29 979 (R 1781)
Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk als gevolg van de spaarrenterichtlijn

nr. 7
VERSLAG

Vastgesteld 22 maart 2005

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Voorstel van Rijkswet tot wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk als gevolg van de spaarrenterichtlijn.

Deze leden constateren met genoegen dat er voortgang zit in het proces van het in de belastingheffing betrekken van rentebetalingen op spaargelden aan natuurlijke personen over de grenzen heen.

Overeenkomsten en regelingen met sommige andere landen en met de afhankelijke en geassocieerde gebieden

Het is de bedoeling dat de richtlijn van toepassing wordt op 1 juli 2005. Daarvoor is dan wel nodig dat alle betrokken afhankelijke of geassocieerde gebieden zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel ii), via overeenkomsten of andere regelingen ofwel overgaan tot de uitwisseling van inlichtingen dan wel gedurende een overgangsperiode een bronbelasting toepassen.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de regering wat de voortgang is in het sluiten van overeenkomsten of andere regelingen met de hiervoor bedoelde gebieden. Zij vernemen ook graag wat de inhoud is van deze overeenkomsten of regelingen vooral ook in hoeverre deze regelingen afwijken van de overeenkomsten die de landen van de Europese Unie met de Nederlandse Antillen en Aruba gaan sluiten of hebben gesloten. Daarbij ware met name ook aandacht te besteden aan de keuzes – bronheffing of uitwisseling van inlichtingen – die door die gebieden gemaakt zijn en aan bepalingen die (qua strekking) vergelijkbaar zijn met die zoals opgenomen in het voorgestelde artikel 13a , zesde lid, laatste volzin van de BRK.

In artikel 17 tweede lid, onderdeel i, van de richtlijn wordt de toepassing van de bepalingen mede afhankelijk gesteld van de overeenkomsten tussen de Europese Unie met de Zwitserse Bondsstaat, het Vorstendom Liechtenstein, de Republiek San Marino, het Vorstendom Monaco en het Vorstendom Andorra. Wat is de stand van zaken rond deze overeenkomsten?

Hoe reëel is het dat deze overeenkomsten of andere regelingen nog vóór 1 juli 2005 kunnen worden geratificeerd dan wel na inwerkingtreding met ingang van die datum toegepast kunnen worden, zo vragen deze leden zich af.

Regeling met de Nederlandse Antillen en Aruba

Bronheffing of uitwisseling van inlichtingen?

Door de Nederlandse Antillen is de keuze gemaakt over te gaan tot de invoering van een bronheffing. Aruba geeft de voorkeur aan de uitwisseling van inlichtingen. Kan de regering aangeven op basis waarvan deze landen deze keuzes gemaakt hebben? Waarom hebben bijvoorbeeld de Nederlandse Antillen niet ook gekozen voor de uitwisseling van inlichtingen te meer daar een bronheffing aanvankelijk alleen bedoeld was voor landen die een bankgeheim kennen.

Artikelsgewijs commentaar

De leden van de CDA-fractie delen de opvatting van de Raad van State inzake het opnemen van de laatste volzin in artikel 13a, zesde lid in de BRK. Zij zijn van mening dat het opnemen van deze bepaling niet getuigt van de goede trouw die ook onder verdragen, verdragspartners jegens elkaar in acht hebben te nemen. Zij verzoeken de regering hierop nog wat nader in te gaan. Zij verwijzen daarvoor ook naar hetgeen hiervoor opgemerkt is over de overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten en alle andere betrokken afhankelijke en geassocieerde gebieden.

Deze leden vragen zich verder af in hoeverre de laatste volzin van artikel 13a, zesde lid, in strijd kan komen met hetgeen is opgenomen in artikel 15 van de richtlijn. In gevallen waarin sprake zou kunnen zijn van situaties zoals bedoeld in artikel 15, kunnen de Nederlandse Antillen en Aruba op grond van bedoelde slotzin in artikel 13a, zesde lid, geen vrijstelling meer verlenen.

Als een soort algemene regel geldt dat belastingverdragen, waarmee de Belastingregeling van het Koninkrijk te vergelijken is, geen heffingsrechten in het leven roepen maar al dan niet bestaande heffingsrechten toewijzen dan wel verdelen. Door het voorstel van Rijkswet wordt aan artikel 13 een artikel 13a toegevoegd. In artikel 13a is opgenomen dat de Nederlandse Antillen gedurende de overgangsperiode een bronbelasting heffen. Betekent dit, zo vragen deze leden, dat hiermee afgeweken wordt van de hiervoor bedoelde algemene regel?

Overige opmerkingen

De toelichting vermeldt vanaf 2006 een verwachte budgettaire opbrengst van € 1 miljoen per jaar. De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat ceteris paribus de opbrengst door de verhoging van de bronheffingpercentages na verloop van tijd toe zal nemen. Zij vragen zich wel af of juist de invoering van een dergelijke bronheffing er niet toe zal leiden dat geen dan wel in mindere mate particuliere spaartegoeden meer aangehouden zullen worden door inwoners van lidstaten van de Europese Unie of wel dat andere wegen gezocht zullen worden om onder de bronheffing uit te komen.

Zo verscheen recent in de pers een artikel waarin aangegeven werd dat een verschuiving plaatsvindt in de particuliere sfeer van rentestromen naar dividendstromen. Dividenden vallen niet onder de richtlijn.

Daarnaast lijkt het mogelijk rentestromen om te leiden via derde landen die niets te maken hebben met de richtlijn. Als dat het geval is wordt de situatie, die de richtlijn juist beoogt te beëindigen, gecontinueerd.

Deze leden ontvangen hierover graag een reactie van de regering.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Tichelaar

De adjunct-griffier van de commissie,

Vente


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Ondervoorzitter Smits (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Tichelaar (PvdA), Voorzitter Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Koomen (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Egerschot (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Vacature (algemeen), Duyvendak (GL), Van Gent (GL), De Ruiter (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Omtzigt (CDA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Van Bommel (SP), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Rambocus (CDA), Stuurman (PvdA), Luchtenveld (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD) en Van Beek (VVD).

Naar boven