nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2007
In een Algemeen Overleg met de Commissie voor de Rijksuitgaven op 26 april
2006 (Kamerstuk 29 949, nr. 41) is gesproken over de kwaliteit van
de niet-financiële informatie. Tijdens dit overleg is toegezegd om samen
met de Algemene Rekenkamer workshops te organiseren voor de departementen
en de Tweede Kamer naderhand te informeren over de uitkomsten. In deze workshops
zou aan de hand van concrete casussen worden bekeken hoe het totstandkomingsproces
is georganiseerd, welke waarborgen in het totstandkomingsproces zijn opgenomen
en waar verbeteringen mogelijk zijn. Daarbij is toegezegd om op basis van
de uitkomsten uit de workshops in samenwerking met de Algemene Rekenkamer
te bezien of en waar er mogelijkheden zijn voor verdere verbeteringen in het
normenkader. Dit kan zonodig leiden tot aanpassing van de regelgeving (RPE).
In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van de workshops die zijn
gehouden in de periode van oktober tot en met december 2006.
1. Hoofdlijnen van uitkomsten workshops
In de workshops is met behulp van casuïstiek besproken of het normenkader
van de RPE 2006 toepasbaar is en of verbeteringen nodig zijn. De volgende
bevindingen kwamen uit de workshops naar voren:
• Niet-financiële informatie is heel gedifferentieerd. Daarom
heeft elke niet-financiële informatie haar eigen specifieke beheersmaatregelen
nodig.
• Als niet-financiële informatie uit de begroting en het jaarverslag
door departementen wordt gebruikt voor interne sturing, dan gaat hier een
intrinsieke prikkel van uit om deze informatie zo betrouwbaar mogelijk te
laten zijn. De waarborgen in het proces zijn voldoende om ervoor te zorgen
dat de bekende informatie ook in het jaarverslag wordt opgenomen. Veelal betreft
dit overigens informatie die ook op andere momenten aan de Tweede Kamer wordt
gezonden. Indien er geen goede relatie is tussen de prestatie- en effectgegevens
in begroting en verantwoording en de gegevens die door beleidsdirecties voor
de interne sturing worden gebruikt, ontbreekt het soms aan een
intrinsieke prikkel om zich in te spannen voor de betrouwbaarheid van de informatie.
• Indicatoren geven bepaalde signalen, maar het is vaak niet mogelijk
om op basis van alleen indicatoren iets te zeggen over de effectiviteit van
het beleid. Kwalitatief goede beleidevaluaties zijn daarom essentieel om uitspraken
te doen over de effectiviteit van beleid. Het is de bedoeling dat met het
onlangs geïntroduceerde instrument van de beleidsdoorlichting, beleidsevaluatie
op een hoger niveau wordt gebracht.
• Het ontwikkelstadium van beleid is een belangrijke factor voor
de betrouwbaarheid van indicatoren. Indien informatie uit verschillende bronnen
of gelaagd tot stand komt is er bijvoorbeeld vaak sprake van een verschil
in definities. Het kost tijd om deze definities te harmoniseren. Hoe stabieler
het beleid is, hoe makkelijker het vaak is om goede beleidsinformatie te krijgen.
• De processen om niet-financiële informatie op te leveren worden
steeds vaker geautomatiseerd. Het geautomatiseerde systeem bevat dan waarborgen
voor een goed totstandkomingproces. Dit bevordert een betrouwbare totstandkoming.
• De in de RPE 2006 opgenomen proceseisen zijn toepasbaar en dragen
bij aan een ordelijke en controleerbare totstandkoming van niet-financiële
informatie, al biedt dit geen volledige zekerheid voor wat betreft de inhoudelijke
kwaliteit. Verdere verhoging van de kwaliteit moet niet worden gezocht in
andere of meer regelgeving, maar door per beleidsterrein te bezien wat zinvolle
en relevante indicatoren zijn.
2. Hoe verder?
Ter afronding van de workshops heeft een overleg met de Algemene Rekenkamer
plaatsgevonden waarin de workshops zijn geëvalueerd en het normenkader
van de RPE 2006 nader is bekeken. Samen met de Algemene Rekenkamer is geconcludeerd
dat deze toepasbaar is en bijdraagt aan een ordelijke en controleerbare totstandkoming
van beleidsinformatie. De Algemene Rekenkamer blijft, conform de wettelijke
taak, in haar onderzoeken de betrouwbaarheid van de inhoud van de beleidsinformatie
onderzoeken. Daarnaast besteedt de Algemene Rekenkamer in haar onderzoeken
naar de kwaliteit van niet-financiële informatie in het jaarverslag en
andere beleidsdocumenten zoals evaluatierapporten ook aandacht aan de kwaliteitseisen «betrouwbaar,
valide en bruikbaar» en rapporteert daarover aan de Tweede Kamer. Het
ministerie van Financiën en de Algemene Rekenkamer hebben afgesproken
om samen op te trekken om zo tot verdere verbetering te komen van de kwaliteit
van de niet-financiële informatie door per beleidsterrein te bezien wat
zinvolle en relevante indicatoren zijn. Op korte termijn zal verbetering van
de kwaliteit van niet-financiële informatie vooral nagestreefd worden
door daaraan te werken in workshops. Bovendien zal het ministerie van Financiën
kijken waar departementen mogelijkerwijs van elkaar kunnen leren op het gebied
van het waarborgen van de kwaliteit van niet-financiële informatie, door
middel van uitwisseling van kennis en ervaringen.
De minister van Financiën,
W. J. Bos