30 005
Aanvulling van het inkomen van ouderen met een bescheiden inkomen en aanpassing berekening vakantie-uitkering voor uitkeringsgerechtigden (Wet inkomensaanvulling 2005)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in een inkomensaanvulling voor ouderen met een bescheiden inkomen en in een technische wijziging van de vaststelling van de vakantie-uitkering voor uitkeringsgerechtigden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer danmaar niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
€ 16 893 1,90%
€ 16 893€ 30 357€   320 9,45%
€ 30 357€ 51 762€  1 59242%
€ 51 762€ 10 58252%

B. In artikel 8.17, eerste lid, wordt «€ 30 728» vervangen door: € 30 778.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 20a wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer danmaar niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
€ 16 893 1,93%
€ 16 893€ 30 357€   326 9,48%
€ 30 357€ 51 762€  1 60242%
€ 51 762€ 10 59252%

B. In artikel 22b, eerste lid, wordt «€ 30 728» vervangen door: € 30 778.

ARTIKEL III

Het Belastingplan 2004 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel III, onderdeel A, wordt «1,55%, respectievelijk 9,10%» vervangen door: 1,65%, respectievelijk 9,20%.

B. In artikel IV, onderdeel A, wordt «1,15%, respectievelijk 8,70%» vervangen door: 1,25%, respectievelijk 8,80%.

C. In artikel VII, onderdeel A, wordt «1,55%, respectievelijk 9,10%» vervangen door: 1,65%, respectievelijk 9,20%.

D. In artikel VIII, onderdeel A, wordt «1,15%, respectievelijk 8,70%» vervangen door: 1,25%, respectievelijk 8,80%.

ARTIKEL IV

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 37, tweede lid, vervalt de tweede zin.

B. Artikel 38, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. het percentage, genoemd in artikel 19, derde lid, zodanig dat dit gelijk is aan de procentuele verhouding tussen de netto aanspraak op de minimum vakantiebijslag over het minimumloon en het netto minimumloon. Onder netto aanspraak op de minimum vakantiebijslag wordt verstaan het verschil tussen het netto minimumloon en het netto minimumloon zoals dat overeenkomstig artikel 37, eerste lid, zou zijn berekend zonder rekening te houden met de aanspraak op vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

ARTIKEL V

Artikel 1 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid en het tweede en derde lid vervallen.

2. Onderdeel g komt te luiden:

g. netto minimumloon: het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet werk en bijstand.

3. Onderdeel h komt te luiden:

h. netto minimumjeugdloon: het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, waarbij onder het minimumloon per maand wordt verstaan het voor de betreffende leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met dien verstande, dat voor de berekening, bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, rekening wordt gehouden met uitsluitend de algemene heffingskorting.

ARTIKEL VI

Artikel 1, onderdeel g, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen komt te luiden:

g. netto minimumloon: het netto minimumloon, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet werk en bijstand.

ARTIKEL VII

In artikel 18, derde lid, van de Wet werk en inkomen kunstenaars vervalt de tweede zin.

ARTIKEL VIII

Artikel 29 van de Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot derde lid en het zesde tot vierde lid vervallen het derde en vijfde lid.

2. Het tot derde lid vernummerde lid komt te luiden:

3. De in het eerste lid bedoelde netto minimumvakantiebijslag bedraagt het verschil tussen het bedrag, dat voor een werknemer jonger dan 65 jaar ontstaat door toepassing van artikel 9, derde lid, op het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag vermeerderd met de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van die wet van degene die aanspraak heeft op laatstgenoemd bedrag, en het netto-minimumloon, bedoeld in artikel 9, derde lid.

3. In het tot vierde vernummerde lid, wordt «vijfde» vervangen door: derde.

ARTIKEL IX

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. netto-minimumvakantiebijslag: het verschil tussen het bedrag, dat zou zijn berekend voor een werknemer, jonger van 65 jaar, indien onderdeel b wordt toegepast op het bruto-minimumloon verhoogd met de bruto-minimumvakantiebijslag, en het netto-minimumloon, bedoeld in onderdeel b.

B. Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De bruto-vakantie-uitkering over de nabestaandenuitkering wordt zodanig vastgesteld, dat de netto-vakantie-uitkering over de nabestaandenuitkering gelijk is aan 70% van de netto-minimumvakantiebijslag per maand.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De bruto-vakantie-uitkering over de halfwezenuitkering wordt zodanig vastgesteld dat de netto-vakantie-uitkering over de halfwezenuitkering gelijk is aan 20% van de netto-minimumvakantiebijslag per maand.

ARTIKEL X

1. De bedragen en normen op grond van de Wet werk en bijstand worden in de maand april 2005 in afwijking van artikel 38 van de Wet werk en bijstand aangepast alsof artikel IV van toepassing is met ingang van 1 januari 2005, met uitzondering van de toepassing van de normen voor artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2. In afwijking van de artikelen 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen worden de bedragen in die artikelen gewijzigd overeenkomstig de aanpassing van het netto minimumloon op grond van artikel V en VI alsof laatstgenoemde artikelen van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2005.

3. In afwijking van artikel 18 van de Wet werk en inkomen kunstenaars worden de bedragen, genoemd in dat artikel, in de maand april 2005 herzien alsof artikel VII van toepassing is met ingang van 1 januari 2005.

4. Van de personen, die op 1 april 2005 recht hebben op een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet of op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet wordt het ouderdomspensioen of de uitkering in de maand april 2005 verhoogd met het bedrag dat zou voortvloeien uit toepassing van de artikelen VIII of IX met ingang van 1 januari 2005.

5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor de herziening van de bedragen, genoemd in artikel 24, eerste lid, 48, eerste lid en 64a, eerste lid, van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid.

ARTIKEL XI

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 april 2005.

2. Artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven