29 956
Ramp in Zuid-Azië en Oost-Afrika

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 januari 2005

Graag berichten wij u over de beleidslijn van de Nederlandse regering alsmede de EU met betrekking tot de hulpverlening aan de slachtoffers van de recente vloedgolf in Azië. Voor de goede orde dient dat u binnenkort een brief toegaat over de consulaire bijstand aan Nederlanders in het getroffen gebied. Een verslag van de ASEAN Tsunami Conferentie van 6 januari te Jakarta, de buitengewone RAZEB van 7 januari te Brussel en de donorconferentie te Genève van 11 januari a.s, alsmede een nadere indicatie van door Nederland in te zetten middelen voor wederopbouw, zal u naar verwachting in de loop van de komende week toegaan.

Op Tweede Kerstdag, zondag 26 december jl. vond een aardbeving plaats in de Indische Oceaan met een kracht van 8.9 op de schaal van Richter. Deze uitzonderlijk krachtige beving bracht enorme vloedgolven teweeg die de kuststreken van diverse landen in Zuid-Oost-Azië en Oost-Afrika overspoeld hebben.

De internationale gemeenschap ziet zich gesteld voor één van de grootste humanitaire operaties in de geschiedenis. De zwaarst getroffen landen zijn Indonesië, Sri Lanka, Thailand, India en Malediven. Direct na de ramp heeft de VN 5 UNDAC-teams naar de verschillende rampgebieden gestuurd om noden te inventariseren en lokale autoriteiten te ondersteunen bij de coördinatie van de hulpverlening. Met dat doel heeft ook het Internationale Rode Kruis direct missies uitgestuurd. Op basis van de verkenningsrapportages ontstaat geleidelijk een duidelijker beeld over de specifieke noden, met name op het terrein van onderdak, schoon water, voedsel en medicijnen, ook al is het nog steeds niet mogelijk geweest om de volle omvang van de ramp in kaart te brengen. Op 6 januari 2005 zal de VN de internationale donorgemeenschap een definitief appeal presenteren.

1. Indonesië

Indonesië, met name Atjeh, is het zwaarst getroffen door de aardbeving en daaropvolgende vloedgolf. De laatste cijfers van de VN (van 4 januari 2005) spreken van meer dan 94 000 doden en 108 000 ontheemden. Deze aantallen zullen de komende tijd nog oplopen. Toegang tot de getroffen gebieden is problematisch omdat veel infrastructuur is vernietigd. Ook medische en communicatievoorzieningen zijn goeddeels verwoest.

De hulpverlening verloopt voornamelijk via de vliegvelden van Banda Atjeh en Medan. Transport van hulpgoederen het land in verloopt nog moeizaam. Er bestaan met name grote noden op het terrein van medische diensten, drinkwater en sanitaire voorzieningen, voedsel, onderdak, kleding en logistieke ondersteuning. Als gevolg van de gespannen politieke situatie in het gebied voorafgaand aan de ramp en de enorme verwoestingen was toegang tot de getroffen gebieden, evenals coördinatie van de hulpverlening, aanvankelijk een probleem. Eén en ander verloopt nu beter. De autoriteiten van Maleisië en Singapore hebben vliegvelden ter beschikking gesteld om humanitaire vracht over te laden op kleinere toestellen die in Banda Atjeh en Medan kunnen landen.

Sri Lanka

Op Sri Lanka spreken de laatste cijfers (4 januari) van 30 186 doden gevallen, terwijl er nog 5 540 personen worden vermist en 805 978 personen ontheemd geraakt zijn. Met name de vier zuidelijke kustdistricten zijn getroffen. Over het algemeen genomen is de infrastructuur – dat wil zeggen: de hoofdwegen – nog redelijk intact. Verdere overstromingen, veroorzaakt door hevige regenval, belemmeren de hulpverlening en verergeren de slechte sanitaire omstandigheden waarin de ontheemden leven.

Water en sanitaire voorzieningen zijn nu de eerste zorg om een uitbraak van epidemieën te voorkomen. Van voedseltekorten is (nog) geen sprake omdat de lokale bevolking in groten getale bijspringt. Er zijn reeds diverse kampen opgezet voor ontheemden, maar op ad-hoc basis en zonder al te veel structuur. Verschillende buitenlandse donoren hebben hun twijfel uitgesproken over de absorptiecapaciteit omdat de regering met name de lokale coördinatie nog niet goed in de hand lijkt te hebben.

Thailand

De regering heeft het aantal doden op 4 januari vastgesteld op 5 046 en vermisten op 3 810. De nadruk ligt op dit moment nog op het bergen en identificeren van lichamen. Ondanks de aanwezigheid van een aantal forensische teams zal dit vermoedelijk nog maanden vergen. Thailand zal geen internationale hulp vragen behalve forensische experts. De belangrijkste hulpverleningskanalen functioneren goed. Medische voorzieningen zijn intact, evenals fysieke infrastructuur. Het grote aantal buitenlandse slachtoffers vormt een additionele belasting voor de Thaise autoriteiten en instellingen.

India

India kondigde aan geen behoefte te hebben aan buitenlandse hulp; het land beschikt zelf over voldoende middelen. Het land zet bovendien zelf een hulpoperatie op ten behoeve van Sri Lanka en de Malediven. Het dodental wordt er inmiddels geschat op 15 160, maar zal naar verwachting nog verder oplopen omdat de toestand op de zeer zwaar getroffen Andamanen Nicobar eilanden nog niet helemaal geïnventariseerd is. Tot dusver zijn 7 793 doden geteld in Tamil Nadu en 5 681 op de Andaman- en Nicobar-eilanden.

Malediven

Ook de Malediven zijn getroffen. Het dodental ligt op 81; het aantal direct getroffenen op 13 311 maar van de gehele bevolking in meer of mindere mate de bestaanszekerheid aangetast. De hulpverlening is goed op gang gekomen. Het feit dat de Malediven uit meer dan 200 eilanden bestaan, zorgt voor exceptionele logistieke problemen.

Overige landen

De overige landen, getroffen door de vloedgolf, zijn; Myanmar, Somalië, Maleisië, Tanzania, Bangladesh, Seychellen en Kenia. Hieronder treft u een beknopt overzicht van het aantal slachtoffers aan (cijfers VN, 4 januari):

LandDodengetroffenen
Somalië142 doden15 000–30 000 getroffenen
Myanmar60 doden30 000 getroffenen
Maleisië66 doden8 100 vermisten en ontheemden
Tanzania10 doden
Bangladesh2 doden
Seychellen1 dode
Kenia1 dode

Afgaand op de laatste bevindingen van de VN- en IFRC/ICRC-missies lijken de VN-organisaties, de Rode Kruis Verenigingen en gespecialiseerde internationale en lokale NGO's de humanitaire operaties in deze landen goed op gang gebracht te hebben. Vooralsnog geven de VN-rapportages aan dat deze organisaties de situatie aankunnen en dat er op de heel korte termijn nog geen behoefte is aan additionele hulp. Voor wat betreft Somalië is de rapportage echter nog niet compleet.

2. Nederlandse humanitaire inspanningen

Nederland heeft direct na het uitbreken van de ramp gereageerd door financiële en materiële middelen ter beschikking te stellen. Deze middelen zijn ingezet na intensief overleg met de VN (OCHA), de Europese Commissie, de Europese lidstaten en de Nederlandse ambassades ter plaatse.

2.1. Financiële inspanningen

De totale humanitaire bijdrage van de Nederlandse regering omvat momenteel € 29 mln. Naar verwachting zal dit bedrag de komende tijd verder stijgen. De meeste fondsen zijn bestemd voor Indonesië en Sri Lanka, aangezien de humanitaire noden daar het hoogst zijn.

Direct na de ramp is € 2,1 mln. toegekend aan de Internationale Federatie van het Rode Kruis (IFRC) ter leniging van de eerste humanitaire noden, zoals voedsel, waterzuivering, kleding en medicijnen. Met deze bijdrage zijn onder meer twee toestellen van Defensie met zendingen van het Rode Kruis vanuit respectievelijk Luxemburg en Pakistan vertrokken naar Colombo, Sri Lanka. Met de resterende gelden worden extra tenten aangeschaft en vanuit Pakistan ingevlogen naar Atjeh.

Daarnaast is een startbijdrage toegezegd van € 5 miljoen aan giro 555 van de Samenwerkende Hulporganisaties Nederland (SHO) voor hulp aan de slachtoffers van de aardbeving in alle getroffen landen.

Twintig miljoen euro is beschikbaar gesteld aan de VN, waarvan € 13 mln. voor Indonesië en € 7 mln. voor Sri Lanka. Door in een vroegtijdig stadium een omvangrijke en flexibel inzetbare bijdrage beschikbaar te stellen, heeft Nederland de VN ter plaatste in staat gesteld direct over financiële middelen te beschikken om prioritaire programma's zonder vertraging uit te kunnen voeren.

Behalve via multilaterale kanalen zullen humanitaire fondsen worden ingezet via NGO's. Tot op heden is een regionaal programma van «Save the Children» gefinancierd voor een bedrag van € 1,9 mln. De komende weken zullen diverse binnengekomen voorstellen van NGO's beoordeeld worden.

2.2 Inspanningen van het publiek

De Nederlandse samenleving toont zich overweldigend solidair. Inmiddels is € 54 mln. bijgedragen; op 6 januari vindt een grote televisieactie plaats. Er zijn zeer veel activiteiten gaande, ook in het bedrijfsleven. Particuliere initiatieven om naar de regio te gaan of goederen te sturen, hoe hartverwarmend ook, lopen het risico op dit moment teveel op de beperkt beschikbare lokale capaciteit in de getroffen landen te drukken, en zouden om die reden beter gericht kunnen worden op de wederopbouwfase.

2.3 Materiële ondersteuning

Naast financiële middelen heeft de Nederlandse regering personele en materiële inspanningen geleverd. Zoals is vastgelegd in onder meer het Subsidiebeleidskader voor noodhulp en gepubliceerd in de Staatscourant van februari 2004, gaat de Nederlandse regering hierbij vraaggericht te werk. Gegeven de logistieke realiteit worden alleen mensen en middelen met een duidelijke toegevoegde naar de regio gestuurd; teams moeten bovendien zelfvoorzienend zijn.

– Op verzoek wordt momenteel een KDC-10 van de Koninklijke Luchtmacht ingezet om ten behoeve van het Nederlandse Rode Kruis hulpgoederen (medicijnen, dekens, tenten, beddenlakens, keukensets etc.) over te brengen naar de getroffen regio's in Noord Sumatra en Sri Lanka. Nederland heeft aan Estland en Luxemburg aangeboden om van deze transportmogelijkheid gebruik te maken. In dat kader wordt met deze vlucht een veldhospitaal en een medisch team uit Estland vervoerd naar Noord-Sumatra. Luxemburg heeft van Belgische capaciteit gebruik gemaakt.

– Ook financiert Nederland het luchttransport van een basiskamp voor hulpverleners in Atjeh. Dit geschiedt in samenwerking met Noorwegen, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken via een samenwerkingsverband voor technische en logistieke steun aan de VN (het «International Humanitarian Partnership», IHP geheten).

– Gegeven de aard van de ramp is het «Urban Search and Rescue Team» (USAR.NL), dat is opgericht op 1 januari 2004, niet ingezet. Hiertoe was overigens ook geen VN-verzoek ontvangen.

– Op verzoek van de Nederlandse ambassade in Colombo zijn 8000 lijkenzakken gestuurd naar Sri Lanka.

– Momenteel wordt er geïnventariseerd of het zinvol is om in de regio Nederlandse luchtverkeersleiders in te zetten om de inkomende hulpvluchten te begeleiden.

3. Nederlandse inspanningen ten aanzien van wederopbouw

Het is nog te vroeg om in concrete termen te spreken over inspanningen op het terrein van wederopbouw. Vooralsnog gaat immers alle aandacht uit naar het lenigen van de humanitaire noden. Wel worden lokaal verkenningen uitgevoerd. Er wordt momenteel gewerkt aan een eerste plan van aanpak ten aanzien van wederopbouw dat zal worden aangevuld met bevindingen van de komende conferenties.

Het Office for Co-ordination of Humanitarian Affairs (OCHA) heeft aangegeven dat noodhulpbijdragen in het kader van het deze week verschijnende VN-appeal tevens ingezet zullen kunnen worden voor rehabilitatieactiviteiten, zoals het herstellen van wegen, bruggen en gebouwen. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit ook het eerste appeal worden in de geschiedenis van de VN waarvoor voldoende fondsen door de internationale gemeenschap ter beschikking worden gesteld.

Tot op heden is wereldwijd $ 2 miljard voor de humanitaire hulpverlening toegezegd. Hiervan is ruim $ 1.5 miljard terug te vinden als bijdragen in het Financial Tracking System (FTS) van de Verenigde Naties. De grootste donoren per 4 januari volgens het FTS zijn:

– Japan $ 500 miljoen
– Verenigde Staten $ 350 miljoen
– Europese Unie (lidstaten en Europese Commissie) € 306 miljoen
– Canada $ 63 miljoen
– Australië $ 46 miljoen
– Saudi-Arabië $ 10 miljoen
– Qatar $ 10 miljoen

Binnen de Europese Unie zijn de grootste donoren:

– Verenigd Koninkrijk € 70 miljoen
– Zweden € 59 miljoen
– Europese Commissie € 23 miljoen
– Nederland€ 22 miljoen
– Duitsland € 20 miljoen

Ter vermijding van misverstanden: de Nederlandse de facto bijdrage is inmiddels € 29 miljoen: € 5 mln is toegezegd aan de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) en een voorstel van Save the Children (StC) ten bedrage van € 2 mln is gehonoreerd. De totale toezeggingen door de EU-lidstaten en de Europese Commissie staan inmiddels op € 448 miljoen (per 4-1-2005).

Naast humanitaire fondsen kunnen reguliere Nederlandse OS-fondsen en de gedelegeerde fondsen van de ambassades ingezet worden voor wederopbouw in de getroffen landen. Inmiddels worden ook al bedragen toegezegd die specifiek voor wederopbouw bedoeld zijn. In dat kader heeft Duitsland inmiddels € 500 miljoen toegezegd. Het al dan niet kwijtschelden van schulden of instellen van een moratorium op de schuldendienst is – ook internationaal – in beraad. U zult hier in een volgende brief over worden geïnformeerd.

4. Internationale coördinatie

4.1 Coördinatie op VN-niveau OCHA

De algehele coördinatie van de internationale humanitaire inspanningen ten behoeve van de slachtoffers van de ramp is in handen van het Office for Co-ordination of Humanitarian Affairs(OCHA). De inspanningen van OCHA ondersteunen de nationale overheden van de getroffen landen. Nederland is een warm pleitbezorger van een centrale rol voor de Verenigde Naties in humanitaire hulpverlening. Tot op heden vervult OCHA deze coördinerende rol goed, gegeven de omvang van de ramp en de zeer moeilijke omstandigheden. Het is een goede ontwikkeling dat ook andere landen de centrale rol van de VN in de coördinatie van de hulpverlening aanvaarden. Ook de Tsunami Core Group, een kort na de ramp ontplooid informeel initiatief op tijdelijke basis, heeft aan coördinatie van de hulp bijgedragen. De groep, waarvan de VN, vertegenwoordigd door OCHA, de VS, Japan, Australië, Canada, India en Nederland deel hebben uitgemaakt, heeft enige tijd gefunctioneerd als extra ondersteuning van de VN in de moeilijke eerste periode.

4.2 Coördinatie op Europees niveau

Onder Nederlands voorzitterschap werd in oktober 2004 tussen de Europese Commissie en OCHA formeel overeenstemming bereikt over samenwerking bij rampenbestrijding in derde landen, buiten de EU. Daarbij geldt dat de EU de leidende rol van de VN als hulpcoördinator aanvaardt en op basis van het principe van toegevoegde waarde EU-middelen aan VN-structuren zal toevoegen. Ook heeft de EU de VN-richtlijnen voor de inzet van militaire middelen bij rampenbestrijding aanvaard.

Nederland heeft dagelijks contact onderhouden met OCHA en het EU Monitoring and Information Centre, waaraan de lidstaten informatie verstrekken over hun materiële en personele inspanningen. Als EU-voorzitter heeft Nederland in de eerste week na de catastrofe de EU-coördinatie verzorgd. Europese landen droegen specialisten bij aan de vijf uitgezonden UNDAC-teams. Logistieke ondersteuning, bijvoorbeeld de inrichting van een basiskamp voor hulpverlening in Bandah Atjeh, kwam voort uit samenwerking tussen een aantal Europese landen. Ook genereerde de Europese Commissie en de lidstaten in de eerste 48 uur na de ramp een hulpstroom ter waarde van ca € 50 mln.

Nederland zal de komende tijd op verzoek van het nieuwe EU-voorzitterschap Luxemburg een ondersteunende rol blijven spelen. Dit betreft coördinatie en informatiemanagement op lokaal niveau door de Nederlandse Ambassades in de getroffen landen.

Gezien de grote logistieke problemen in het gebied is op verzoek van de VN in EU-verband een inventarisatie gemaakt van de militaire middelen van de EU lidstaten die in de regio aanwezig zijn en die op korte termijn kunnen worden ingezet ten behoeve van VN-inzet voor humanitaire hulpverlening. Met het oog op de snelheid bieden lidstaten waar mogelijk hun militaire middelen rechtstreeks aan de coördinerende autoriteiten aan. Daartoe heeft OCHA in Bangkok een civiel-militair operatiecentrum ingericht, waarin liaisons van de verschillende krijgsmachten samen met de VN sturing geven aan de logistieke inspanningen in de regio.

4.3 Nationale coördinatie

Ook op nationaal niveau vindt er coördinatie plaats. Zo is er regelmatig interdepartementaal overleg met o.a. de Ministeries van Defensie, Binnenlandse Zaken, Verkeer & Waterstaat en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Naast dit forum is er intensief contact met het Ministerie van Defensie teneinde te inventariseren welke militaire middelen kunnen worden ingezet ten behoeve van de hulpverlening. Daarbij is onder meer overwogen om schepen van de Koninklijke Marine in te zetten ten behoeve van de noodhulpverlening in Atjeh. Op advies van de VN en de Indonesische regering is hier vooralsnog echter van af gezien.

De coördinatie van de hulpverlening ligt binnen het ministerie bij de afdeling Humanitaire Hulp die daarbij ondersteuning heeft gekregen van andere onderdelen van het ministerie.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven

Naar boven