30 006
Wijziging van de Mediawet in verband met aanpassing van de indexering rijksomroepbijdrage

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 24 mei 2005

De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over onderhavig wetsvoorstel. Hierna zal de regering ingaan op de vragen en opmerkingen van de vaste commissie. Omdat de vragen van de diverse fracties op meerdere onderdelen van gelijke strekking zijn, zal de regering deze vragen tezamen beantwoorden. De regering hoopt dat met de beantwoording de schriftelijke voorbereiding voldoende zal zijn en dat spoedige behandeling van het wetsvoorstel mogelijk is gelet op de wenselijkheid van inwerkingtreding per 1 januari 2005.

I. Algemeen

De leden van de fracties van CDA en PvdA stellen enkele vragen over de financiële gevolgen van het wetsvoorstel. Zo vragen de leden van de fractie van het CDA of er extra bezuinigd moet worden en of de berekening van de publieke omroep klopt. Voorts vragen deze leden of de regering de mening deelt dat mogelijk aanvullende bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van de programmering. Tot slot vragen de leden van de fractie van het CDA of de wetswijziging mogelijk onvoorziene gevolgen heeft voor bijvoorbeeld lokale en regionale omroep en Wereldomroep.

Ook de leden van de fractie van de PvdA vragen of de regering de berekening van de publieke omroep deelt en of kan worden aangegeven welk effect de wetswijziging heeft op het financiële effect van de jaarlijkse bezuinigingen tot 2007. Voorts vragen deze leden waarom het wetsvoorstel niet budgettair neutraal wordt ingevoerd.

Als gevolg van het wetsvoorstel wordt de indexeringsmethodiek op twee punten aangepast: a) de wijziging van de indexeringsgrondslag; en b) een wijziging van het te hanteren jaar van de toe te passen index. Het betreft een aanpassing van de financiering van de mediabegroting.

Het is ongebruikelijk om een index uit te keren over bezuinigingen, omdat een index wordt uitgekeerd om het voorzieningenniveau te handhaven. Met een bezuiniging wordt echter het voorzieningenniveau verlaagd. Het is dan ook niet logisch om over het te bezuinigen bedrag een index toe te kennen, omdat deze niet noodzakelijk is voor het handhaven van het gewenste voorzieningenniveau. De wijziging van de grondslag betekent dat niet langer een index over bezuinigingen wordt uitgekeerd. Het budgettaire effect hiervan is doorvertaald naar de indexering voor de publieke omroep. De publieke omroep krijgt daardoor op basis van de huidige macro-economische veronderstellingen in 2005 € 0,6 miljoen en vanaf 2006 structureel € 1,2 miljoen minder. Maar zoals gezegd, deze indexering over een bezuinigingsbedrag is niet noodzakelijk voor het handhaven van het gewenste voorzieningenniveau.

Met betrekking tot de gevolgen van de wijziging in het te hanteren jaar van de toe te passen index merkt de regering het volgende op. Tot op heden wordt in de rijksomroepbijdrage de gerealiseerde index verwerkt. Dit is altijd de index van twee jaar eerder. Aan de publieke omroep wordt echter de geraamde index uitgekeerd. Er is bij indexering immers een verband met de kosten van de publieke omroep. Dit betekent dat de mediabegroting altijd een zeker risico loopt. Indien de index een stijgende lijn vertoont, betekent dit dat de mediabegroting meer moet uitkeren dan dat deze ontvangt via de rijksomroepbijdrage. Hoewel dit risico wordt afgedekt door de Algemene Omroepreserve, acht de regering het, mede door de krappe financiële situatie van de Algemene Omroepreserve, wenselijk dit risico te elimineren. Voor de publieke omroep heeft deze wijziging geen consequenties, omdat in de praktijk de indexering van uitkeringen aan de publieke omroep uit de mediabegroting reeds plaatsvindt op basis van de raming van de cpi. De indexering voor de publieke omroep wijzigt dus niet. Sterker nog, ook voor de publieke omroep is er nu geen (indirect) risico meer, dat ontstaat als de Algemene Omroepreserve het verschil niet meer zou kunnen dekken en de index aan de publieke omroep niet kan worden uitgekeerd.

De regering heeft met enige verbazing kennis genomen van de brief van de publieke omroep, niet alleen vanwege de inhoud, maar ook vanwege het tijdstip. Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel al is aangegeven, is de publieke omroep tijdig geïnformeerd. De publieke omroep heeft zelfs bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2005–2009 al expliciet rekening gehouden met het wetsvoorstel en ook geen gevolgen aangekondigd voor de programmering. Het wetsvoorstel is voorts al volledig verwerkt in de mediabegroting, die in november 2004 met de Tweede Kamer is besproken. Indien er gevolgen zouden zijn voor de programmering zou dat zeer bevreemden. Het wetsvoorstel heeft nauwelijks gevolgen voor het budget van de publieke omroep: structureel maximaal € 1,2 miljoen, waarbij bovendien geldt dat het niet logisch was geweest indien de Publieke Omroep over deze middelen had kunnen beschikken. Het wetsvoorstel beoogt voorts juist meer zekerheid te bieden, omdat het bewerkstelligt dat een financieringsrisico wordt geëlimineerd.

Met dit wetsvoorstel worden ongewenste neveneffecten, die in de huidige systematiek ontstaan door het opleggen van bezuinigingen, ongedaan gemaakt. Het budgettair neutraal uitvoeren van dit wetsvoorstel zou betekenen dat de bezuinigingen deels ongedaan moeten worden gemaakt. De regering acht dit niet wenselijk. Bovendien zou daarmee de ratio van deze wetswijziging komen te vervallen: immers, ondanks de aangepaste indexeringssystematiek zou er bij de feitelijke financiering gehandeld worden als ware er niets veranderd.

De nieuwe wijze van indexeren heeft geen gevolgen voor de lokale en regionale omroepen. Lokale omroepen worden niet gefinancierd vanuit de mediabegroting en de regionale omroepen hebben geen bezuiniging opgelegd gekregen. Voor de Wereldomroep leidt aanpassing van de indexeringsgrondslag tot een zeer marginaal effect van ca. € 12 duizend. Hierbij geldt eveneens dat het niet logisch zou zijn om een prijsbijstelling uit te keren over een bezuiniging. Het gewenste voorzieningenniveau kan worden gehandhaafd.

De leden van de fractie van de VVD steunen de voorgestelde wijzigingen. Wel vragen zij of de regering de mening deelt dat de publieke omroep dit wetsvoorstel niet mag en hoeft aan te grijpen om bezuinigingen op programma's af te wentelen. Tevens vragen deze leden of de regering signalen ontvangt dat de omroep zulks van zins is.

De regering is de leden van de fractie van de VVD erkentelijk voor de steun aan dit wetsvoorstel. De regering deelt de mening van deze leden. De regering heeft in het kader van de voorbereiding van dit wetsvoorstel geen signalen ontvangen die erop zouden wijzen dat als gevolg van dit wetsvoorstel bezuinigingen worden afgewenteld op de programma's.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. C. van der Laan

Naar boven