nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 19 oktober 1996
te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijk
recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied
van de ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van
kinderen, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring
van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden
gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Het op 19 oktober 1996 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag
inzake de bevoegdheid, het toepasselijk recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging
en de samenwerking op het gebied van de ouderlijke verantwoordelijkheid en
maatregelen ter bescherming van kinderen, waarvan de Engelse en Franse tekst
en de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in Tractatenblad 1997, 299,
wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 2
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van
de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Buitenlandse Zaken,