29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan

Nr. 890 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2020

Met deze brief wil ik u informeren over de laatste stand van zaken op Waalhaven-Zuid. In de spoorgoederenbrief van 21 februari 2020 (Kamerstuk 29 984, nr. 889) en in antwoord op door het lid van Aalst (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1923) gestelde vragen heb ik u geïnformeerd dat op 13 februari 2020 het bevoegd gezag heeft aangegeven dat het hervatten van het rangeren met gevaarlijke stoffen is toegestaan onder een aantal voorwaarden. ProRail werkt samen met het bevoegd gezag en in afstemming met de vervoerders aan de mogelijkheden om de reikwijdte van de blusvoorzieningen te vergroten. Op zondag 23 februari is een systeemtest onder hoge waterdruk uitgevoerd. Deze is helaas mislukt door het scheuren van een brandslang. Dit betekent dat treinen met gevaarlijke stoffen er voorlopig niet kunnen rangeren. Dit is erg teleurstellend, zeker voor de betrokken partijen die getroffen worden door de gevolgen hiervan.

ProRail doet op dit moment onderzoek naar de oorzaak en de betekenis hiervan voor het functioneren van de tijdelijke blusvoorziening. Tevens wordt gekeken naar oplossingen om de impact voor het spoorgoederenvervoer te mitigeren. ProRail werkt daarnaast met hoge urgentie aan het realiseren van de definitieve blusvoorzieningen. Ik sta hierover in contact met ProRail. Veiligheid staat zowel voor ProRail als mij altijd voorop. Dit betekent dat het rangeren met gevaarlijke stoffen pas hervat kan worden als er bij alle partijen tevredenheid en vertrouwen bestaat over de oplossing en deze uitvoerig getest is en nauwgezet beheerd wordt. Ik hoop uw Kamer spoedig nader te kunnen informeren.

De ontstane situatie is zeer te betreuren. Zoals ik al aangaf in mijn brief van 21 februari 2020 is het van belang om inzicht te krijgen in de achterliggende oorzaken om een dergelijke situatie in de toekomst te kunnen voorkomen. Daarom is er een onafhankelijk onderzoek gestart dat medio 2020 moet zijn afgerond. Over de uitkomsten van dit onderzoek wordt uw Kamer geïnformeerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven