Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2016
Erasmus+ is het Europese subsidieprogramma voor onderwijs, jeugd en sport. Het financieringsprogramma
is opgezet met als doel mensen voortdurend te kunnen laten ontwikkelen door onderwijs,
opleidingen en niet-formeel leren: een leven lang leren. Het Erasmus+-programma loopt
van 2014–2020.
Binnen een onderdeel van dit programma zijn signalen van onregelmatigheden aan het
licht gekomen. Deze hadden betrekking op activiteiten met middelen die door de EU
in het kader van Erasmus+ aan Turkije, in casu het Turkse Nationale Agentschap, zijn
toegekend en door het Turkse Nationale Agentschap worden verdeeld. Met deze middelen
zijn beurzen verstrekt ten behoeve van mobiliteit van Turkse studenten naar Nederland. Diverse onregelmatigheden hebben in Nederland plaatsgevonden en zijn in Nederland
geconstateerd. Er zijn geen signalen dat er onregelmatigheden aan de orde zijn met
door de EU aan Nederland en het Nederlandse Nationale Agentschap toegekende middelen
in het kader van Erasmus+.
De reikwijdte en het effect van de maatregelen die in Nederland zijn ingezet naar
aanleiding van de geconstateerde onregelmatigheden zijn soms niet helemaal duidelijk.
Daarom heb ik heb de Auditdienst Rijk (ADR) gevraagd om vanuit een onafhankelijke
blik te onderzoeken of Nederlandse betrokkenen, te weten de Nationale Autoriteit,
het Nationaal Agentschap en ik, gezien de omvang van het gehele Erasmus+-programma en de bestuurlijke organisatie ervan, redelijkerwijze passende acties hebben ondernomen
en of aanvullende maatregelen door Nederland gewenst zijn. Het rapport van dit onderzoek
stuur ik u hierbij toe (zie bijlage)1.
De conclusie van de ADR luidt dat Nederland meer heeft gedaan dan redelijkerwijze
verwacht zou mogen worden. De ADR adviseert om op basis van het nog te verschijnen
audit-rapport in opdracht van de Europese Commissie met de Europese Commissie en andere
deelnemende landen te bezien welke andere aanvullende maatregelen genomen kunnen worden.
Dat advies neem ik graag ter harte.
De ADR concludeert tevens dat het helemaal dichtregelen van Erasmus+ tot een zeer
star en onwerkbaar programma zou leiden, «wat niet ten goede zal komen aan het realiseren
van de beoogde doelstellingen».
Uiteraard zal ik alles binnen mijn bereik in het werk blijven stellen om dit soort
onregelmatigheden te voorkomen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker