30 015 Bodembeleid

Nr. 111 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2022

De bodem is een belangrijk onderdeel van onze leefomgeving en vervult tal van functies voor mens en natuur. De bodem speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol bij de productie van voedsel, dient als plaats om op te wonen en te leven en houdt regenwater vast. Wegens het belang van de bodem is bodem samen met water sturend in de ruimtelijke ordening1. De afgelopen jaren is al hard gewerkt aan een verbetering van de bodemkwaliteit. Op veel plekken in Nederland is er echter nog veel te doen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Interprovinciaal overleg (IPO), de vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) willen hier gezamenlijk de schouders onder zetten, omdat iedere Nederlander recht heeft op een schone en gezonde leefomgeving. In dit kader wordt u met deze brief geïnformeerd over de bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond 2023 t/m 2030 en de aanpak van bodemverontreiniging en de inzet van de middelen hiervoor. Met deze brief wordt voldaan aan de toezegging in de verzamelbrief bodem van 2 mei 20222 om u over nieuwe meerjarige afspraken bodem te informeren en de toezegging met betrekking tot regionale kennis-schakels die aan u is gedaan tijdens het commissiedebat leefomgeving van 9 september 2021 (Kamerstuk 32 861, nr. 69) naar aanleiding van een vraag van de heer Peter de Groot van de VVD.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de gemaakte bestuurlijke afspraken, vervolgens op de verdeling van de middelen voor o.a. bodemsanering en bodemonderzoek aan decentrale overheden en bedrijven en tot slot wordt kort ingegaan op toekomstgericht bodemsaneringsbeleid.

1. Bestuurlijke afspraken bodem

Op 24 november 2022 zijn bestuurlijke afspraken over Bodem en ondergrond gemaakt tussen het IenW, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen UvW voor de periode van 2023 tot en met 2030. VNG en IPO hebben daarbij een voorbehoud gemaakt met betrekking tot afstemming van de afspraken met hun achterban. Op 8 en op 15 december 2022 hebben VNG en IPO aangegeven definitief akkoord te zijn. Daarmee zijn de afspraken bekrachtigd.

Deze afspraken betreffen:

  • 1. de samenwerkingsagenda bodem en ondergrond;

  • 2. vervolgaanpak herstelmaatregelen bodem;

  • 3. kennisontwikkeling en -deling.

  • 4. inzet van financiële middelen, robuuste uitvoering, evaluatie en monitoring;

Voor de uitvoering van de bestuurlijke afspraken is een totaalbudget beschikbaar van € 69,5 miljoen per jaar op de begroting van IenW (hoofdstuk 12, artikel 13). In tabel 1 op pagina 5 is een overzicht opgenomen van de indicatieve inzet van dit budget voor de eerste paar jaar.

De afspraken zijn gemaakt in aansluiting op het Convenant bodemontwikkelings-beleid 2010–2015, het Convenant Bodem en ondergrond 2016 – 2020 en de «tussenjaren» 2021 en 2022. De bestuurlijke afspraken zijn opgenomen als bijlage bij deze brief. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken al meer dan tien jaar succesvol samen bij de aanpak van de bodemopgaven. Met deze afspraken is een belangrijke basis gelegd voor een vervolg van deze goede samenwerking. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 13 bodem en ondergrond3 om nieuwe afspraken met partijen te maken over het bodembeleid.

Samenwerkingsagenda

Bodem en ondergrond zijn van groot belang voor veel maatschappelijke opgaven zoals een gezonde fysieke leefomgeving, klimaatverandering, energievoorziening, woningbouw, landbouw en drinkwater. Het verbeteren van de vitaliteit van de bodem is essentieel voor de realisatie van deze opgaven. Alleen in samenwerking met andere partijen, waaronder de medeoverheden, kan deze opgaven het hoofd worden geboden. Het belang van een goede samenwerking en duidelijke communicatie blijkt onder meer uit recente evaluaties over bijvoorbeeld de totstandkoming van het tijdelijk handelingskader PFAS4 en de rapportage over granuliet en het besluit bodemkwaliteit «Kleine korrels, grote discussie» van de heer Kuijken5. De ontwikkelingen op het terrein van bodem en ondergrond maken het dus noodzakelijk en gewenst de samenwerking tussen overheden op dit terrein te continueren. Dit is met het maken van de bestuurlijke afspraken bekrachtigd. Deze samenwerking zal vorm krijgen met een meerjarige adaptieve interbestuurlijke samenwerkingsagenda. De interbestuurlijke samenwerkingsagenda bevat ten eerste verschillende concrete afspraken die de komende periode geïmplementeerd of uitgevoerd en nageleefd moeten gaan worden, zoals de bestuurlijke afspraken. In die zin is het een werkagenda. Het bevat ten tweede inhoudelijke beleidsitems waarmee IenW, VNG, IPO en UvW de komende periode samen op een nader te bepalen manier aan de slag willen. In die zin is het ook een inhoudelijke beleidsagenda. Concreet betekent dit voor de interbestuurlijke samenwerkingsagenda dat de komende jaren een aantal thema’s gaan spelen voor toekomstig bodembeleid. Met de samenwerkingsagenda worden landelijk, provinciaal en lokaal beleid en uitvoering beter met elkaar verbonden, gericht op herstel, bescherming en duurzame benutting van bodem en ondergrond. IenW, VNG, IPO en UvW bepalen gezamenlijk welke bestuurlijke prioriteiten opgepakt worden in de samenwerkingsagenda. De agenda kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het beleidsprincipe dat water en bodem sturend zijn voor de ruimtelijke ordening en het voorgenomen NOVI-Programma bodem en ondergrond. De samenwerkingsagenda zal begin 2023 opgesteld worden, waarbij ook nadere afspraken gemaakt worden over de betrokkenheid van andere maatschappelijke partners en de effectieve manier van samenwerken aan de onderwerpen die in de samenwerkingsagenda zijn opgenomen. Ook de samenwerking met het bedrijfsleven is belangrijk voor de aanpak van de bodemopgaven. Hierop zal later in deze brief in meer detail worden ingegaan.

Vervolgaanpak herstelmaatregelen bodem

Een verontreinigde bodem is niet vitaal, waardoor verschillende gewenste (gebruiks)functies niet kunnen worden gerealiseerd. Een verontreinigde bodem draagt derhalve niet bij aan de maatschappelijke opgaven die eerder zijn genoemd. Sinds de jaren ’80 is in Nederland met succes gewerkt aan de aanpak van bodem- en grondwaterverontreinigingen. Er zijn veel locaties aangepakt, maar nog steeds ligt er een grote opgave om de kwaliteit van de Nederlandse bodem te herstellen. Ook heeft de praktijk geleerd dat de aanpak van bodem- en grondwaterverontreinigingen een lange adem vergt. Overheidsmiddelen worden beschikbaar gesteld voor de inventarisatie en de aanpak van verontreinigde locaties als sprake is van verontreinigingen die dateren uit ons industrieel verleden of als sprake is van bodemverontreiniging waarvoor de veroorzaker of eigenaar onvoldoende aansprakelijk kan worden gesteld of onvoldoende draagkrachtig is (vangnet). De aanpak van saneringslocaties, waarvoor de overheid verantwoordelijk is, wordt over het algemeen uitgevoerd door de bevoegde gezagen van de Wet bodembescherming (Wbb) en in de toekomst de bevoegde gezagen van de Omgevingswet. Het Rijk ondersteunt de bevoegde gezagen financieel bij het uitvoeren van deze saneringen en het hiermee samenhangende bodemonderzoek. In het kader van de bestuurlijke afspraken wordt hiervoor in beginsel € 50,5 miljoen per jaar beschikbaar gesteld.

Kennisontwikkeling en -deling

Kennis over bodem en ondergrond is essentieel om aan de hiervoor genoemde maatschappelijke opgaven te werken. Er is hiervoor nieuwe kennis nodig, maar minstens zo belangrijk is het ervoor te zorgen dat beschikbare kennis aansluit op de praktijk en benut kan worden in de uitvoering en bij het maken van (lokaal) beleid. Alleen door voldoende kennis beschikbaar te hebben én te gebruiken kan de bodem hersteld, beschermd en duurzaam benut worden. Doorwerking van kennisontwikkeling naar de uitvoeringspraktijk is cruciaal voor de daadwerkelijke realisatie van beleidsdoelen op de maatschappelijke opgaven.

Als onderdeel van de bestuurlijke afspraken bodem is afgesproken in te zetten op verdere kennisontwikkeling en kennisdoorwerking. Hierbij ligt de nadruk op het vanuit de regio’s verder opbouwen van een kennis- en informatiestructuur en een goede interactie tussen regionale en nationale kennisstructuren. Met deze afspraken wordt ook invulling gegeven aan de aanbeveling in de beleidsdoorlichting artikel-13 bodem en ondergrond, om met de komst van de Omgevingswet te werken aan doorwerking van specialistische kennis bij decentrale overheden.6

Er zijn afgelopen jaren stappen gezet in het verbeteren van de doorwerking van kennis. Sinds medio 2021 trekt de VNG een programma gericht op versterking van de regionale kennisinfrastructuur. Zoals toegezegd in het commissiedebat leefomgeving van 9 september 20217 informeer ik u hierbij over dit programma. Er zijn zeven8 regionale pilots gestart. Met deze pilots wordt ervaring opgedaan hoe regionale kennisnetwerken opgebouwd kunnen worden, op welke wijze ze kunnen functioneren en hoe ze kunnen worden verankerd. De regionale kennisnetwerken zijn gericht op uitwisseling van die data en kennis over het bodem- en watersysteem die essentieel zijn om keuzes te maken ten aanzien van de realisatie van maatschappelijke opgaven binnen die regio. Elke regio is aan de slag gegaan met de voor hen dominante kennisvraagstukken. Zo richt de pilot in Friesland zich op de regionale kenniscyclus en de aansluiting met de nationale kennisinstituten evenals de verbreding van bodem- en ondergrondkennis naar de bredere welvaartdoelstellingen. Waar een pilot Twente een inhoudelijke focus heeft gekozen op het leggen van de (kennis)connectie tussen bodem, ondergrond en bodemenergie. Deze vraagstukken zijn verschillend per regio en het is essentieel dat bestuurders in de regio kunnen beschikken over de kennis en informatie die nodig is voor lokale en regionale besluitvorming. In de regio zijn er hechte samenwerkingen tussen provincie, gemeenten en omgevingsdiensten. Deze netwerken vinden of zoeken aansluiting bij andere regionale kennispartners, nationale organisaties en kennisinstellingen. Begin 2023 zal dit project worden geëvalueerd. Daarna kunnen conclusies over verdere voortzetting of uitbouw van de pilots worden getrokken.

In de bestuurlijke afspraken is ook afgesproken dat een visie en strategie op kennis en kennisinfrastructuur ontwikkeld zal worden. Hierbij is onder andere aandacht voor lokale, regionale en landelijke kennisinfrastructuren en de interactie hiertussen. De visie zal voor 1 juli 2023 opgesteld worden. Op basis van deze visie zullen voor de periode vanaf 2024 afspraken gemaakt worden over de inzet en omvang van het meerjarig budget voor kennis, kennisontwikkeling en kennisinfrastructuur.

Voor kennis is in 2023 een bedrag van € 6 miljoen gereserveerd, waarvan € 5 miljoen voor het opnemen van bodemkwaliteitsgegevens in de Basisregistratie Ondergrond (BRO) en € 1 miljoen voor kennisontwikkeling en -doorwerking. Op basis van de nieuwe visie op kennis en kennisinfrastructuur (1 juli 2023) worden voor de periode vanaf 2024 afspraken gemaakt over de omvang van het meerjarig budget voor kennis, kennisontwikkeling en kennisinfrastructuur.

Inzet van financiële middelen, robuuste uitvoering, evaluatie en monitoring

Er zijn afspraken gemaakt over Rijksmiddelen voor de voortzetting van een robuuste uitvoering van de bodemtaken9. Hierbij is het voornemen de huidige Rijksbijdrage voor de uitvoering van de wettelijke taken in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb)10 en het Besluit bodemkwaliteit (Bbk), de zogenaamde apparaatskosten, tot en met 2030 te continueren. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet verschuift het bevoegd gezag voor een deel van de bodemtaken tussen de Provincies en 323 gemeenten11. Dit zijn grotendeels taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). In de septembercirculaire van het gemeentefonds12 is opgenomen dat de gemeenten middelen krijgen voor de transitiekosten die gemeenten hebben gemaakt in aanloop naar de invoering van de Omgevingswet. Dit maakt geen onderdeel uit van de bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond, maar was in het traject van totstandkoming van de afspraken wel belangrijk voor de VNG. Bij de totstandkoming van de bestuurlijke afspraken heeft de toekomstige verschuiving van bodemtaken extra aandacht gekregen om het huidige uitvoeringsniveau te borgen. Ook wordt een monitoring gestart om inzicht te krijgen in de inzet, opdracht en uitgaven voor de VTH-bodemtaken en het effect van de verschuiving van bodemtaken op de uitvoering daarvan.

Voor de uitvoering van de bestuurlijke afspraken is een totaalbudget beschikbaar van € 69,5 miljoen per jaar op de begroting van IenW (hoofdstuk 12, artikel 13). Afspraken over het budget zijn onder voorbehoud van het budgetrecht van het parlement. In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de indicatieve inzet van dit budget voor de eerste paar jaar. Periodiek13 wordt de voortgang geëvalueerd en worden nadere afspraken gemaakt over de inzet van de beschikbare middelen voor bodem en ondergrond, binnen het financiële kader van de IenW-begroting. Hiervoor worden actuele cijfers en prognoses gebruikt die volgen uit de monitoring van de voortgang van saneringen en de monitoring van de VTH taken. Zo kan flexibel ingespeeld worden op urgentie en belang van doelen die in de tijd kunnen veranderen en wordt gezorgd voor de meest doelmatige inzet van middelen. Voor een kwaliteit-, efficiëntie- en effectiviteitsimpuls voor de uitvoering en de monitoring worden in 2023, 2024 en 2025 Rijksmiddelen ter hoogte van € 3 miljoen beschikbaar gesteld conform de begroting.

Tabel 1: Indicatieve inzet middelen bestuurlijke afspraken voor de eerste paar jaar

Onderwerp

Bedragen

Toelichting

Apparaatskosten

€ 10 mln.

Betreft continueren jaarlijks budget voor apparaatskosten IenW

Herstelmaatregelen bodem

€ 50,5 mln.

Jaarlijks budget t/m 2030. Spoedopgaven (€ 17,5 mln.) en buitenproportionele opgaven (€ 33 mln.)

Kennisontwikkeling en

– deling

€ 6 mln.

€ 5 mln. voor BRO en € 1 mln. voor kennisontwikkeling en -doorwerking. Betreft budget voor 2023, daarna meerjarige afspraken o.b.v. te ontwikkelen visie op kennisinfrastructuur.

Impuls voor de uitvoering en monitoring

€ 3 mln.

Budget voor 2023 t/m 2025 voor een kwaliteit-, efficiëntie- en effectiviteits-impuls en monitoring.

Totaal

€ 69,5 mln.

 

2. Verdeling bodemsaneringsmiddelen 2021, 2022 en de periode 2023-2030

Met de bodemsaneringsmiddelen worden o.a. bodemonderzoek, bodemsaneringen en nazorg14 op concrete locaties, gebiedsgericht grondwaterbeheer15 en het programmatisch in beeld brengen en aanpakken van bodemverontreiniging gefinancierd. De gemaakte bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond hebben geen betrekking op de verdeling van alle bodemsaneringsmiddelen, omdat er ook middelen beschikbaar worden gesteld die buiten de reikwijdte van de bestuurlijke afspraken vallen. Bijvoorbeeld voor subsidie voor saneringen van bedrijventerreinen door eigenaren of erfpachters of voor afspraken die in het verleden met individuele bevoegde gezagen zijn gemaakt. Hieronder worden de verschillende categorieën van de bodemsaneringsmiddelen behandeld.

Spoedopgaven

In de nieuwe bestuurlijke afspraken bodem is opgenomen dat het Rijk in beginsel jaarlijks een bedrag van € 17,5 miljoen beschikbaar stelt voor de aanpak van spoedopgaven. De spoedopgaven komen voort uit de eerdere convenantsafspraken. Hieronder vallen de verontreinigde locaties met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid, de ecologie of verspreiding van verontreiniging naar het grondwater in Nederland. Een van de gemaakte afspraken is dat de aanpak van de spoedopgave zo spoedig mogelijk en zo veel mogelijk voor 2030 wordt afgerond.

Buitenproportionele opgaven

Er is de afgelopen jaren voortgang geboekt met bodemsanering in het algemeen en de aanpak van de spoedopgave in het bijzonder. Er zijn in het bodem- en grondwaterbeheer echter ook buitenproportionele opgaven in beeld gekomen. Buitenproportionele opgaven zijn bodem- of grondwater(kwaliteit)opgaven die veel vragen op het gebied van kennis, capaciteit en middelen en waarvoor op dit moment bij de bevoegde gezagen Wbb nog niet voorzien is in voldoende financiële middelen en een adequate aanpak. Het gaat hierbij om nieuwe verontreinigingen, zoals PFAS, en om de aanpak van diffuse verontreinigingen met bijvoorbeeld lood. Een diffuse verontreiniging is een verontreiniging die ontstaan is door een diffuse belasting van de bodem, waardoor deze niet kan worden teruggevoerd op één of enkele specifieke bronnen, en waarvoor kenmerkend is dat deze zich veelal voordoet in een groot gebied, met daarbinnen soms relatief grote concentratieverschillen. De verwachting is dat er ook in de komende jaren nog bodemopgaven zijn die om aandacht en financiële middelen vragen. In de tussenjaren 2021 en 2022 is de reikwijdte van de buitenproportionele opgaven gericht geweest op de aanpak van diffuus verspreid lood, PFAS en in 2021 ook op andere niet genormeerde stoffen dan PFAS.

Om de bevoegde gezagen te ondersteunen bij de aanpak van de buitenproportionele opgaven wordt de komende jaren jaarlijks in beginsel € 33 miljoen beschikbaar gesteld. Dit bedrag wordt beschikbaar gesteld via een specifieke uitkeringsregeling16. De middelen zijn beschikbaar voor bodem(sanerings)opgaven die gecoördineerd aangepakt moeten worden (bijvoorbeeld de PFAS-aandachtslocaties) en andere lokale ernstige verontreinigingssituaties. De komende jaren wordt samen met de decentrale overheden een afweging gemaakt wordt over de inzet van het budget voor buitenproportionele opgaven.

Oude afspraken

Naast de spoedopgaven en de buitenproportionele opgaven wordt ook jaarlijks gemiddeld € 21 miljoen beschikbaar gesteld voor «oude afspraken». Dit bedrag fluctueert. De oude afspraken vallen buiten de reikwijdte van de nieuwe bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond. Binnen de oude afspraken vallen bijvoorbeeld saneringslocaties waarover in het verleden afspraken zijn gemaakt tussen het Rijk en een decentrale overheid wat betreft de financiering van de aanpak. Daarnaast betreffen de oude afspraken de kosten voor de afbouw van nazorg van gesaneerde locaties met restverontreiniging, of de aanpak van onvoorziene risico’s op een bodemsaneringslocatie.

Besluit en Regeling financiële bepalingen bodemsanering (bedrijvenregeling)

De afspraken met het bedrijfsleven vallen buiten de reikwijdte van de bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond, maar worden hier wel behandeld omdat deze bijdragen aan de realisatie van de aanpak van de spoedopgave. In het Convenant bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen van 11 juni 2001 hebben Rijk, IPO en VNG met VNO-NCW en MKB-Nederland afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering en in de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 (bedrijvenregeling). In het kader van het Convenant Bodem en Bedrijfsleven 2015 hebben de overheid en het bedrijfsleven zich (onder meer) gezamenlijk gecommitteerd aan het afronden van de aanpak van spoedeisende locaties op bedrijfsterreinen. De bedrijvenregeling is opgesteld voor alle gevallen van ernstige bodemverontreiniging die ontstaan zijn vóór 1975. Eigenaren en erfpachters van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen hadden tot 1 januari 2008 de gelegenheid om zich voor de bedrijvenregeling aan te melden. Er zijn 9.877 aanmeldingen gedaan. Bedrijven die zich hebben aangemeld, hebben tot 1 januari 2025 de tijd om aan te geven dat ze ook daadwerkelijk gebruik gaan maken van de bedrijvenregeling door voor 1 januari 2025 een aanvraag tot subsidieverlening in te dienen bij het bevoegd gezag Wbb17. Doelstelling is om voor 2030 de saneringen te hebben afgerond. Voor de bedrijvenregeling is jaarlijks gemiddeld € 10 miljoen gereserveerd18.

Het Besluit financiële bepalingen bodemsanering en de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 worden momenteel geëvalueerd. Het Besluit en de Regeling zijn in 2015 voor het laatst geëvalueerd en onder andere op basis van de uitkomsten aangepast. Het aangepaste besluit is medio 2017 in werking getreden. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht was de rapportage van de eerstvolgende evaluatie medio 2022 voorzien. Op dit moment wordt het onderzoek echter nog uitgevoerd. Het evaluatierapport zal begin 2023 aan uw Kamer worden aangeboden.

Overzicht verdeling middelen voor de aanpak van bodemverontreiniging

In 2021 en 2022 zijn respectievelijk € 69,8 miljoen en € 87,3 miljoen vanuit de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat uitgekeerd aan de decentrale overheden voor de aanpak van bodemverontreiniging (o.a. onderzoek en saneringen). In beginsel is voor de periode tot en met 2030 jaarlijks € 71,5 miljoen beschikbaar voor de decentrale overheden. Hiervan valt € 50,5 miljoen voor de aanpak van de spoedopgaven en de buitenproportionele opgaven (herstelmaatregelen bodem) binnen de reikwijdte van de bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond en valt (gemiddeld) € 21 miljoen voor de oude afspraken daarbuiten. Daarnaast is buiten de scope van de bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond gemiddeld € 10 miljoen gereserveerd voor de stimulering van bodemsanering door bedrijven. Een overzicht van de middelen voor de aanpak van bodemverontreiniging is opgenomen in tabel 2 op de volgende pagina.

Tabel 2: middelen voor de aanpak van bodemverontreiniging
 

2021

2022

Jaarlijks gereserveerd

periode t/m 2030

Decentrale overheden

€ 69,8 miljoen

€ 87,3 miljoen1

€ 71,5 miljoen2

Bedrijven

€ 3.9 miljoen

€ 7,7 miljoen

€ 10 miljoen

X Noot
1

prognose op basis cijfers en voorlopige beoordelingen aanvragen t/m 16 november 2022.

De bedragen in tabel 2 kunnen fluctueren. Ze betreffen de kosten die onder andere samenhangen met bodemsanerings- en -onderzoeksprojecten. De bedragen overlappen gedeeltelijk met de bedragen uit tabel 1 over de middelen voor de bestuurlijke afspraken. In tabel 1 zijn echter ook de middelen voor apparaatskosten, kennisontwikkeling en -deling en een kwaliteitsimpuls opgenomen. De in tabel 2 opgenomen middelen voor de oude afspraken en bedrijven zijn weer niet in tabel 1 opgenomen, omdat deze buiten de reikwijdte van de bestuurlijke afspraken vallen.

3. Toekomstgericht bodemsaneringsbeleid

Zoals eerder in deze brief is aangegeven hebben de afgelopen jaren hebben veel ontwikkelingen plaatsgevonden op het gebied van bodemsanering. Er zijn grote stappen gemaakt in het aanpakken van bodemverontreiniging, maar er moet ook nog veel gebeuren. Daarnaast hebben zich ook nieuwe opgaven zoals de aanpak van bodemverontreiniging met PFAS aangediend.

In dit kader wordt op dit moment gewerkt aan het opnemen van een lange termijnvisie met betrekking tot bodemherstelbeleid in het Nationaal Milieuprogramma (NMP). Ook zijn er beleidsontwikkelingen die samenhangen met bodemsanering, zoals de Europese bodemstrategie, EU richtlijn bodemgezondheid en Water en Bodem sturend. Het voornemen is om de komende tijd te zorgen voor een goede aansluiting tussen het bodemsaneringsbeleid en deze ontwikkelingen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Kamerstukken 27 625 en 30 015, nr. 592

X Noot
2

Kamerstukken 30 015 en 28 089, nr. 105

X Noot
3

Kamerstuk 36 100, nr. 1

X Noot
4

Kamerstuk 35 334, nr. 123

X Noot
5

Kamerstuk 30 015, nr. 80

X Noot
6

Kamerstuk 36 100, nr. 1

X Noot
7

Kamerstuk 32 861, nr. 69

X Noot
8

Friesland, Drenthe, Twente, Gelderland, Noord-Brabant, Noord-Holland, Flevoland

X Noot
9

Het gaat om taken die samenhangen met de bevoegdheden die aan provincies en gemeenten zijn toegekend op grond van de Wbb en het Bbk, in de bestuurlijke afspraken aangeduid als apparaatskostenvergoeding.

X Noot
10

En in de toekomst de Omgevingswet

X Noot
11

29 grotere gemeenten zijn nu reeds bevoegd gezag in het kader van de Wbb

X Noot
12

Kamerstuk 36 200 B, nr. 4

X Noot
13

Het gaat om de periodes: 2023–2024, 2025–2027 en 2028–2030

X Noot
14

Bij gesaneerde locaties betreft nazorg de inspanningen die blijvend verricht moeten worden om het resultaat van een sanering in stand te houden (denk bijvoorbeeld aan wateronttrekking die voorkomt dat een stof zich verder verspreidt). Bij voormalige stortplaatsen gaat het om maatregelen die voorkomen dat er risico’s ontstaan.

X Noot
15

Integrale aanpak of beheersing van meerdere (in elkaar overlopende) grondwaterverontreinigingen in een gebied

X Noot
16

Een specifieke uitkering is een financieel instrument, waarmee bedragen aan provincies en/of gemeenten voor een specifiek doel kunnen worden uitgekeerd op basis van aanvragen. Aan een specifieke uitkering zijn voorwaarden verbonden.

X Noot
17

In de toekomst bevoegde gezagen Omgevingswet

X Noot
18

Artikel 13, begroting van IenW

X Noot
2

€ 50,5 miljoen voor herstelmaatregelen bodem (spoedopgaven en buitenproportionele opgaven bestuurlijke afspraken) en gemiddeld € 21 miljoen voor oude afspraken.

Naar boven