nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is door de ontvanger
van de rijksbelastingdienst uit te betalen bedragen voortaan uitsluitend giraal
te laten geschieden, alsmede dat het wenselijk is dat in de Wet inkomstenbelasting
2001 een omissie wordt hersteld die is ontstaan door het Belastingplan 2005;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a
1. De ontvanger betaalt een terug te geven bedrag aan rijksbelastingen
dan wel andere belastingen of heffingen voorzover de invordering daarvan aan
hem is opgedragen uitsluitend uit door bijschrijving op een rekening, bestemd
voor girale betaling, die op naam staat van de belastingschuldige dan wel
ingeval de belastingschuldige dat voorafgaande aan de uitbetaling aan de inspecteur
of de ontvanger te kennen heeft gegeven of daarmee heeft ingestemd, door bijschrijving
op een door de belastingschuldige aangewezen rekening, bestemd voor girale
betaling, die op naam staat van hem of een andere persoon.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op andere door de
ontvanger uit te betalen bedragen.
ARTIKEL II
Artikel 9.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt: die uitsluitend met het oog
op de heffingskorting zijn vastgesteld.
2. Onder vernummering van het vierde, vijfde en zesde lid tot vijfde,
zesde en zevende lid wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
4. Het derde lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien een voorlopige
teruggaaf is vastgesteld waarbij ook rekening is gehouden met negatieve bestanddelen
van het belastbare inkomen als bedoeld in artikel 9.3, eerste lid, dan wel
waarbij geheel of gedeeltelijk ten onrechte of tot een hoger bedrag dan in
artikel 8.9, tweede lid, is aangeduid, een verhoging van de gecombineerde
heffingskorting volgens artikel 8.9 in aanmerking is genomen. In het laatste
geval hoeft de belastingplichtige geen aangifte te doen indien de onjuiste
verhoging blijkt bij de aangifte van de partner.
3. In het nieuwe vijfde lid vervalt: die uitsluitend met het oog op een
of meer heffingskortingen zijn vastgesteld,.
ARTIKEL III
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
2. Artikel II werkt terug tot en met 1 januari 2005.
3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I in werking op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,