Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2019
Op 24 april 2019 ontving ik het verzoek van de vaste commissie voor Infrastructuur
en Waterstaat om inzicht te verschaffen in de realisatie en financiering van de plannen
van ProRail ter verbetering van bestaande stations en de bouw van nieuwe stations.
ProRail heeft op mijn verzoek de in de media gegeven informatie nader toegelicht.
Bijgaand doe ik uw Kamer de duiding van ProRail toekomen.1
Eind april heeft ProRail haar jaarverslag gepresenteerd. Om naast de cijfers en prestaties
een beeld te geven van het werk van ProRail worden er onderwerpen uitgelicht. In dit
geval is aandacht gevraagd voor de inspanningen om stations toekomstbestendig te maken.
Het gaat dus niet om een nieuwe strategie of nieuwe investeringsplannen.
Het bijgaande overzicht van ProRail laat zien dat in mijn opdracht een breed pakket
aan maatregelen in uitvoering is om het OV een aantrekkelijk product te maken en houden.
Vanuit MIRT-projecten en beheer en onderhoud investeer ik in dit type projecten de
komende 10 jaar rond de € 3 mld. Stations zijn immers een cruciale schakel in het
OV-systeem en belangrijk voor de beleving van reizigers.
Voor de OV-reiziger is een comfortabele deur tot deur reis van belang. Gemak, veiligheid,
fietsparkeren en een goede overstap van trein op het regionaal OV dragen hieraan bij.
Daarom zijn kwalitatief hoogwaardige knooppunten een belangrijk onderdeel van de Contouren
Toekomstbeeld OV 2040 (Kamerstuk 23 645, nr. 640).
ProRail heeft in de plannen aangegeven welke uitdagingen en kansen er zijn voor de
toekomst. Samen met vervoerders, provincies en ook ProRail, bezie ik of en welke aanvullende
stappen voor de lange termijn gewenst zijn en hoe deze kunnen worden bekostigd. In
2019 wordt met overheden, vervoerders en ProRail gezamenlijk geïnventariseerd op en
rond welke OV-knooppunten verschillende opgaven samenkomen. Denk daarbij aan opgaven
zoals woningbouw, beheer en onderhoud, maar ook regionale plannen, bijvoorbeeld op
infrastructuur die impact heeft op het OV-knooppunt.
Het is goed dat er aandacht is voor bovengenoemde inspanningen. Wel betreur ik dat
de berichtgeving heeft geleid tot verwarring over nieuwe stations. Voor nieuwe stations
is sprake van een spelregelkader en in het jaarlijkse MIRT wordt aangegeven welke
nieuwe stations in studie zijn. Per mogelijk nieuw station wordt daarbij een afweging
gemaakt tussen reizigers die hier voordeel van hebben ten opzichte van doorgaande
reizigers die geconfronteerd worden met extra reistijd door een nieuwe tussenstop.
Ten onrechte is het beeld ontstaan dat ProRail bij de presentatie van het jaarverslag
zelfstandig extra nieuwe stations aankondigde. ProRail geeft aan dit ook te betreuren
en heeft actief geprobeerd het ontstane beeld recht te zetten.
Recent is opgekomen dat onder andere ten behoeve van de Formule 1 de capaciteit op
het spoor van en naar Zandvoort uitbreiding behoeft. Uiteraard is het wenselijk dat
zo veel mogelijk mensen met de trein en de fiets naar dit mooie evenement komen. Er
is overleg tussen de betrokken partijen hoe dit mogelijk gemaakt kan worden. De organisatie
en de gemeente hebben hierin het voortouw. Ten onrechte is door ProRail in de pers
gesuggereerd dat de besluitvorming al rond was. De analyse van ProRail hoe meer treinen
kunnen rijden en tegen welke kosten is immers pas binnenkort gereed. ProRail heeft
laten weten de laatste kosteninschatting op korte termijn op te zullen leveren. Deze
informatie zal ook gedeeld worden met de organisatie, zoals ik heb aangegeven in mijn
antwoorden van 4 juni jl. op de vragen van de leden Amhaouch en Bruins Slot (beiden
CDA) over het vervoer tijdens de Formule 1 in Zandvoort (Aanhangsel Handelingen II
2018/19, nr. 2910). Aan de hand daarvan kunnen betrokken partijen een besluit nemen over eventuele
investeringen en de kostenverdeling daarvan.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer