29 953
Wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik ten behoeve van de implementatie van zowel richtlijn nr. 2004/57/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 april 2004 betreffende het identificeren van pyrotechnische voorwerpen en bepaalde munitie voor de doeleinden van richtlijn nr. 93/15/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (PbEU L 127) als de beschikking nr. 2004/388/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 april 2004 betreffende een document voor de overbrenging van explosieven binnen de Gemeenschap (PbEU L 120)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 18 april 2005

1. Algemeen

Het verheugt mij dat de leden van de CDA-fractie met belangstelling kennis hebben genomen van het voorstel en ik constateer dat zij de doelstelling van de richtlijn onderschrijven. Niettemin leven er bij de leden van deze fractie nog vragen en opmerkingen, waar ik hieronder op in zal gaan. Daarbij heb ik de volgorde van het verslag aangehouden.

2. Uitvoering van dit besluit

Ik constateer tot mijn genoegen dat de leden van de CDA-fractie belang hechten aan het handhaven van het noodzakelijke veiligheidsniveau en ik hecht daar evenzeer aan. De zorgen van de leden van de CDA-fractie over de gekozen formulering van met name artikel 10, eerste lid, onder b, zijn mijns inziens onterecht. De voorgestelde formulering verduidelijkt dat niet alleen de verkrijger een vergunning dient te hebben, maar dat tevens voor de overbrenging zelf (uit een andere lidstaat) toestemming dient te zijn verleend. Aanvullend is in artikel 11 geregeld dat hiervoor altijd het vastgelegde model van het formulier dient te worden gebruikt. Toegegeven kan worden dat de voorgestelde formulering niet bijzonder eenvoudig is, maar anderzijds zijn er geen moeilijke of overbodige woorden of zinsconstructies gebruikt en telt onderdeel b in combinatie met de aanhef slechts enkele regels. Overleg met handhavers was dan ook niet nodig.

3. Artikelsgewijs

Het woord «en» aan het slot van de voorgestelde wijziging van artikel 2, eerste lid, onderdeel b, is daar bewust geplaatst en hoeft niet te worden verwijderd om de navolgende reden. Artikel 2 zoals dat thans luidt, bestaat uit drie onderdelen die tezamen een cumulatieve opsomming vormen. Dat wordt aangegeven door het woord «en» aan het slot van het huidige onderdeel b. Het is de bedoeling dat ook na de voorgestelde wijziging, waarbij onderdeel b wordt uitgebreid tot 3 subonderdelen, de cumulatieve opsomming in stand blijft. Daartoe dient aan het slot van het voorgestelde subonderdeel 3ú het woord «en» te staan, dat dus dezelfde functie heeft als het woord «en» aan het slot van onderdeel b zoals dat thans luidt.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven