29 948
Voorstel van wet van het lid Noorman-den Uyl houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning van alleenstaande ouders bij arbeid en zorg (Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders)

nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2005

Mede namens de Staatssecretaris van Financiën doe ik u hierbij de antwoorden toekomen op een aantal van de vragen die aan ons zijn gesteld tijdens de eerste termijn van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders) (Kamerstukken II, 2004/05, 29 948).

De heer De Wit heeft gevraagd naar de belastbaarheid van de Vazalo-toeslag. Dit initiatiefwetsvoorstel regelt dat de Vazalo-toeslag onbelast wordt uitgekeerd door een wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001. In het artikel waar de onbelastbaarheid van ondermeer de kinderbijslag en de huursubsidie wordt geregeld wordt de Vazalo-toeslag toegevoegd. Het kabinet heeft in zijn reactie aangegeven dat het de Vazalo-toeslag beschouwt als een inkomensondersteuning die als vrij besteedbaar inkomen onder de belastingheffing zou moeten vallen. Vrij besteedbaar inkomen verhoogt immers de draagkracht. Onbelastbaarheid is naar het oordeel van het kabinet alleen van toepassing bij toeslagen/uitkeringen die bedoeld zijn als bekostiging voor specifieke noodzakelijke uitgaven.

Door de leden De Wit, Weekers, Koser Kaya, Van Gent, Huizinga en Bussemaker is gevraagd om nadere informatie over de kabinetsramingen bij de uitstroom en de kosten. Voor wat betreft de uitstroom is op basis van het rapport «Aan de slag. Eindrapport van de werkgroep Toekomst van het arbeidsmarktbeleid» (Kamerstukken II, 2001/02, 27 914) de indicatie verkregen dat het effect van een financiële prikkel ongeveer op 10% van de doelgroep mag worden geschat. Voor de omvang van de doelgroep is aansluiting gezocht bij het aantal van 60 000 dat mevrouw Noorman in de memorie van toelichting aanmerkt als zijnde niet blijvend op de bijstand aangewezen (Kamerstukken II, 2004/05, 29 948, nr. 6, p. 20). Hiermee komt het structurele effect van Vazalo op 6 000 alleenstaande ouders uit.

Voor wat betreft de kostenramingen het volgende. Het kabinet en de indienster verschillen van mening over de kosten/baten die gemoeid zijn met dit initiatiefwetsvoorstel. Deze verschillen zijn geheel terug te voeren op het verschil in de verwachte uitstroom uit de Wet werk en bijstand (WWB). Bij de overige posten zoals de kosten van kinderopvang, de groep buiten de WWB die recht zou krijgen op Vazalo en de gemiddelde opbrengst per uitgestroomde alleenstaande ouder worden dezelfde cijfers gehanteerd. Voor wat betreft de kosten voor scholing en gesubsidieerde arbeid heeft het kabinet rekening gehouden met de door mevrouw Noorman genoemde bedragen.

Door de heer Weekers wordt gevraagd naar de deadweightloss van dit wetsvoorstel aangezien een groep alleenstaande ouders die nu niet afhankelijk is van de WWB een Vazalo-toeslag krijgt. In de structurele situatie bedraagt deze deadweightloss in de kabinetsraming 74% van het budget. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de deadweightloss groep een lagere Vazalo-toeslag krijgt doordat ze een hoger inkomen hebben. Op basis van de ramingen van de indienster zou de deadweightloss uitkomen op 40%.

De heer Weekers heeft gevraagd naar de opvatting van het kabinet in het geval de alleenstaande ouder een beroep doet op de ex-partner voor kinderalimentatie en zorg. Het kabinet is hier voorstander van. Dit sluit aan bij het kabinetsstandpunt dat de financiële gevolgen van een echtscheiding niet op de overheid mogen worden afgewenteld. Hiervoor zijn een tweetal wetsvoorstellen ingediend, te weten het Wetsvoorstel herziening kinderalimentatiestelsel en het Wetsvoorstel Bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.

De heer Weekers heeft voorts gevraagd of Vazalo niet een nieuwe armoedeval creëert bij 115% WML. Vazalo geeft een subsidie aan alleenstaande ouders met een laag inkomen (vanaf 55%). Dit bedrag wordt stapsgewijs afgebouwd tot nul bij een inkomen van 115% WML. Het wordt voor de alleenstaande ouder minder aantrekkelijk om vanuit een kleine baan door te groeien naar een volledige baan met een inkomen boven 115% WML. Daarnaast ontstaat bij een inkomen boven 115% een toename van de marginale druk doordat de Vazalo-toeslag onbelast is, waardoor deze niet van invloed is op inkomensafhankelijke regelingen. Bij het wegvallen van de toeslag wegens inkomensstijging vervalt dit effect en treedt een naar verhouding grotere afname van inkomensafhankelijke regelingen op. Naar aanleiding van de motie Omzigt cs zal uw Kamer nader geïnformeerd worden over de marginale drukken (Kamerstukken II, 2004/05, 29 764, nr. 26).

De heer Weekers heeft gevraagd of een creatieve inzet van het premie-instrument op het thema armoedeval soelaas kan bieden. Het premie instrument leent zich uitstekend voor stimulering van arbeidsdeelname en uiteindelijk duurzame uitstroom uit de bijstand ook voor deze doelgroep. Het premie-instrument kent drie elementen die bedoeld zijn om armoedevaleffecten tegen te gaan. Ten eerste is de premie onbelast waardoor die niet doorwerkt in het recht op inkomensafhankelijke regelingen. Ten tweede wordt de premie eenmaal per jaar toegekend en dient voor een eventuele toekenning in een volgend jaar een nieuw besluit te worden genomen. De premie is dus geen automatisme. Daarmee wordt voorkomen dat er een inkomensgewenning ontstaat met alle gevolgen van dien voor de armoedeval. Ten derde is de hoogte van de premie variabel en ter beoordeling van de gemeente. Hierdoor kunnen de gemeenten de premie afstemmen op de aard van de te stimuleren activiteit en het geheel van de inkomenspositie van de belanghebbende.

In antwoord op de vraag van de heer Bruls naar de stand van zaken rond de informatie die ik de Kamer heb toegezegd over de langdurigheidstoeslag, kan ik meedelen dat ik ernaar streef die informatie vóór het zomerreces naar de kamer te sturen.

De heer Varela heeft gevraagd na te gaan of en, zo ja, hoe het mogelijk is om de wens van de Kamer voor vereenvoudiging van de combinatie van arbeid en zorg te vervullen. Naar mijn mening gaat het bij de combinatie van arbeid en zorg om maatwerk. De WWB biedt gemeenten de mogelijkheid om dat maatwerk te leveren. Het door de heer Varela gevraagde onderzoek kan worden betrokken bij de evaluatie van de WWB. Voorts wijs ik in dit verband op de bijdrage die de Wet langdurend zorgverlof, die per 1 juni 2005 inwerking is getreden, kan leveren aan de combinatie van arbeid en zorg.

Mevrouw Van Gent heeft gevraagd of ik er spijt van heb dat de WWB «aanspraak»op ondersteuning/reïntegratie regelt in plaats van «recht» daarop. Zij vraagt of door cijfers en andere bewijsmateriaal kan worden aangetoond dat «aanspraak» voldoende werkt voor de groep alleenstaande ouders. In de WWB is bewust gekozen voor de «aanspraak» in plaats van «recht» op ondersteuning. De reden hiervoor is dat de belanghebbende recht heeft op door de gemeente geholpen te worden bij reïntegratie maar geen recht op een specifieke voorziening. Hierdoor stimuleert de aanspraak de eigen verantwoordelijkheid voor zijn reïntegratie. De gemeente neemt bij de individuele afweging van het verzoek van betrokkene ook diens ideeën en voorstellen mee omdat inspelen op de persoonlijke voorkeur en aandacht grote succesfactoren bij reïntegratie zijn.

De vraag van mevrouw Huizinga naar het kabinetsstandpunt als het initiatiefwetsvoorstel wordt aangenomen, kan ik momenteel niet beantwoorden. Als het voorstel wordt aangenomen, dient dit namelijk opnieuw voor standpuntbepaling te worden voorgelegd aan het kabinet. Op de uitkomst daarvan kan ik niet vooruit lopen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Naar boven