29 959
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie en van de Wet op het primair onderwijs in verband met het bieden van meer ruimte voor het invullen van expressie-activiteiten en het invoeren van de mogelijkheid dat het onderwijs mede de Duitse of Franse taal omvat

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 23 mei 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van het wetsvoorstel komt te luiden:

Wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met het bieden van meer ruimte voor het invullen van expressie-activiteiten en het invoeren van de mogelijkheid dat het onderwijs mede de Duitse of Franse taal omvat

B

De considerans van het wetsvoorstel komt te luiden:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is meer ruimte te bieden voor een eigen invulling van het kennisgebied expressie-activiteiten door de scholen en de mogelijkheid te bieden dat het onderwijs mede de Duitse taal of de Franse taal omvat;

C

In artikel I vervallen het opschrift en onderdeel A, en wordt de aanduiding «B» vervangen door «A» en wordt de aanduiding «C» vervangen door «B», en wordt het opschrift van het oude onderdeel B vervangen door: Artikel 9 van de Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:.

D

Artikel II vervalt.

E

Artikel III vervalt.

F

Artikel IV komt te luiden:

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Toelichting

Op verzoek van de Kamer (tijdens de behandeling van het initiatiefwetvoorstel van de leden Hamer, Dijsselbloem en Kraneveldt, Kamerstukken II 2003/04, 29 666) heeft overleg plaatsgevonden tussen ondergetekende en de indieners van bedoeld wetsvoorstel. Overeengekomen is dat de indieners in hun wetsvoorstel zullen overnemen dat het onderwijs mede is gericht op de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie. Gelet op deze afspraak kan bedoeld onderdeel in de artikelen I, II en III van het onderhavige wetsvoorstel komen te vervallen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven