29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan

Nr. 853 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2019

De rechtbank Rotterdam heeft op 27 juni 2019 uitspraak gedaan over het beroep van NS tegen het besluit van de ACM om NS een boete van ruim € 40 miljoen op te leggen1. De ACM had de boete opgelegd omdat NS volgens de ACM een economische machtspositie heeft op het Hoofdrailnet (HRN) en NS van die machtspositie misbruik maakte op een andere markt, namelijk de markt van de Limburgse OV-aanbesteding, door gebruik te maken van een roofprijs. Op verzoek van de vaste commissie voor Financiën van uw Kamer informeer ik u over de uitspraak van de rechtbank.

De rechtbank is van oordeel dat de ACM niet overtuigend heeft bewezen dat NS een economische machtspositie heeft op het HRN. De ACM heeft geen onderzoek gedaan naar de voorwaarden waaronder de Staat de concessie voor het HRN aan NS heeft verleend. Dat onderzoek had de ACM naar het oordeel van de rechtbank wel moeten doen om vast te kunnen stellen of NS daadwerkelijk een economische machtspositie op het HRN heeft. De rechtbank is verder van oordeel dat het gedrag van NS in de Limburgse OV-aanbesteding niet onder de reikwijdte van het verbod op misbruik van een economische machtspositie valt, omdat het verband tussen de Limburgse OV-concessie en de positie van NS op het HRN na 2024 te onzeker is. Aan de vraag of het bod van NS in de Limburgse OV-aanbesteding daadwerkelijk verlieslatend was, is de rechtbank niet toegekomen.

De boete van ruim € 40 miljoen die de ACM aan NS en een aantal dochterondernemingen oplegde wegens misbruik van een economische machtspositie bij de aanbesteding van het openbaar vervoer in Limburg in 2014, blijft niet in stand. Partijen hebben zes weken om hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Naar boven