nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2005
In de afgelopen periode heb ik verschillende malen met uw Kamer gesproken
over de kerncentrale Borssele. Onderwerpen die daarbij aan de orde zijn geweest
zijn onder andere de voorgenomen sluiting van deze centrale, de opwerking
van bestraalde splijtstof en de bestemming voor het daarbij vrijkomende plutonium
en opwerkingsafval.
In een vertrouwelijk overleg heb ik de Vaste Commissie voor VROM en EZ
daarbij in april 2004 ook geïnformeerd over de voorgenomen strategie
om ultimo 2013 tot sluiting van de kerncentrale te komen. Overeenkomstig deze
strategie heeft overleg plaatsgevonden met de directie van EPZ (eigenaar van
de centrale). Hieruit is gebleken dat EPZ niet vrijwillig bereid is de bedrijfsvoering
per ultimo 2013 te beëindigen.
Vervolgens heb ik nader onderzoek geïnitieerd naar de juridische
en financiële gevolgen van deze stellingname van EPZ. Hiervoor heb ik
advies ingewonnen bij de Landsadvocaat en het onafhankelijk onderzoeksinstituut
ECN Beleidsstudies.
De Landsadvocaat heeft een juridische analyse gemaakt van de positie van
de Staat en van de beschikbare juridische middelen om tot sluiting te komen.
Hieruit komt onder meer naar voren dat een schadevergoeding bij gedwongen
sluiting waarschijnlijk onontkoombaar is. Het onderzoeksinstituut heeft een
schatting gemaakt van het waardeverlies dat de exploitant van de kerncentrale
zou kunnen lijden als gevolg van sluiting ultimo 2013. Hierbij moet u denken
in de orde van grootte van enkele honderden miljoenen tot ruim een miljard
euro (prijspeil 2013). De grote bandbreedte in de hoogte van het waardeverlies
en de toe te kennen schadevergoeding heeft te maken met de onzekerheid over
factoren die hierop sterk van invloed zijn: de grootste onzekerheid aan de
opbrengstenkant is gelegen in de toekomstige elektriciteitsprijs. Deze wordt
met name veroorzaakt door de onzekerheid die bestaat over de toekomstige prijs
van CO2-emissierechten. De belangrijkste onzekerheid aan de kostenkant voor de kerncentrale zijn de investeringen die samenhangen met de levensduurverlenging.
De conclusies uit deze vertrouwelijke onderzoeken zijn van dien aard dat
het verstandig lijkt dat het kabinet en het parlement zich opnieuw beraden
over eerder ingenomen standpunten. Daarbij dient mijns inziens de optie van
het langer open houden van de kerncentrale niet onbesproken te blijven. Mochten
genoemde bedragen worden vrijgemaakt op de rijksbegroting dan zou de effectiviteit
van de besteding mijns inziens moeten worden bezien in samenhang met alternatieve
aanwending op het gebied van duurzaamheid (duurzame energie, afvangen en opslag
van CO2, hernieuwbare energie, enz.).
Op basis van het voorgaande was en ben ik nog steeds van plan om u eind
maart een notitie te sturen waarin de voor- en nadelen van de verschillende
beleidsopties en het oordeel daarover van het kabinet ter bespreking worden
voorgelegd. Naast financiële en juridische zullen hierbij ook andere
aspecten aan de orde komen. Dan denk ik aan gevolgen voor de CO2
emissies, afval, beveiliging, transport, werkgelegenheid en voorzieningzekerheid
voor wat betreft de elektriciteitsproductie. Bij die gelegenheid wil ik u
ook informeren over de verdere ontwikkelingen met betrekking tot de in de
eerste alinea van deze brief genoemde onderwerpen.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
P. L. B. A. van Geel