nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2005
In uw brief van 19 april 2005 aan ondergetekende en de Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken laat u weten het op prijs te stellen als de organisaties
op de lijst van door de Referendumcommissie toegekende subsidies worden onderzocht
op integriteit, zodat beoordeeld kan worden of geen subsidies zijn toegekend
aan maatschappelijke organisaties met een dubieuze achtergrond.
In mijn brief van 15 april 2005 met nummer 29 993 nr 8 heb ik
de Kamer geïnformeerd over de onafhankelijke positie van de Referendumcommissie.
Een door mij uitgevoerd onderzoek zal dan ook in beginsel geen invloed (kunnen)
hebben op de gestanddoening door de Referendumcommissie van de door haar toegekende
subsidies.
De Referendumcommissie kreeg, op grond van de Wet raadplegend referendum
Europese Grondwet (Wrreg), de opdracht subsidies te verstrekken «ten
behoeve van maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke
debat in Nederland over het verdrag dan wel het referendum te bevorderen».
Volgens bijbehorende Kamerstukken dienen de subsidies evenwichtig te worden
verstrekt en «door te dringen tot in de haarvaten van de samenleving».
De Referendumcommissie zal haar bevindingen omtrent de subsidieverlening
neerleggen in een verslag dat aan de Tweede Kamer wordt toegezonden. In dit
verslag dient volgens de wet ook te worden ingegaan op de doeltreffendheid
en de effecten van de subsidies in de praktijk. Voordat de subsidies definitief
worden vastgesteld, zal de commissie onderzoek doen naar de mate waarin de
uitgevoerde activiteiten overeenkomen met de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend. Afhankelijk van de hoogte van het toegekende bedrag geschiedt
dit mede aan de hand van een accountantsverklaring. Als de Referendumcommissie
op grond van dit onderzoek constateert dat de subsidie niet is gebruikt, of
voor een ander doel is gebruikt dan voor de activiteiten waarvoor zij is verleend, zal zij tot lagere vaststelling en eventueel terugvordering
van de subsidie overgaan.
Ik ga er van uit dat het verslag van de Referendumcommissie tegemoet zal
komen aan de zorgen die bij uw commissies leven.
Een onderzoek naar integriteit, waar u om verzoekt, kan bovendien alleen
plaatsvinden op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling overheidsbeschikkingen
(Wet BIBOB). Als een bestuursorgaan de mogelijkheid voor een integriteitsonderzoek
door Bureau BIBOB in een regeling wil opnemen, is daarvoor ministeriële
goedkeuring vereist. In het geval van de Referendumcommissie had de commissie
ministeriële goedkeuring voor haar subsidieregeling moeten vragen. Dat
past niet bij de gewenste onafhankelijkheid van de commissie.
Ik concludeer dat de Referendumcommissie een onafhankelijke taak uitvoert
conform hetgeen daarover in de wet is vermeld. De subsidieverlening maakt
daar deel van uit. De uitvoering daarvan wijkt niet af van hetgeen gebruikelijk
is. In het licht van bovenstaande acht ik een onderzoek naar de integriteit
van organisaties die subsidie hebben gekregen zowel wettelijk onmogelijk als
niet noodzakelijk.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
A. Pechtold