29 980
Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen alsmede van de verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PbEU L 338), en wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Uitvoeringswet EG-executieverordening (Uitvoeringswet internationale kinderbescherming)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 augustus 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 24, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, die als volgt luidt: De rechter die een verzoek heeft overgedragen, stelt partijen hiervan in kennis.

Toelichting

De artikelen 8 en 9 van het verdrag en artikel 15 van de verordening voorzien, bij wijze van uitzondering op de hoofdregels voor de internationale bevoegdheid van de rechter, in de mogelijkheid van overdracht van een zaak naar de rechter in een andere staat, indien deze beter in staat geacht wordt het belang van het kind te beoordelen. Artikel 24, zesde lid, van het wetsvoorstel bepaalt dat de overdracht door een Nederlandse rechter aan een rechter in het buitenland door tussenkomst van de in dat artikel in het leven geroepen verbindingsrechter plaatsvindt. Voorgesteld wordt in dat artikellid te verduidelijken dat de overdragende rechter partijen van de overdracht in kennis stelt.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven