexy en is geen aanleiding voor een hype, maar een schone bodem is de basis voor welvaart en welzijn. Aan bodemsanering wordt gigantisch veel geld uitgegeven, zonder dat een begin van een oplossing in beeld komt. Daarop is de doelstelling bijgesteld van urgentiesystematiek naar spoedeisend saneren. In 2015 zijn echter slechts twaalfhonderd spoedeisende locaties gesaneerd. Voor de dertienduizend andere spoedeisende locaties hoeft dan alleen maar een beschikking af te zijn gegeven.
De brief van 19 juli bevat echter het begin van een visie op sturing van bodemsanering, grond en bagger, wellicht gestimuleerd door de rondetafelconferentie. Is de staatssecretaris bereid, de gevraagde impulsen te geven?
Mevrouw Roefs stelt een openruimteheffing voor op het bouwen in het groen om sanering van binnenstedelijke locaties te bekostigen. Verricht de staatssecretaris wel onderzoek naar de eerder voorgestelde verhandelbare bodemsaneringsrechten voor gemeenten? Een rapport van eind 2004 over bedrijventerreinen concludeert reeds dat nader onderzoek moet worden gedaan. De sector maakt weinig gebruik van reeds bestaande en nog te ontwikkelen innovatieve technieken. Die worden niet ingezet omdat risicovolle saneringen worden gemeden. Is de staatssecretaris bereid experimenteergebieden of -mogelijkheden aan te wijzen waarbij het risico mede door de rijksoverheid wordt gedragen?
Wordt Kwalibo (kwaliteitsborging) verplicht en wettelijk ingevoerd? Is Nederland op het vlak van bodemsanering Europa-proof? Bestaat er een mogelijkheid om reeds gereserveerde gelden alsnog in te zetten langs de lijnen van de nieuwe filosofie? Kan de staatssecretaris een beeld geven van hoeveel maatschappelijke projecten door vertraging bij sanering in de ijskast staan? Hoe denkt de staatssecretaris over een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden voor grond van perceelseigenaren enerzijds en die voor diepere grondlagen en dieper grondwater van de overheid anderzijds?
Mevrouw Roefs heeft de indruk dat de staatssecretaris de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over de dubbelepettenproblematiek niet volledig overneemt. Klopt dat? Waarom niet?
De heer De Krom (VVD) vindt dat er veel goeds over het beleid te melden is. Het multifunctionaliteitscriterium is vervallen. Na een reeks kritische rapporten van de Algemene Rekenkamer is de staatssecretaris op weg om de kosten beter beheersbaar en inzichtelijk te maken. De onderzoeksinspanningen van de gemeenten zijn verhoogd. Het aantal gesaneerde locaties en het aantal saneringen gaat omhoog. Ook wordt het bedrijfsleven er meer bij betrokken. Wanneer komt de aangekondigde Kwalibo-maatregel naar de Kamer?
Het is onaanvaardbaar als de gezondheid van mensen en de stand van de ecologie daadwerkelijk risico's lopen. In die gevallen moet direct worden gesaneerd. De risico's en de hoogte daarvan moeten dan wel duidelijk zijn. Nederland telt 425 000 locaties met ernstige verontreiniging. Omdat maar een klein deel daarvan wordt gesaneerd, de zogenaamde 14 000 urgente locaties, valt het begrip ernstig blijkbaar wel mee. Hoe kan het aanvaardbaar worden geacht dat het tien jaar duurt voordat de urgente gevallen zijn opgeruimd? Overigens zijn er ook nog 12 spoedeisende locaties. Omdat de keuze van de locaties en het tempo van de sanering worden bepaald door ruimtelijke ordening of wijziging van bestemming, is bovendien altijd onduidelijk of de urgente of spoedeisende locaties als eerste aan bod komen.
De heer De Krom nodigt de staatssecretaris uit om in gewone taal uit te leggen hoe groot de risico's van bodemverontreiniging zijn. Volgens het Milieu- en Natuur Planbureau zijn de ecologische risico's onvoldoende onderbouwd en aangetoond. Het beleid is volgens deze organisatie gebaseerd op perceptie en het voorzorgbeginsel. Zo blijkt minder dan 1% van de mensen zich druk te maken over de kwaliteit van de grond waarop zij wonen. Kan de staatssecretaris feitelijk onderbouwen waarom in Nederland 21 mld. wordt uitgegeven aan bodemsanering? De regering besteedt veruit het meeste geld in Europa aan bodemsanering per hoofd van de bevolking. Hoe garandeert de staatssecretaris dat steeds de best beschikbare technieken worden ingezet? Hoe is het, gezien de bepalende factoren voor de keuze van locaties en het tempo van sanering, mogelijk om data te noemen waarop de saneringsoperaties zijn afgerond? Die hangen toch af van zaken waarop de staatssecretaris weinig invloed heeft?
Wordt er een rookgordijn opgetrokken door de vele belanghebbende partijen om ervoor te zorgen dat de golf van saneringen ongemoeid doorrolt, surfend op een bak met geld? Duizenden ambtenaren, adviesbureaus en saneringsbedrijven eten immers goed van de in totaal reeds uitgegeven 8 mld. Wat leveren dergelijke operaties echter aan gezondheids- en milieuwinst op? Is de staatssecretaris bereid, het CPB te vragen om de maatschappelijke kosten en baten van uitgevoerd en voorgenomen beleid in kaart te brengen?
De heer De Krom vindt het bestuurlijke en financiële instrumentarium voor bodemsanering, BSB, ILG (Investeringsbudget landelijk gebied) en ISV (investeringsbudget stedelijke vernieuwing) nog het meest lijken op een bord spaghetti. Hoe bepalen EZ, provincies, gemeenten en waterschappen onderling de prioriteiten? De schandalige praktijk laat zien dat het vaak de bedrijven zijn die de communicatie tussen de verschillende overheden faciliteren. De overheid als hindermacht moet dringend worden vervangen door een eenduidige verantwoording en geldstroom. De integratie van beleid voor bodem, bagger en waterbodem moet veel beter. Ook de uitvoering laat een veelheid aan verschillende organisaties zien. Moet daar ook niet eens grondig de bezem door? Concurreren de gemeentelijke grondbedrijven bovendien niet oneerlijk met private saneerders?
De reeks rapporten van de Algemene Rekenkamer, RIVM en de VROM-inspectie laat een weinig vrolijk noch SMART-beeld zien van de bodemsanering. Gelukkig is er nog tijd tot het jaar 2010 om het beleid voor de periode daarna fatsoenlijk in de steigers te zetten. Dat beleid moet gebaseerd zijn op de volgende uitgangspunten. Duidelijke prioritering gebaseerd op aantoonbare risico's. Garantie voor kosteneffectiviteit en inzet van de best beschikbare technieken. Duidelijk en uniforme normen met het oog op afrekenbaarheid. De uitvoeringsorganisaties die langs elkaar werken moeten op orde worden gesteld. Van de diverse maatschappelijke organisaties moet een gestructureerd geheel worden gemaakt. Certificering bij intermediairs met volledige scheiding tussen uitvoerders en controleurs. Adequate handhaving en controle met een hoge pakkans. Decentrale uitvoering met ruimte voor optreden van het Rijk bij grote projecten. Geen valse concurrentie door overheidsorganisties en geen Europees bodembeleid.
Mevrouw Van Velzen (SP) betreurt vijfentwintig jaar bodemsanering in Nederland. Het door het RIVM geschetste beeld is weinig vrolijk met 425 000 ernstig verontreinigde locaties in Nederland. Bovendien blijkt er 18 mld. nodig voor de komende vier jaar in plaats van de door het kabinet uitgetrokken 1 mld. Onduidelijk is echter welke locaties direct aangepakt moeten worden met het oog op de volksgezondheid. De grote bedragen vergen dan ook inzicht in de locaties. De staatssecretaris gaat uit van een multiplier van 4, wat niet haalbaar blijkt. Het bedrijfsleven draagt niet genoeg bij, zodat de multiplier op 2,3 blijft steken.
De Algemene Rekenkamer schetst een alarmerend beeld: geen samenhangende planning, vraagtekens bij effectiviteit, kwaliteitsborging en het functioneren van de lagere overheden. De staatssecretaris neemt het probleem serieus en stelt de nodige maatregelen voor: verbetering van borging en handhaving en er komt certificering. Gaat dat echter werken? Is de huidige structuur inzichtelijk genoeg voor controle door het parlement? Ook in de praktijk blijkt fysieke controle bij saneringsprocessen amper aanwezig. Levert een betere handhaving zonder extra middelen voor de VROM-inspectie een verbetering op? Ten koste van wat gaat de extra aandacht van de inspectie voor de bodemsanering?
Mevrouw Van Velzen ziet deelname van projectontwikkelaars en het bedrijfsleven aan saneringsoperaties als kansrijk, zeker als het gaat om bouwlocaties. Dan blijven er echter nog veel minder kansrijke locaties over, zoals de stort van Troost in het nationaal park De Biesbosch. Niemand wil toch dat daar gebouwd gaat worden? Hoe wordt in het voorbeeld van Dordrecht, met gebrek aan expertise en urgentie, de decentrale aanpak doorbroken om tot een oplossing te komen?
Een onderzoek van het wetenschappelijk bureau van de SP toont aan dat een bedrijf moedwillig asbest (ethaniet) in het milieu heeft verspreid, terwijl men al langdurig op de hoogte was van de kwalijke gevolgen voor de volksgezondheid. Dat heeft een aantoonbaar bodemprobleem voor de volksgezondheid als gevolg, maar er blijkt simpelweg geen geld te zijn voor sanering. De staatssecretaris is inmiddels in het bezit van een onderzoek naar de impact van asbest in de omgeving op de volksgezondheid. Het gaat om een voor omwonenden gevaarlijke situatie. Waarom wordt bij het asbestprobleem het principe de vervuiler betaalt niet uitgewerkt om de meest urgente vervuilingen te financieren?
Mevrouw Van Velzen krijgt veelvuldig meldingen van fraude bij asbestsanering, met name bij de ruimte-voor-ruimteregeling. Het gaat daarbij veelal om varkensstallen in het zuiden van het land. Nu blijkt in de gemeente Schiedam na aanstelling van deskundige toezichthouders asbestsanering (dta) de vervuilde grond gewoon in de open lucht in schepen wordt geladen. Wat denkt de staatssecretaris hieraan te doen?
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris vindt bodemsanering een dossier dat bij bestuurders en burgers de nodige emoties kan oproepen. Nederland kent gelukkig een mentaliteit waarin risico's voor de gezondheid van mensen en voor het milieu worden aangepakt vanuit het voorzorgsprincipe. Nederland is daarnaast een buitengewoon druk bevolkt land met een geweldig grote milieudruk. Het resultaat van jaren bouwen, wonen en werken is dat het land bezoedeld is geraakt met vervuilde locaties. Gezien de beperkte ruimtelijke mogelijkheden is Nederland gedwongen om de grond op te schonen en te herstellen voor nieuwe functies.
De angsten van mensen voor bepaalde gezondheidsrisico's spelen natuurlijk een rol, zoals bij asbestverontreiniging. Daarbij is dan ook sprake van een unieke relatie tussen asbest en specifieke gezondheidsproblemen.
De staatssecretaris merkt op dat vijfentwintig jaar geleden op basis van emoties grote bedragen zijn uitgegeven binnen zeer korte tijd. Dergelijk type beleid kan Nederland zich niet meer veroorloven. Dat wil niet zeggen dat eventuele zeer grote risico's niet goed aangepakt kunnen worden. Soms is niet duidelijk welke (mogelijke) risico's voor mens en milieu er precies worden gelopen, zeker op de lange termijn. Daarom wordt bij verontreinigde grond het risico heel nuchter in relatie gebracht met de functie van de grond. Bij verandering van het gebruik, bijvoorbeeld naar bouwen, wordt echter uit voorzorg de troep opgeruimd. Dat is iets anders dan het lukraak geld uitgeven op basis van slechts gepercipieerde risico's.
Het doel is om voor het jaar 2015 de locaties te schonen waarvan op basis van RIVM-studies is aan te geven dat die binnen tien jaar aan de beurt moeten komen. Dat zijn volgens berekening 15 000 gevallen waarvan 1200 spoedeisend. De reden daarvoor is dat reeds bij het huidige gebruik risico's worden gelopen. De prioriteitstelling is, binnen het aangegeven budget, overgedragen aan de verstandige keuze van provincies en gemeenten. Bij exceptionele, onverwachte en onmiddellijke risico's voor de volksgezondheid zal het Rijk overigens nooit aan de zijlijn blijven staan, bijvoorbeeld bij de asbestproblematiek. Voor de periode na 2015 kan sanering plaatsvinden op het moment dat de functie van een locatie verandert. Dit is een volstrekt geloofwaardige en redelijke aanpak. De bal ligt in deze aanpak bij degene, bijvoorbeeld een bedrijf, die aanstuurt op verandering in gebruik.
De staatssecretaris is zich ervan bewust dat deze sturingsfilosofie afhankelijk is van een goede documentatie van de vervuiling in Nederland. Vandaar dat een landsdekkende inventarisatie is uitgevoerd. Bij dit dossier kiest de regering voor een principiële taakverdeling. De overheid is normstellend, borgt de kwaliteit en faciliteert bij bodemsaneringsoperaties. Daarbij passen geen gedetailleerde voorschriften of gedetailleerde planning. Overigens vindt de ontwikkeling van de systematiek voor bepaling van risico's voor verontreinigde stoffen door het RIVM plaats conform de systematiek van het gehele milieubeleid.
De Algemene Rekenkamer uit kritiek op beleid, planning, uitvoering en controle. Op het vlak van controle moet de prestatie inderdaad verbeterd worden. Er worden dan ook veel activiteiten uitgevoerd in termen van borging. De kritiek op de planning valt minder goed. De Algemene Rekenkamer gaat uit van een SMART-werkwijze en een gedetailleerde planning op jaarschijven. Een dergelijke centrale commandosturing werkt niet op dit beleidsterrein, omdat juist gebruik gemaakt moet worden van de koppeling tussen sanering en ruimtelijke ontwikkeling en dus de planning op lokaal of regionaal niveau. De basisfilosofie is het borgen van een goede afweging welke maatregelen noodzakelijk zijn en het faciliteren van de uitvoering. Het uitgangspunt is bovendien dat voor de periode tot 2015 het budget ten principale voldoende is voor gemeenten en provincies om alle problemen op te lossen. In dat jaar moet het probleem voor het huidig gebruik opgelost zijn.
De staatssecretaris merkt op dat in totaal nog een tekort van 900 mln. tot 1 mld. resteert. Bij de voor de staatsfinanciering noodzakelijke bezuiniging is bewust gekozen om de budgetten voor geluid en bodemsanering te korten. Bij deze twee posten kan men er immers van uitgaan dat hiermee geen onomkeerbare risico's voor de gezondheid van mens en milieu wordt gelopen. Wellicht liggen er nog mogelijkheden in het Fonds Economische Structuurversterking (FES) in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling. Ook kunnen voor de komende jaren mogelijk reguliere budgetten ingezet worden. De economische groei van Nederland staat immers niet stil tot 2015. Misschien dat bij situaties zonder aansprakelijkheid, met de 1975-grens, bedrijven bereid zijn problemen mede op te lossen tegen de achtergrond van het principe van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Meer in het algemeen wordt de financiële kant niet als onoverkomelijk gezien.
Heffingen op gebruik van de open ruimte worden niet wenselijk geacht, ook gezien de snel stijgende bouwkosten in relatie met andere milieuvraagstukken en -eisen. Ook wordt een systeem van verhandelbare rechten niet als geëigend gezien. Mogelijke oplossingen gaan meer in het algemeen niet samen met een betekenisvolle lastenverzwaring. Als de bodemsanering niet in de stedelijke gebieden wordt aangepakt, wordt de druk om te bouwen in het landelijk gebied slechts groter. Naar de discussie over de komende kosten-batenanalyse kijkt de staatssecretaris vol vertrouwen uit.
Begin volgend jaar zal de Kamer een objectieve kosten-batenanalyse door derden ontvangen als basis voor een discussie. Overigens heeft het CPB positief gereageerd op de voorstellen die de regering op prinsjesdag zal aankondigen in het kader van FES-middelen voor bodemsanering.
De staatssecretaris wijst erop dat de Hoge Raad heeft bepaald dat de verantwoordelijkheid voor bodemverontreiniging van voor het jaar 1975 niet ten laste van de bedrijven mag komen. Bij bijvoorbeeld ethaniet is die grens nog eens getest op houdbaarheid. Ondanks de nodige procedures met veel ambtelijke inzet blijkt dat niet erg succesvol. Vandaar dat een nieuwe weg is ingeslagen door met het Nederlands bedrijfsleven om tafel te gaan om de milieuschuld uit het verleden op te lossen. De Kamer ontvangt binnenkort een brief over de stand van zaken. Voor de periode na 1975 ligt er geen alternatief voor de aansprakelijkheidsstelling.
Het conceptbesluit voor een Beleidskader grond, bodem, bagger, inclusief regeling van de uitvoering, staat in de planning voor de maand december. Het Bouwstoffenbesluit ligt op het met de Kamer afgesproken schema. Het Besluit uniforme sanering wacht op een aanpassing van de wet, die momenteel bij de Eerste Kamer ligt.
De staatssecretaris erkent dat in de praktijk van de bodemsanering risicomijdend gedrag de boventoon voert. Eventuele risico's tracht men door te schuiven naar anderen in een steeds meer juridisch proces. Controle is en blijft echter nodig in het traject, vandaar ook het ingezette Kwalibo-traject. Juist hierom is gekozen voor een evenwichtige benadering, zoals te zien is in de voortgangsrapportage. Alles is er daarnaast op gericht om een aanzienlijke reductie aan administratieve lasten te realiseren.
Op verzoek van VNO-NCW is hen ruimte geboden om voor 1 oktober alternatieven te presenteren voor aspecten van de Kwalibo-regeling. Vandaar dat de Kamer deze regeling iets later toegestuurd krijgt. De Nederlandse aanpak blijkt Europa-proof, na toetsing aan het EG-verdrag en door de Raad van State en het ministerie van Justitie. Het effect van de dienstenrichtlijn (Bolkesteinrichtlijn) is nog onduidelijk. De staatssecretaris zegt de Kamer een brief toe over eventuele problemen met oneerlijke concurrentie van gemeentelijke grondbedrijven bij saneringen. De Kaderrichtlijn bodem, een eventuele Europese richtlijn, wordt door de Nederlandse regering afgewezen ten gunste van goede onderlinge afstemming van de Europese aspecten van de verschillende strategieën.
De staatssecretaris vindt een scherpere scheiding in verantwoordelijkheden nodig voor bovengrond, diepere grond en grondwater. Een goed zicht op probleem en veroorzaker daarvan is een gevolg van lokale identificatie. Dit proces wordt ingezet om de verschillende aspecten van vervuiling goed te scheiden. Bij meer diffuse problemen, vaak oude en diepe verontreinigingen, is de oplossing per definitie collectief van aard, met een rol van de overheid. Experimenten en kennisontwikkeling op dit terrein is van belang. Met de SKB (Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem) is een kennisplatform opgericht om met nieuwe technieken en experimenten aan de gang te gaan. Provincies en gemeenten kunnen een en ander toepassen waarbij Bodemplus faciliteert. Het beeld van de diverse uitvoeringsorganisaties moet helder en eenduidig worden gemaakt.
Het proces van bodemsanering is complex, ook door de betrokkenheid van veel organisaties. Een decentrale aanpak in samenwerking met het bedrijfsleven heeft echter als gewenst gevolg dat er veel lokale en bedrijfsinitiatieven zijn voor het leveren van maatwerk. Dat lijkt onoverzichtelijk, maar dit negatieve beeld van een woud aan organisaties verbloemt de te verkiezen lijn van decentraal maatwerk. Niet alles behoeft uniformering en een strakke centrale aansturing. Wellicht dat de overheid een betere samenwerking tussen maatschappelijke organisaties kan stimuleren. Als daartoe aanleiding bestaat, zal de Kamer daarover een brief ontvangen.
De staatssecretaris merkt op dat de reeds doorgevoerde vereenvoudiging van de bedrijvenregeling op een redelijk draagvlak bij het bedrijfsleven kan rekenen. Als verandering van de regeling inhoudt dat de rijksoverheid een financiële bijdrage levert voor verontreiniging van vóór 1975, zal dat met zeer grote zekerheid door de Europese Commissie als staatssteun ervaren worden. De Kamer ontvangt in relatie hiermee een brief over de problematiek van verandering van de datum van 1975.
Bij het effect van de multiplier is gewerkt met een aanname, gebaseerd op ervaringen tot nu toe, van de overheidsbijdrage en de bijdrage van derden. Dat effect is echter anders dan gehoopt. Dit roept de vraag op of verwacht kan worden dat de multiplier nog omhoog kan gaan in de gekozen methodiek. Daarin gaat het immers om een «best professional judgement», afhankelijk van het probleem, de uitvoeringsmodaliteit en de prijzen van grond en bouwgrond. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat drastische wijzigingen mogelijk zijn. Het gaat al met al om een redelijke inschatting.
De heer Koopmans (CDA) vindt dat het CPB betrokken moet zijn bij de reeds toegezegde kosten-batenanalyse. Er moet geld uit de samenleving gegenereerd worden voor bodemsanering. De reactie van de staatssecretaris op het probleem met de te lage multiplier is dan ook onvoldoende. Door vereenvoudiging en het anders inrichten van de bedrijvenregeling moeten meer middelen opgebracht worden. Dit punt moet centraal staan bij de uitwerking van nog komende besluiten.
Mevrouw Roefs (PvdA) kan zich goed vinden in de door de staatssecretaris geformuleerde uitgangspunten. Wat is echter het antwoord van de staatssecretaris op de kritiek van de Raad van State op de controle? Hoe borgt de staatssecretaris de onafhankelijkheid van de milieukundig begeleider?
De heer De Krom (VVD) herhaalt dat het bodemsaneringsbeleid slechts gebaseerd is op gepercipieerde risico's en het voorzorgbeginsel, zonder feitelijke data en inzicht in de omvang van de risico's. In feite stelt de staatssecretaris voor, een dak boven Nederland te bouwen omdat er misschien ooit een meteoriet op Nederland valt. Hiervoor mag dan ook zeker geen geld uit het FES worden aangewend.
De toezegging van de staatssecretaris voor een kosten-batenanalyse van het bodemsaneringsbeleid wordt op prijs gesteld. Een oplossing van de spaghettiproblematiek van uitvoeringsregelingen wordt vol spanning afgewacht.
Mevrouw Van Velzen (SP) ziet een probleem met de handhaving door het vage beleid. Zo stelt de staatssecretaris in zijn brief dat groot gewin behaald kan worden met het niet-naleven of creatief toepassen van wet- en regelgeving bij het bodembeleid.
Shell heeft troep gedumpt bij de stort van Troost in de Biesbosch. Moet daarbij ook niet het principe de vervuiler betaalt worden toegepast? De gemeente Dordrecht kan het probleem van deze vervuilde locatie die al in het jaar 2005 gesaneerd had moeten zijn, niet aan. Hoe wordt ervoor gezorgd dat dit probleem met voorrang wordt aangepakt?
De staatssecretaris vindt het volstrekt logisch dat ook het CPB betrokken wordt bij de toegezegde, brede kosten-batenanalyse. De suggestie dat bij het bodemsaneringsbeleid Nederland grote bedragen uittrekt voor het oplossen van problemen die helemaal geen gezondheidsrisico's met zich brengen wordt verworpen. Bodemsanering heeft behalve directe gezondheidseffecten voor omwonenden gevolgen voor het voorkomen van verspreiding van verontreinigd grondwater, ook voor de komende generaties.
Er is weinig beweging te constateren die kan leiden tot een hogere multiplier. Dat hangt ermee samen dat iedereen zit te wachten op het voor december toegezegde beleidskader. Als ook dat kader niet leidt tot de gewenste beweging, moet dit punt opnieuw in de Kamer besproken worden.
De staatssecretaris geeft aan in een brief van begin april aan de Kamer vrij uitgebreid in te zijn gegaan op maatregelen om de kwaliteit te waarborgen. Grote organisaties worden gestimuleerd om opdrachten te bundelen, gericht op kennis- en kwaliteitsvergroting. Het bedrijfsleven gaat met het oog hierop een Bodemcentrum oprichten. Er komt een AMvB gericht op het verduidelijken en versimpelen van verschillende regimes voor grond en bodem, en aanpassing van het Bouwstoffenbesluit. Toezicht en handhaving zijn in het jaar 2004 overigens in kwantitatieve zin vergroot. Nu zijn de inspanningen gericht op verbeterde kwaliteit met onder meer nieuwe instrumenten in de Wet bodembescherming, het werk met de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodem (SIKB) en de VROM-inspectie en de uitvoeringsorganisaties Bodemplus.
Het probleem van Dordrecht bestaat uit vervuilingen die zijn ontstaan voor 1975, met alle problemen van verantwoordelijkheden en juridische procedures van dien.
– De staatssecretaris laat onafhankelijk onderzoek verrichten door het CPB naar de maatschappelijke kosten en baten van de bodemsaneringsoperatie. Het resultaat zal de Kamer begin 2006 bereiken.
– De staatssecretaris stuurt een brief naar de Kamer waarin de verschillende rollen van de actoren in het bodemsaneringsproces uiteen worden gezet met het oog op de efficiency.
– De staatssecretaris informeert de Kamer nader over de grondslag om te kiezen voor 1975 als jaartal wat betreft de grens voor subsidieverlening bij de bedrijvenregeling in relatie tot de staatssteunproblematiek.
– De staatssecretaris zegt toe de Kamer een brief te sturen over eventuele problemen met oneerlijke concurrentie van gemeentelijke grondbedrijven bij saneringen.
Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD) en Lenards (VVD).
Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser Kaya (D66), Gerkens (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD) en Van der Sande (VVD).
Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Bakker (D66), ondervoorzitter, Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA) en Schippers (VVD).
Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Van der Vlies (SGP), Van Egerschot (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Omtzigt (CDA), Vergeer (SP), Jan de Vries (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Varela (LPF), Kalsbeek (PvdA), Van Beek (VVD) en Hofstra (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30015-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.