Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29979-(R1781) nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29979-(R1781) nr. 3 |
Op 16 juli 2003 is de Richtlijn nr. 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op spaargelden in de vorm van rentebetaling (PbEU L 157/38) (hierna: de Richtlijn 2003/48/EG) in werking getreden. Op grond van deze Richtlijn 2003/48/EG zal informatie-uitwisseling plaatsvinden over rentebetalingen die worden verricht door uitbetalende instanties aan natuurlijke personen (uiteindelijk gerechtigden) die woonachtig zijn in een andere lidstaat. Gedurende een overgangsperiode past een drietal landen (Oostenrijk, België en Luxemburg) in plaats daarvan een bronheffing toe.
Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG wordt de Richtlijn 2003/48/EG vanaf 1 januari 2005 van toepassing, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Op grond van de beschikking van de Raad van 19 juli 2004 inzake de datum van toepassing van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (Pb EU L 257/7) is deze datum gewijzigd in 1 juli 2005. Eén van deze voorwaarden is dat alle betrokken afhankelijke of geassocieerde gebieden, waaronder de Nederlandse Antillen en Aruba, vanaf diezelfde datum conform de Richtlijn 2003/48/EG automatische gegevensuitwisseling of, gedurende de overgangsperiode, bronbelasting heffen. De Nederlandse Antillen en Aruba hebben hieraan hun medewerking verleend. Beide landen zullen hiertoe overeenkomsten sluiten met de lidstaten van de Europese Unie. De Nederlandse Antillen hebben ervoor gekozen om in de overgangsperiode bronbelasting toe te passen. Aruba zal direct overgaan tot informatie-uitwisseling.
Naast het sluiten van overeenkomsten vergt artikel 17 een regeling in de relatie tussen enerzijds Nederland en anderzijds de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba. Voor wat betreft de informatie-uitwisseling zal dit worden geëffectueerd door middel van een gezamenlijke regeling op basis van artikel 37 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: de BRK). Om het mogelijk te maken dat de Nederlandse Antillen gedurende de overgangsperiode overeenkomstig de Richtlijn 2003/48/EG bronbelasting kunnen heffen van in Nederland wonende uiteindelijk gerechtigden, dient de BRK te worden aangepast. Op grond van artikel 13 van deze regeling mag immers niet meer dan 10% belasting worden geheven door de bronstaat. Dit is minder dan het bronbelastingtarief volgens de Richtlijn 2003/48/EG. De onderhavige wijziging van de BRK strekt hiertoe. Bij de formulering van deze wijziging is zoveel mogelijk aangesloten bij de tekst van de Richtlijn 2003/48/EG en de overeenkomsten die de Nederlandse Antillen op basis van artikel 17, tweede lid, onder ii, van de Richtlijn 2003/48/EG zullen sluiten met de EU-landen.
Budgettaire gevolgen, uitvoeringskosten en administratieve lasten
De introductie van de bronbelasting in de Nederlandse Antillen en het overmaken van driekwart van de opbrengst aan Nederland zal zorgen voor een budgettaire opbrengst. Bij de toepassing van de wijziging van de BRK vanaf 2005 zal deze opbrengst voor het eerst te verwachten zijn in 2006 omdat het vierde lid van het nieuwe artikel 13a voorschrijft dat de Antillen het aan Nederland toekomende deel van de opbrengst van de bronheffing uiterlijk in de zes maanden volgende op het eind van het belastingjaar van de Nederlandse Antillen aan Nederland overdraagt. De opbrengst van de wijziging van de BRK bedraagt voor Nederland vanaf 2006 naar verwachting € 1 miljoen per jaar.
De wijziging van de BRK heeft als zodanig geen gevolgen voor de administratieve lasten van het bedrijfsleven. De wijziging strekt er immers primair toe het tarief dat het bronland op grond van artikel 13 van de BRK op rente mag inhouden, in overeenstemming te brengen met het tarief dat op grond van de Richtlijn 2003/48/EG door de Nederlandse Antillen dient te worden ingehouden op aldaar aangehouden spaartegoeden van ingezetenen van Nederland.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Op grond van deze bepaling wordt een achtste lid toegevoegd aan artikel 2 BRK, waarin voor de toepassing van artikel 13a en artikel 24, tiende lid ter zake van de definities van uiteindelijk gerechtigde, uitbetalende instantie en rentebetaling wordt aangesloten bij de Richtlijn 2003/48/EG.
Op grond van deze bepaling wordt in de BRK een nieuw artikel ingevoegd. Deze bepaling ziet op de heffing van bronbelasting door de Nederlandse Antillen van uiteindelijk gerechtigden tot rentebetalingen die in Nederland wonen.
Op grond van het eerste lid zullen de Nederlandse Antillen gedurende de overgangsperiode van de Richtlijn 2003/48/EG bronbelasting inhouden op rentebetalingen die door uitbetalende instanties, gevestigd in de Nederlandse Antillen, worden gedaan aan uiteindelijk gerechtigden tot die rentebetalingen in Nederland. Overeenkomstig de Richtlijn 2003/48/EG loopt het tarief op van 15% in de eerste drie jaar van de overgangsperiode, tot 20% in de daaropvolgende drie jaar en daarna tot 35%.
De bronheffing wordt op dezelfde wijze ingehouden als voorgeschreven in artikel 11, tweede en derde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG. Artikel 11, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG geeft aan hoe bronbelasting moet worden ingehouden bij de verschillende soorten van rentebetalingen. In artikel 11, derde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG, is het uitgangspunt neergelegd dat de inhouding van de bronheffing naar rato van de bezitsperiode plaatsvindt.
Uit het tweede lid blijkt de verhouding tussen de onderhavige bepaling en artikel 13, eerste lid. Deze bepaling sluit aan op artikel 11, vierde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG. De bronheffing door de Nederlandse Antillen staat niet in de weg aan de woonstaatheffing door Nederland.
Het derde lid is de tegenhanger van artikel 11, vijfde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG. Deze bepaling ziet op de situatie dat aan een in een lidstaat gevestigde entiteit rente wordt uitbetaald ten gunste van een uiteindelijk gerechtigde. Deze entiteit wordt op grond van artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG onder bepaalde voorwaarden ook als uitbetalende instantie aangemerkt. In overeenstemming met artikel 11, vijfde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG, kunnen de Nederlandse Antillen op grond van het derde lid bepalen dat een marktdeelnemer die rente betaalt aan een in Nederland gevestigde artikel 4, tweede lid, entiteit wordt aangemerkt als uitbetalende instantie zolang de Nederlandse entiteit zich niet kenbaar heeft gemaakt aan de op de Nederlandse Antillen gevestigde marktdeelnemer. De Antilliaanse marktdeelnemer draagt dan bronbelasting af ter zake van de gehele betaling aan de Nederlandse entiteit, totdat de entiteit zich formeel bekend heeft gemaakt aan de marktdeelnemer en vaststaat dat het voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, tweede lid van de Richtlijn 2003/48/EG.
Uit het vierde lid volgt de verdeling van de opbrengst van de bronheffing. De Nederlandse Antillen dragen binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar 75% van de op grond van het eerste en derde lid ontvangen bronheffing aan Nederland af. Het restant, 25%, komt toe aan de Nederlandse Antillen.
Deze bepaling komt overeen met artikel 12 van de Richtlijn 2003/48/EG.
Uiteindelijk gerechtigden die er de voorkeur aan geven dat er geen bronbelasting door de Nederlandse Antillen wordt ingehouden, maar informatie wordt uitgewisseld met Nederland, kunnen een verzoek indienen. Daarvoor zullen de Nederlandse Antillen een van de procedures van artikel 13 van de Richtlijn 2003/48/EG invoeren. In dat kader zal de bevoegde autoriteit in Nederland als bedoeld in artikel 37 van de BRK een woonplaatsverklaring van de uiteindelijk gerechtigde afgeven. Dit is geregeld in het vijfde lid.
Voor de vraag of een in de Nederlandse Antillen gevestigde uitbetalende instantie bronheffing moet inhouden, is van belang wie de uiteindelijk gerechtigde is en wat zijn woonplaats is. De Nederlandse Antillen zullen hiertoe procedures vaststellen die voldoen aan de normen van artikel 3 van de Richtlijn 2003/48/EG. Voor contractuele betrekkingen van voor 1 januari 2004 zal de identiteit en woonplaats echter worden vastgesteld op basis van de informatie die de uitbetalende instantie heeft op grond van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening (Landsverordening van de 10de februari 1996 houdende regelen inzake identificatie van cliënten bij financiële dienstverlening, publicatieblad A 1996, nr. 23).
De laatste volzin van het zesde lid gaat de situatie tegen dat de uitbetalende instantie voor contractuele betrekkingen van voor 1 januari 2004 niet de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde kan vaststellen op basis van de informatie die het heeft op grond van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening omdat er op basis van deze Landsverordening vrijstellingen of ontheffingen zijn verleend aan de uiteindelijk gerechtigde. Tevens bepaalt de laatste volzin dat er in de toekomst geen verdere vrijstellingen of ontheffingen mogen worden verleend. Tot op heden zijn er op basis van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening geen vrijstellingen of ontheffingen verleend. Deze bepaling is niet terug te vinden in de Richtlijn 2003/48/EG maar wel in de spaartegoedenverdragen die de lidstaten van de EU sluiten met de Nederlandse Antillen op basis van artikel 17, lid 2, onderdeel ii, van de Richtlijn 2003/48/EG. Zonder deze bepaling zouden er lidstaten kunnen zijn die het standpunt innemen dat er in de relatie tussen Nederland en de Nederlandse Antillen niet is voldaan aan voorwaarden van artikel 17, lid 2, onderdeel ii, van de Richtlijn 2003/48/EG waardoor de toepassing van de Richtlijn 2003/48/EG in gevaar kan komen.
Het zevende lid bewerkstelligt dat de Nederlandse Antillen na afloop van de overgangsperiode overgaan tot informatie-uitwisseling. Op dat moment zal aan de Nederlandse Antillen worden gevraagd de bepalingen van hoofdstuk II van de Richtlijn 2003/48/EG overeenkomstig toe te passen. De nog vast te stellen gezamenlijke regeling als gevolg van de spaarrenterichtlijn zal de basis bieden voor deze informatie-uitwisseling.
Met deze bepaling wordt bereikt dat Nederland conform de Richtlijn 2003/48/EG een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting verleent. In het kader van de implementatie van de Richtlijn 2003/48/EG is de bronbelasting als voorheffing van de inkomstenbelasting aangemerkt. Daarmee is – in overeenstemming met de Richtlijn 2003/48/EG – bereikt dat ook recht bestaat op de verrekening van bronheffing indien deze meer bedraagt dan de verschuldigde (toerekenbare) inkomstenbelasting.
Deze rijkswet treedt in werking vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip zal samenvallen met het moment dat de Richtlijn 2003/48/EG toepassing vindt. Dit is na wijziging van de toepassingsdatum van de Richtlijn 2003/48/EG als gevolg van de beschikking van de Raad van 19 juli 2004 in principe vanaf 1 juli 2005, tenzij de Richtlijn 2003/48/EG op grond van artikel 17 ervan wederom later van kracht wordt.
De wijzigingen in de BRK die als gevolg van deze rijkswet worden doorgevoerd vervallen vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Hier is voor gekozen omdat het op dit moment onduidelijk is hoe lang de overgangsperiode zal duren, waarin de Nederlandse Antillen bronbelasting zullen heffen. Tevens is het mogelijk dat de Nederlandse Antillen besluiten al eerder de bronheffing te vervangen door informatie-uitwisseling. Op het moment dat de Nederlandse Antillen overgaat tot informatie-uitwisseling, hetzij aan de einde van de overgangsperiode, hetzij op eigen initiatief, is het noodzakelijk dat de doorgevoerde wijzigingen vervallen.
BRK | Richtlijn 2003/48/EG |
---|---|
Artikel 2, achtste lid, onderdeel a, onder 2°. | Artikel 2 |
Artikel 2, achtste lid, onderdeel a, onder 3°. | Artikel 4 |
Artikel 2, achtste lid, onderdeel a, onder 4°. | Artikel 6 en 15 |
Artikel 13a, eerste lid | Artikel 11, eerste tot en met derde lid |
Artikel 13a, tweede lid | Artikel 11, vierde lid |
Artikel 13a, derde lid | Artikel 11, vijfde lid |
Artikel 13a, vierde lid | Artikel 12 |
Artikel 13a, vijfde lid | Artikel 13 |
Artikel 13a, zesde lid | Artikel 3 |
Artikel 13a, zevende lid | Artikel 10, derde lid |
Artikel 24, tiende lid | Artikel 14 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29979-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.