nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2006
In maart 2005 is met de Tweede Kamer overleg gevoerd over de uitkomsten
van het interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) regeldruk
en controletoren en de naar aanleiding daarvan door het kabinet in
december 2004 gedane voorstellen. Tijdens het algemeen overleg op 2 en 3 maart
2005 (kamerstuk 29 949/29 950, nr. 7) en in de brief van 9 maart
2005 (Kamerstukken II, 29 949 en 29 950, nr. 5) is toegezegd de
getrouwbeeldverklaring van de departementale auditdiensten parallel aan de
gewijzigde bedrijfsvoeringsparagraaf over het verslagjaar 2006 in te voeren.
De departementen hebben sindsdien belangrijke voortgang geboekt met het treffen
van de hiervoor noodzakelijke maatregelen. In combinatie met het streven te
komen tot een voor u zo transparant mogelijke wijze van verantwoording over
de besteding van de toeslaggelden (zie hierna), is thans een versnelling mogelijk
in de implementatie van de IBO-besluiten. Deze versnelling past in het afgesproken
ingroeitraject.
Het voorstel voor een versnelde invoering van de IBO-besluiten richt zich
op de verantwoording 2005 van de departementen Financiën, VROM, SZW en
VWS (de begrotingshoofdstukken IXB, XI, XV en XVI). Dit is mede ingegeven
door de wijze van uitvoering van de regelingen inzake kinderopvang, huursubsidie
en zorgtoeslag. Met ingang van het jaar 2005 draagt de Belastingdienst op
grond van gewijzigde weten regelgeving zorg voor de uitvoering van deze regelingen
(kinderopvang voor het gehele jaar, huursubsidie en zorgtoeslag met betrekking
tot december). Derhalve zijn de minister en de staatssecretaris van Financiën
verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regelingen. De verantwoordelijkheid
voor de beleidsbepaling (doelstellingen, instrumenten, prestaties en effecten)
berust echter bij de betrokken ministers van respectievelijk SZW, VROM en
VWS. De met de toeslagregelingen gemoeide programmagelden staan daarom op
de begroting van hun departement. Deze vorm van beleidsuitvoering heeft consequenties
voor de verantwoording en de controle.
Het voorstel is om de besluiten die het kabinet in overleg met de Tweede
Kamer heeft genomen naar aanleiding van het IBO regeldruk en controletoren
voor 2005 al toe te passen op de vier begrotingshoofdstukken IXB, XI,
XV en XVI. Dit voorstel is met de Algemene Rekenkamer besproken, waarna deze
brief in nauw overleg met de Rekenkamer is opgesteld. Zij zal u hierover ook
zelf op korte termijn nader informeren.
Dit betekent onder meer het volgende:
• Alle artikelen ten aanzien waarvan de tolerantiegrens voor rechtmatigheidsfouten
en/of -onzekerheden wordt overschreden, moeten in de bedrijfsvoeringsparagraaf
worden toegelicht. Hierbij dient het bedrag van de rechtmatigheidsfouten en
-onzekerheden te worden genoemd.
• Over onrechtmatigheden (fouten en onzekerheden) die zich bij de
uitvoering van de toeslagregelingen kunnen voordoen, zal primair worden gerapporteerd
in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementale jaarverslag van Financiën.
De reden hiervoor is dat de Belastingdienst wettelijk verantwoordelijk is
voor die uitvoering. In het jaarverslag van de departementen van SZW, VROM
respectievelijk VWS zullen de hoofdconclusies van Financiën worden overgenomen
en zal worden verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf van Financiën.
• Over onrechtmatigheden die zich eventueel bij de beleidsbepaling
voordoen (bijvoorbeeld tekortkomingen in de regelgeving) zal aanvullend door
de voor het beleid verantwoordelijke vakministers in de bedrijfsvoeringsparagraaf
van hun departementale jaarverslagen worden gerapporteerd.
Hierbij zullen uiteraard, zoals ook is toegezegd in het kader van het
IBO regeldruk en controletoren, de met de Algemene Rekenkamer afgesproken
tolerantiegrenzen worden gehanteerd.
De departementale auditdiensten verstrekken bij de aldus opgestelde jaarverslagen
(en saldibalansen) een getrouwbeeldverklaring. Daarbij beoordelen zij of de
rapportage over de rechtmatigheid klopt. Zowel de auditdienst van het ministerie
van Financiën als de auditdiensten van de ministeries van SZW, VROM en
VWS zijn betrokken bij de controle van de rechtmatigheid van de toeslaggelden.
Door de joint audits die de departementale auditdiensten over 2005 ten aanzien
van deze gelden hebben verricht, is gewaarborgd dat alle betrokken auditdiensten
een deugdelijke grondslag hebben voor hun oordeel over de rechtmatigheidsrapportage
in het jaarverslag van hun ministerie. Uiteraard blijft de Algemene Rekenkamer
de artikelsgewijze overzichten met controlebevindingen van de auditdiensten
ontvangen, zodat de Rekenkamer deze kan blijven gebruiken voor haar oordeelsvorming.
De oordeelsvorming van de Rekenkamer blijft ten opzichte van het verleden
ongewijzigd.
Wettechnisch zal worden geregeld dat in de slotwetten 2005 van SZW, VROM,
VWS en Financiën de bepaling in de Comptabiliteitswet 2001 over de accountantsverklaring
(artikel 66, vijfde en zesde lid) met betrekking tot de jaarverslagen 2005
van die departementen wordt aangepast. Een dergelijke constructie is destijds
ook toegepast ten aanzien van de invoering van onderdelen van VBTB.
Indien uw Kamer met dit voorstel kan instemmen, kan zij dat eind mei a.s.
materialiseren bij de vaststelling van de betrokken slotwetten 2005 en de
dechargeverlening over 2005. Mocht uw Kamer niet kunnen instemmen met dit
voorstel dan verzoek ik u, gelet op de wettelijk vastliggende verantwoordingsprocedure
op grond waarvan begin maart 2006 het opstellen en de controle van de jaarverslagen
2005 binnen de departementen afgerond moeten zijn, mij dit op korte termijn
mee te delen.
Afschrift van deze brief is gezonden aan de Algemene Rekenkamer.
De Minister van Financiën,
G. Zalm