29 983
Wijziging van de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten in verband met de uitbreiding van de werkingssfeer van de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 1 april 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Werkingsfeer Detacheringsrichtlijn in Nederland

3. Aanleiding tot de uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Al eerder hebben zij aangedrongen op uitbreiding van de werkingssfeer van de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (WAGA). De urgentie van het breder toepassen van deze wet, ook via het algemeen verbindend verklaren (AVV), is een belangrijke bijdrage aan het creëren van een gelijk speelveld voor werkgevers en werknemers op het gebied van het arbeidsvoorwaardenbeleid voor arbeid die in Nederland wordt verricht door hetzij werkenden die tevens in Nederland wonen en leven, hetzij door werkenden van buiten Nederland maar binnen de EU en dan vooral de MOE-landen. Dat neemt niet weg dat de hier aan het woord zijnde leden nog een aantal vragen hebben. Deze komen hieronder aan de orde.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zeggen verheugd te zijn dat na een lange discussie de regering het voorstel doet individuele bepalingen uit de algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen nu ook buiten de bouwsector van toepassing te verklaren op gedetacheerde werknemers uit andere EU-landen. Deze leden hebben nog wel enkele aanvullende vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben reeds bij de plenaire behandeling van de WAGA in 1999 aangegeven maatregelen om sociale dumping te voorkomen en een minimum aan gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen als positief te ervaren. Zij vragen zich echter in algemene zin af of het AVV-instrument hier het geëigende instrument voor is. Deze leden begrijpen dat het AVV-instrument een middel kan zijn om sociale dumping aan te pakken, waardoor uitbreiding van de WAGA dan voor de hand ligt. Maar zij zien ook veel in een vrije markt waarin werkgevers en werknemers aan de hand van globale richtlijnen van de overheid op individuele basis afspraken met elkaar kunnen maken: uitbreiding van de WAGA ligt dan niet voor de hand. Kan de regering zich vinden in deze zienswijze? Kan de regering hierbij ook ingaan op de mate van representativiteit die organisaties van werkgevers en werknemers dienen te hebben wil het AVV-instrument in over genoeg draagvlak kunnen beschikken?

De leden van de SP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Tegelijkertijd stellen zij vast dat de overheid hiermee niet direct de verantwoordelijkheid neemt voor sociale bescherming van werknemers, maar afhankelijk is van de partijen die een bedrijfstak-CAO sluiten. Zijn er in beginsel andere wettelijke mogelijkheden denkbaar dan de toepassing van het AVV-instrument om sociale concurrentie en dumping uit het buitenland te voorkomen? Welke zijn dat? En zijn die overwogen?

De leden van de SP-fractie stellen dat indien (door welke omstandigheid dan ook) een bedrijfstak-CAO niet wordt afgesloten of niet algemeen verbindend wordt verklaard, een buitenlandse ondernemer die in die bedrijfstak opereert op de Nederlandse markt kan komen zonder aan die CAO te voldoen. Is deze zienswijze juist, zo vragen deze leden. Kan deze buitenlandse ondernemer met terugwerkende kracht tot naleving van de bedrijfstak-CAO gedwongen worden als een nieuwe CAO toch nog algemeen verbindend wordt verklaard? En wat is het effect van het algemeen verbindend verklaren als deze buitenlandse onderneming inmiddels een bedrijfs-CAO heeft afgesloten? Kan deze bedrijfs-CAO ongedaan gemaakt worden, zo vragen deze leden.

Ook de leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA.

2. Werkingssfeer Detacheringsrichtlijn in Nederland

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting is te lezen dat EU-lidstaten Oostenrijk, België, Spanje, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal en Luxemburg de Detacheringsrichtlijn1 vanaf het begin hebben geïmplementeerd voor alle branches. Wat kan worden geleerd van de ervaringen die in deze landen de afgelopen jaren zijn opgedaan? Hoe verhouden deze zich tot de ervaringen die in Duitsland zijn opgedaan met de Detacheringsrichtlijn?

Wordt, zo vragen de hier aan het woord zijnde leden, in deze landen door de volledige implementatie van de Detacheringsrichtlijn, nu ook al het probleem ondervangen dat bedrijven onder bijvoorbeeld Tsjechisch recht in Nederland een opdracht aannemen en uitvoeren?

De leden van de CDA-fractie zien graag de vraag beantwoord of de opsomming van kern CAO-bepalingen limitatief is. Zo ja, waarom? Is overwogen de toepassing van het AVV-instrument te laten gelden voor alle CAO afspraken die voor binnenlandse toepassing? Onderdeel daarvan is de vraag of dit ook gaat gelden voor de beloning via de CAO-schalen en dus ook boven het minimumloon. Wil de regering hierop ingaan, zeker nu de wet op alle sectoren van toepassing wordt verklaard en niet langer voor een beperkte en gerichte aanpak wordt ingezet, zo vragen deze leden.

Tevens wensen de leden van de CDA-fractie te vernemen hoe de WAGA heeft uitgewerkt in de praktijk van de bouw en aanverwante sectoren en welke problemen de toepassing in deze branche heeft voorkomen dan wel opgelost.

Ook de leden van de PvdA-fractie vragen welke inspanningen en problemen er thans zijn bij de naleving van de WAGA in de bouwsector. Kan de regering aangeven welke gevolgen de afwezigheid van een algemeen verbindend verklaarde CAO in enkele belangrijke sectoren (chemie e.a.) heeft voor (verdere) verdringing van nationaal arbeidsaanbod in die sectoren?

Is de regering van mening dat ook de bestaande verschillen in aanvullende arbeidsvoorwaarden (aanvullende sociale zekerheid, pensioenen enz), die niet onder de werking van de WAGA vallen, nog tot verdringing van het Nederlandse arbeidsaanbod kan leiden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De aan het woord zijnde leden vragen of de regering in het bestaan van een wachttijd in de Detacheringrichtlijn, en dientengevolge in de WAGA, een risico ziet voor het ontstaan van allerlei draaideurconstructies. En zo ja, wat denkt de regering daartegen te ondernemen?

Deelt de regering de mening van de leden van de PvdA-fractie dat «bemiddeling» van zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) soms gebruikt wordt als middel om de vereisten van de Detacheringrichtlijn en de WAGA te omzeilen? Welke maatregelen denkt de regering te nemen om die vormen van «oneigenlijk gebruik» te beperken?

De leden van de VVD-fractie vragen naar de wijze waarop landen die het AVV-instrument niet kennen (Denemarken, Verenigd koninkrijk en Zweden) omgaan met de Detacheringsrichtlijn en de problematiek van sociale dumping. Hoe zijn deze landen zonder het AVV-instrument in staat toch deze problematiek te bestrijden?

Is het bekend of de huidige WAGA in de bouwsector heeft geleid tot het verminderen van verdringing van Nederlands aanbod op de arbeidsmarkt, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie merken op dat in artikel 3, tweede lid, van de Detacheringsrichtlijn een (dwingende) bepaling is opgenomen die niet in de WAGA is geïmplementeerd1. Dit lijkt een omissie te zijn bij de implementatie van de richtlijn Is de zienswijze van deze leden correct?

De leden van de SP-fractie vragen wat de ervaringen in de bouwsector zijn met betrekking tot de preventie van verdringing door buitenlandse aanbieders.

Deze leden constateren dat voor werknemer uit het buitenland bij uitbreiding van de werkingssfeer de zeven genoemde arbeidsvoorwaarden gelden. Bedrijfstak-CAO's bevatten aanmerkelijk meer afspraken (bijvoorbeeld werkgeversbijdrage kinderopvang, bijdrage aan pensioen, bijdrage aan opleiding- en ontwikkelingsfondsen, recht op verlof, vervoers- en reiskosten enz.). Klopt het dat bepalingen uit een algemeen verbindend verklaarde CAO die buiten de zeven zogenaamde kernbepalingen vallen niet gelden voor de buitenlandse ondernemer in die bedrijfstak? Hoe groot is het verschil tussen de zeven kernbepalingen en de overige bepalingen in een aantal bedrijfstak-CAO's (bijvoorbeeld de metaal- en technische bedrijfstakken, de tuinbouw-, landbouw- en schoonmaakbranche)? Met andere woorden, wat zijn de loonkosten per werknemer voor de zeven kernbepalingen en wat zijn de loonkosten per werknemer voor de overige CAO-bepalingen?

Ook de leden van de SP-fractie vragen hoe Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, die het AVV-instrument niet kennen, de implementatie van de Detacheringsrichtlijn hebben geregeld. Hoe voorkomen deze landen verdringing door buitenlandse aanbieders?

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre het redelijk is aanbieders van arbeid uit andere EU-lidstaten van de Nederlandse markt te weren. Werken de Nederlandse CAO's hier dan niet als een soort kartel dat de gemeenschappelijke Europese markt frustreert?

3. Aanleiding tot de uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA

De leden van de CDA-fractie vragen voor hoeveel werkenden de uitgebreide WAGA de komende 5 tot 10 jaar zal gaan gelden en wat de herkomst van bedrijven en werkenden zal zijn die onder de werkingssfeer gaan vallen.

Belangrijk is niet alleen het gelijke speelveld voor arbeidsvoorwaarden maar ook de mogelijke opbouw van rechten in de sociale zekerheid en beroep dat werkenden onder de WAGA mogelijk zullen gaan doen op de sociale zekerheid en mogelijk de wet werk en bijstand, zo stellen de leden van de CDA-fractie. Is het juist dat er geen sprake kan en zal zijn van het opbouwen van sociale zekerheidsrechten en/of pensioenrechten en dat een mogelijk beroep op de wet werk en bijstand wordt uitgesloten?

De leden van de PvdA-fractie vragen in welke mate uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA leidt tot terugdringing van vormen van detachering, die vooral zijn gebaseerd op het loonkostenvoordeel dat bestond als gevolg van het niet van toepassing zijn van de algemeen verbindend verklaarde CAO's.

Is de regering van mening dat uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA voldoende antwoord biedt op de bezwaren van de Europese Commissie tegen de verplichting tot het aanvragen van een werkvergunning voor werknemers van dienstverlenende bedrijven uit de nieuw toegetreden landen? Of is de regering van mening dat de uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA onvoldoende is? Welke aanvullende maatregelen zijn volgens de regering nodig om de bezwaren van de Europese Commissie tegen het Nederlandse vergunningenbeleid voor gedetacheerde werknemers van dienstverleners uit de nieuwe toegetreden landen op te lossen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Tot slot vragen deze leden welke maatregelen de regering van plan is te nemen om een goede naleving van de uitgebreide WAGA te garanderen?

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de uitbreiding van de WAGA naar alle sectoren wel absoluut noodzakelijk is. De achtergrond van de totstandkoming van de Detacheringsrichtlijn destijds is een hele specifieke. De werkingssfeer van de richtlijn is waar het algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen betreft beperkt gebleven tot de bouwsector omdat vooral in deze sector zich op Europese schaal daadwerkelijke en aantoonbare problemen voordeden. De regering heeft zich destijds bij de implementatie van de richtlijn terecht op het standpunt gesteld dat de implementatie niet verder moet gaan dan de richtlijn voorschrijft. Kan de regering uitvoerig aangeven waarom zij nu van mening is dat uitbreiding dient plaats te vinden? Vindt zij de destijds tegen de uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA ingebrachte argumenten nu irrelevant in het licht van de toetreding van de MOE-landen? Kan de regering daarbij ook ingaan op de argumenten van de vertegenwoordigers van de centrale organisaties van werkgevers in de Stichting van de Arbeid om tegen uitbreiding van de werkingssfeer te zijn (advies inzake de uitvoering van richtlijn 96/71/EG, 4 oktober 2000)?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe onderhavig wetsvoorstel zich verhoudt tot de ontwerp-Dienstenrichtlijn?

Tevens wensen deze leden te vernemen hoe groot het te verwachten effect van voorgestelde uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA is op het bestrijden van de verdringingsproblematiek, gezien het feit dat met algemeen verbindend verklaarde arbeidsvoorwaarden slecht een beperkt deel van het bedrijfsleven wordt bestreken?

De leden van de VVD-fractie merken tot slot op dat in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel met geen woord gerept wordt over de handhavingsaspecten. Kan de regering daar alsnog op ingaan? Ook missen zij een financiële paragraaf. Kan alsnog worden ingegaan op de (mogelijke) financiële gevolgen van het wetsvoorstel, ook voor het bedrijfsleven?

De leden van de SP-fractie merken op datv in mde memorie van toelichting staat dat er grote loonverschillen zijn met de nieuwe EU-landen. Kan inzicht worden gegeven in de grootte van de verschillen? Wat is het gemiddelde CAO-loon in sectoren waaruit bedrijven naar verwachting zich melden in Nederland?

Deze leden vragen of op enig moment de WAGA en het algemeen verbindend verklaren van CAO's in strijd kan worden verklaard met art 1–3, tweede lid, van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, waarin wordt geschreven over vrij en onvervalste mededinging? Zo neen, waarom niet?

Kan de uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA in stand blijven als de communautaire overgangstermijn met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers is beëindigd?

Welke handhavinginstrumenten heeft het kabinet tot zijn beschikking om de WAGA te doen naleven, zo vragen de leden van de SP-fractie? Welke capaciteit is ingezet bij handhaving van de WAGA in de bouwsector? Wat zijn de resultaten geweest van de handhavingsactiviteiten in de bouwsector? Welke handhavingscapaciteiten zijn nodig bij uitbreiding van de werkingssfeer van de WAGA?

Zijn buitenlandse aanbieders van diensten ook gebonden aan de regelgeving van de product- en bedrijfsschappen? Zo ja? Hoe wordt dat geregeld?

De leden van de SP-fractie vragen welke activiteiten de Nederlandse overheid in het buitenland gaat ondernemen om buitenlandse toetreders tot de arbeidsmarkt op de hoogte te brengen van eventuele wijzigingen in de WAGA?

Naar de mening van de leden van de D66-fractie wordt uit de memorie van toelichting niet duidelijk wat nu precies de aanleiding en reden zijn voor uitbreiding van de werkingssfeer. Waarom gelden de argumenten die destijds tegen uitbreiding van de werkingssfeer zijn ingebracht niet meer? Wat zijn trouwens de kwantitatieve en kwalitatieve effecten van de huidige WAGA, en wat is het verwachte effect van de uitbreiding van de werkingssfeer?

De leden van de D66-fractie vragen wat het verband is tussen de (uitbreiding van de werkingssfeer van de) WAGA, de Detacheringsrichtlijn en de aanstaande Dienstenrichtlijn. Is het niet beter eerst de definitieve totstandkoming van de Dienstenrichtlijn af te wachten?

De voorzitter van de commissie,

Smits

De griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Richtlijn 96/71 EG van het Europese Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PbEG 1997 L 18).

XNoot
1

Deze bepaling luidt: In het geval van werkzaamheden met het oog op de initiële assemblage en/of de eerste installatie van een goed, die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een overeenkomst voor de levering van goederen, noodzakelijk zijn voor het in werking stellen van het geleverde goed en uitgevoerd worden door gekwalificeerde en/of gespecialiseerde werknemers van de leverende onderneming, is lid 1, eerste alinea, tweede streepje, onder b) en c), niet van toepassing, wanneer de duur van de terbeschikkingstelling niet meer dan acht dagen bedraagt.

Naar boven