29 936
Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigde vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie (Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers)

29 482
Interdepartementaal Beleidsonderzoek: Tolken en Vertalers: aanbevelingen voor een kwalitatief goed en financieel beheersbaar stelsel

nr. 10
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 augustus 2005

Binnen de vaste commissie voor Justitie1 hebben enkele fracties de behoefte over de brief van de ministers van Justitie en voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 29 maart 2005 inzake het rapport «Praktisch en Effectief» van de Commissie Kwaliteitseisen Tolken en Vertalers (29 936, 29 482 nr. 7) enkele vragen2 en opmerkingen voor te leggen. Bij brief van 11 augustus 2005 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Bemmel

Inleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de leden van de vaste commissie voor Justitie inzake het rapport van de Commissie Kwaliteitseisen Tolken en Vertalers (verder de Commissie) «Praktisch en Effectief». Ik vind het verheugend te mogen constateren dat het rapport van de Commissie in hoofdlijnen bij de fracties steun heeft. Wel leven bij verschillende fracties nog vragen en opmerkingen. In het navolgende zal ik nader op deze vragen en opmerkingen ingaan.

Vragen en opmerkingen en antwoorden

1. Domein

De fracties van de PvdA en D66 wijzen op discrepanties tussen het wetsvoorstel gerechtstolken en beëdigde vertalers (verder het wetsvoorstel) en het instellingsbesluit van de Commissie met betrekking tot het domein van politie en justitie. De fractie van de PvdA vraagt waarom is gekozen voor verschillende beschrijvingen in enerzijds het wetsvoorstel en anderzijds het instellingsbesluit van de Commissie. De fractie van D66 constateert dat zowel het rapport van de Commissie als het wetsvoorstel alleen op tolken en vertalers werkzaam in het domein van politie en justitie zien, en daarmee voorbijgaan aan tolken en vertalers werkzaam op andere terreinen.

Het wetsvoorstel strekt tot het instellen van een register voor gerechtstolken en beëdigde vertalers ten behoeve van het justitiële domein en de introductie van een afnameverplichting voor de in artikel 28, eerste lid, genoemde overheidsinstellingen. Het beperken van deze afnameplicht tot alleen de in dit artikel genoemde overheidsinstellingen is gebaseerd op het bereik van de verdragsrechtelijke verplichting zorg te dragen voor kwalitatief adequate bijstand van een tolk of vertaler. Daarmee is een belangrijk verschil met het bereik van de opdracht aan de Commissie verklaard. Het volgt uit het wetsvoorstel dat tolken en vertalers die werkzaam zijn in het justitiële domein, maar die in dat domein niet werken voor één van de overheidsinstellingen waarvoor deze afnameverplichting geldt, desalniettemin over dezelfde competenties behoren te beschikken.

Ten aanzien van de opmerking van de fractie van D66 over tolken en vertalers werkzaam op andere terreinen merken wij op dat zowel het wetsvoorstel als de aanbevelingen en conclusies van de Commissie ook zien op vertalers op andere terreinen dan die van politie en Justitie, voor zover deze vertalers beëdigd willen worden. Omdat de door het wetsvoorstel vereiste competenties tevens in plaats van de bestaande wettelijke eisen ten aanzien van beëdigde vertalers uit de wet van 6 mei 1878, houdende bepalingen omtrent de beëdigde vertalers (wet van 1878), treden, zijn deze competenties derhalve ook vereist voor beëdigde vertalers die buiten het justitiële domein werkzaam zijn.

Dat het wetsvoorstel en de opdracht aan de Commissie zich voor het overige tot het justitiële domein beperken, is voorts in lijn met de opvattingen die wij naar aanleiding van het eindrapport van het interdepartementaal beleidsonderzoek «Tolken en vertalers: aanbevelingen voor een kwalitatief goed en financieel beheersbaar stelsel» hebben neergelegd (zie Tweede Kamer, 2003–2004, 29 482, nr. 1). De rol van de overheid spitst zich toe op die terreinen waarop evidente publieke belangen in het geding zijn. Deze zijn te vinden in het justitiële domein, met name daar waar sprake is van verplichtingen voortvloeiende uit artikel 6 EVRM en in het domein van de gezondheidszorg. Ten aanzien van de gezondheidszorg heeft het kabinet daarbij verduidelijkt dat niet bij elke behandeling of elk consult een tolk hoeft te worden ingeschakeld.

2. Competenties, extra competenties en inschrijvingseisen

De fracties van het CDA en de PvdA stellen een aantal vragen ten aanzien van competenties, extra competenties en inschrijvingseisen voor het Register en hun onderlinge samenhang. De fractie van het CDA vraagt naar mijn standpunt met betrekking tot het standpunt van de Commissie om niet de inschrijvingseisen voor het Register vast te stellen en niet voor alle talen dezelfde inschrijvingseisen te stellen. Ook vragen zij of voor tolken en vertalers die buiten het domein van politie en justitie werken andere inschrijvingseisen zullen gelden. De leden van de fractie van de PvdA vragen om een nadere toelichting over de extra competenties en de verhouding met de afnameplicht van het wetsvoorstel. Deze leden geven ook aan dat een verandering van competenties en inschrijvingseisen zorgvuldig dient te gebeuren. Tenslotte vragen deze leden of kan worden ingegaan op de relevantie van taalvaardigheid van het Nederlands voor een beëdigde vertaler die vertalingen maakt tussen twee vreemde talen.

De Commissie heeft volgens haar opdracht de «minimumeisen (competenties) inzake kennis, vaardigheden en attitude» onderzocht (artikel 1, eerste lid, Instellingsbesluit). In haar rapport heeft de Commissie voorts aangegeven dat er nog een «vertaling» gemaakt moet worden «van competenties en beheersingsniveaus naar inschrijvingseisen» van het Register. Die «vertaling» is inderdaad nodig. Zoals de Commissie aangeeft, moet aan tolken en vertalers duidelijk gemaakt worden hoe zij bij het indienen van een aanvraag tot inschrijving in het Register kunnen aantonen over de vereiste competenties te beschikken. Dat dit van taal tot taal kan verschillen is evident, omdat bijvoorbeeld niet voor alle talen een tolk- of vertaalopleiding bestaat. Bij het opstellen van de Algemene Maatregel van Bestuur bij het wetsvoorstel zal ik op grond van de wettelijk vereiste competenties de wijze waarop tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze aan de competenties voldoen benoemen. Indien er aanleiding bestaat om tot wijziging van competenties en/de wijze waarop kan worden aangetoond over de competenties te beschikken, zal dit uiteraard zorgvuldig worden voorbereid. Daarbij voorzie ik dat het Kwaliteitsinstituut een belangrijke adviserende rol zal spelen.

Inschrijving in het Register gebeurt op vrijwillige basis, maar geeft wel een kwaliteitswaarborg, ongeacht het terrein waarop de gerechtstolk of beëdigde vertaler werkzaam is. Dit wordt ook gereflecteerd in de benaming van «gerechtstolk» of «beëdigde vertaler» zodra men is geregistreerd. Daarmee is niet gezegd dat de inschrijvingseisen uitsluitend op het justitiële domein betrekking hebben of dat het Register alleen voor afnemers in het justitiële domein waarde heeft. De door de Commissie beschreven competenties zien op één algemeen kwaliteitsniveau en hebben daarom ook buiten het justitiële domein gelding. Uit het wetsvoorstel volgt dat dit niveau bovendien voor alle beëdigde vertalers geldt ongeacht of zij binnen of buiten het justitiële domein werkzaam zijn. In het ontwerp van een Algemene Maatregel van Bestuur bij het wetsvoorstel zullen de inschrijvingseisen voor het Register voor zowel tolken als vertalers daarom niet uitsluitend aan het justitiële domein worden gekoppeld.

De Commissie heeft op basis van eigen en bestaande (internationale) onderzoeken aangetoond dat afnemers in het justitiële domein bij de selectie van een tolk of vertaler ook aan andere competenties een rol toekennen dan aan de competenties die in het wetsvoorstel zijn opgenomen. Het gaat dan om specifieke ervaring, kennis of vaardigheden. De Commissie geeft in haar rapport hiervan enkele sprekende voorbeelden. Deze competenties hebben niet voor alle afnemers van tolk- en vertaaldiensten in het justitiële domein relevantie en zelfs niet in alle situaties bij één specifieke afnemer. Ze zijn relevant voor de afnemer bij het bepalen van de keuze voor een bepaalde gerechtstolk of beëdigde vertaler. Deze competenties wil ik duidelijk onderscheiden van de in het wetsvoorstel opgenomen competenties. Deze laatste competenties vormen een garantie voor de kwaliteit van de tolk of vertaler. De door de Commissie genoemde «extra» competenties zijn relevant voor de keuze van een gerechtstolk of beëdigde vertaler in een specifieke situatie. Daarom zijn afnemers ermee gediend wanneer deze «extra» competenties voor hen inzichtelijk zijn. De leden van de fractie van de PvdA vragen voorts wie deze «extra» competenties zal toetsen. Omdat deze «extra» competenties niet mogen worden gezien als gelijk aan de wettelijk vereiste competenties, is de rol van de beheerder van het Register hierbij van secundair belang. Het is aan de gerechtstolk of beëdigd vertaler om bij de beheerder van het Register aan te tonen over een «extra» competentie te beschikken die voor afnemers bij hun selectie relevant is. De beheerder blijft verantwoordelijk voor opname van gegevens in het Register.

In het wetsvoorstel en in het ontwerp van een Algemene Maatregel van Bestuur bij het wetsvoorstel wordt tegemoet gekomen aan het punt van de leden van de fractie van de PvdA met betrekking tot de relevantie van taalvaardigheid van het Nederlands voor een beëdigd vertaler die vertalingen maakt tussen twee vreemde talen. Relevant is dat kan worden aangetoond te beschikken over de competentie taalvaardigheid in zowel bron- als doeltaal, ongeacht of één van beide talen het Nederlands is.

3. Kennis Nederlandse rechtsstelsel en dat van het vreemde land

De fractie van het CDA vraagt hoever basiskennis en grondige kennis van het Nederlandse en vreemde rechtsstelsel reiken.

Voor het kwalitatief adequaat tolken en vertalen in het gehele justitiële domein is een basiskennis van de rechtsstelsels van de landen van bron- en doeltaal voldoende. Onder basiskennis versta ik algemene kennis van juridische terminologie. Voor tolken moet dit kennisniveau overeenkomen met de kennis die studenten tijdens hun taalopleiding of hun opleiding tot tolk wordt aangereikt, maar ook voor vertalers zou het in de opleiding tot vertalers aan bod kunnen komen. Vanzelfsprekend acht ik het van belang dat het op te richten Kwaliteitsinstituut in overleg met de reguliere onderwijsinstellingen dit aspect van de opleiding optimaal weet uit te werken. De tolk of vertaler wordt niet naar een juridisch oordeel over de inhoud van het besprokene gevraagd. Bij grondige kennis denk ik daarom met name aan kennis van juridische nuances van strafrechtelijke begrippen. Grondige kennis van juridische terminologie kan heel wel gewenst zijn in een specifieke situatie. Men denke bijvoorbeeld aan een beroepszaak waarin met name juridische vragen aan de orde zijn. Voor een afnemer kan dan grondige kennis van de terminologie in een bepaald rechtsgebied een relevant selectiecriterium zijn. Het gaat dan wel om specifieke kennis en derhalve om een «extra» competentie, zoals hierboven is besproken.

4. Gedragscode

De fractie van het CDA vraagt wat de inzet van de minister van Justitie is bij het opstellen van een gedragscode voor de branche en de termijn waarop deze gereed zou moeten zijn.

Het opstellen van een gedragscode als taak aan de branche toe. In die zin behoort overheidsbemoeienis minimaal te zijn. Er bestaan thans al verschillende gedragscodes voor tolken en vertalers. Bij ontbreken van een centrale brancheorganisatie is echter geen uniforme gedragscode van de branche beschikbaar. Ik verwacht dat het Kwaliteitsinstituut de branche zeker zal stimuleren om tot een uniforme gedragscode te komen die door alle tolken en vertalers wordt onderschreven.

5. Friese taal

De leden van de fracties van PvdA en D66 vragen naar de consequenties van het wetsvoorstel voor inschrijving van tolken en vertalers in de Friese taal in het Register.

Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat ten aanzien van tolken en vertalers inzake alle talen gelijke kwaliteitseisen worden gesteld. Er zijn geen redenen om aan tolken en vertalers in de Friese taal andere kwaliteitseisen te stellen dan aan tolken en vertalers in een andere taal. Gedeputeerde Staten van Fryslân delen dit standpunt. Met Gedeputeerde Staten van Fryslân is besproken op welke wijze tolken en vertalers in de Friese taal kunnen aantonen over de in de wet vereiste competenties te beschikken. Het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer, zoals dat door artikel 9 van het Europese Handvest voor Regionale of Minderheidstalen wordt gegarandeerd, blijft onverkort gehandhaafd. Praktisch punt van aandacht hierbij is dat er op dit moment wel een taalopleiding (lerarenopleiding) Fries bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden bestaat, maar dat deze thans geen tolk- of vertaalopleiding aanbiedt. Het Fries is niet de enige taal waarbij de situatie zich voordoet dat er wel een taal- en cultuuropleiding of een lerarenopleiding bestaat, maar geen vertaaltolkopleiding voor die taal. In het ontwerp van de Algemene Maatregel van Bestuur bij het wetsvoorstel wordt hiervoor een voorziening geboden. Deze voorziening ziet op de wijze waarop de desbetreffende tolken en vertalers hun taalvaardigheid kunnen aantonen. In dat verband behoudt de huidige taalopleiding in Fryslân haar functie. Daarnaast voorziet de Algemene Maatregel van Bestuur in de wijze waarop deze tolken en vertalers hun tolk- dan wel vertaalvaardigheid kunnen aantonen. De Provincie Fryslân zal ook bij de uitwerking van de Algemene Maatregel van Bestuur betrokken blijven. Dit mede in verband met de Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur 2001. Overigens zullen de personen die thans beëdigd vertaler Fries zijn, op grond van het overgangsrecht in artikel 37, eerste lid, in het wetsvoorstel, na het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag in het Register worden ingeschreven. De hierboven vermelde opleidingsystematiek zal dan ook enkel betrekking hebben op vertalers in de Friese taal die thans nog geen beëdigd vertaler Fries zijn en daarnaast op tolken in de Friese taal. Voorts verwachten wij dat deze vertalers en tolken zich zowel binnen de reguliere onderwijsinstellingen als door middel van gespecialiseerde opleidingen in de competentie van tolken vertaalvaardigheden zullen kunnen bekwamen. Ook is denkbaar dat bestaande taalopleidingen een opleidingsmodule ontwikkelen die aan het bestaande curriculum wordt toegevoegd. Met deze voorzieningen voor alle talen en derhalve ook voor het Fries zal de mogelijkheid bestaan om aan te tonen dat men over alle door de wet vereiste competenties beschikt.

6. Kwaliteitsinstituut

De fracties van PvdA en CDA vragen naar het tijdpad voor de oprichting van een Kwaliteitsinstituut, respectievelijk de relatie met de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie en de werkingsfeer van het op te richten Kwaliteitsinstituut.

De aanbevelingen van de Commissie (die mede zien op de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie en de taken van het Kwaliteitsinstituut) vormen een belangrijke leidraad in de voorbereiding van de oprichting van het Kwaliteitsinstituut. Deze voorbereiding is direct na de aanbieding van het rapport van de Commissie begonnen. Dit traject vergt een uitvoerige interdepartementale afstemming, waarbij ook de Algemene Rekenkamer is betrokken. Onderdeel van die afstemming betreft ook de taken van het Kwaliteitsinstituut en daarmee zijn werkingssfeer. Ik verwacht kort na de zomer een voorstel voor oprichting van het Kwaliteitsinstituut aan de ministerraad voor te kunnen leggen.

7. Toezicht op de kwaliteit van tolken en vertalers

De leden van de CDA-fractie menen dat het rapport niet ingaat op het toezicht op de kwaliteit van tolken en vertalers en vragen naar de wijze waarop aan dit toezicht vorm wordt gegeven.

Ik wijs erop dat het rapport van de Commissie in een afzonderlijk hoofdstuk (hoofdstuk 7) de kwaliteitsborging beschrijft. Daarin stelt de Commissie terecht dat de primaire verantwoordelijkheid voor kwaliteitsborging bij de beroepsgroepen zelf ligt. Daarom beperkt de Commissie zich in haar rapport tot de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie voor de kwaliteitsborging in het stelsel. In de eerste plaats zal ik aan deze verantwoordelijkheid invulling geven door permanente educatie door gerechtstolk en beëdigde vertaler een eis te laten zijn voor verlenging van de inschrijving in het Register. In de tweede plaats kunnen de afnemers wel bepaalde aspecten van de inzet van de gerechtstolk en beëdigde vertaler beoordelen, zoals kennis van het Nederlands en aspecten van professionele integriteit en attitude. Indien hierbij problemen worden geconstateerd, kunnen afnemers een gesprek met de tolk of vertaler aangaan. Alsdan is nog geen sprake van een klacht in de zin van het wetsvoorstel. Sluitstuk van kwaliteitsborging, tenslotte, wordt gevormd door een klachtenbehandeling en de mogelijkheid tot doorhaling in het Register, waarin het wetsvoorstel voorziet. Daarmee concentreert het toezicht op de kwaliteit van gerechtstolken en beëdigde vertalers zich binnen de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie op de inschrijving en doorhaling in het Register.

8. Informatie over tolken en vertalers

De fractie van het CDA wijst op de aanbeveling van de Commissie om informatie over tolken en vertalers die niet aan de inschrijvingseisen voor het Register voldoen toch beschikbaar te stellen. Zij vraagt of deze aanbeveling wordt gevolgd en geeft aan dat zij het beter acht dat deze tolken en vertalers worden aangespoord zich in te spannen alsnog aan de inschrijvingseisen te voldoen.

Terecht merken de leden van de fractie van het CDA op dat het de voorkeur verdient om tolken en vertalers aan te sporen aan de inschrijvingseisen van het Register te voldoen en zich in het Register in te schrijven. Desalniettemin zal het aanbod van gerechtstolken en beëdigde vertalers niet in alle gevallen in de vraag kunnen voorzien. Dan is het voor afnemers – binnen de door het wetsvoorstel gestelde grenzen – zaak om een andere tolk of vertaler in te schakelen. Deze situatie is terecht door de Commissie geadresseerd.

Het is niet voor alle tolken en vertalers mogelijk aan de inschrijvingscriteria te voldoen. Voor sommige talen is (nog) geen taalopleiding beschikbaar en kan de tolk of vertaler wegens het ontbreken van onafhankelijke deskundigen ten aanzien van de desbetreffende taal de kennis van de taal ook niet langs andere weg aantonen dat hij over de vereiste competenties beschikt. De aanbeveling van de Commissie op dit punt kent wel twee belangrijke beperkingen. In de eerste plaats kan informatie over deze groep tolken en vertalers geen onderdeel uitmaken van het Register. In het Register kunnen, zoals de Commissie zelf al stelt, alleen gerechtstolken en beëdigde vertalers zijn opgenomen. Het gaat dus om informatie die naast het Register aan afnemers beschikbaar wordt gesteld. In de tweede plaats geeft de Commissie aan dat deze informatie alleen beschikbaar mag worden gesteld wanneer het Register geen uitkomst biedt en de in het wetsvoorstel genoemde afnemers via de door het wetsvoorstel geboden mogelijkheid een andere tolk of vertaler dan een gerechtstolk of beëdigde vertaler mogen inzetten. Met de Commissie zie ik het voordeel dat de afnemers van tolken vertaaldiensten kennis kunnen nemen van de gegevens van deze tolken en vertalers. Hiertoe wordt in het wetsvoorstel aan de minister van Justitie de bevoegdheid toegekend een lijst bij te houden waarop de gegevens van deze tolken en vertalers worden bijgehouden. Daarbij acht ik het overigens wel aangewezen dat alleen van die tolk of vertaler informatie inzichtelijk wordt gemaakt die een recente VOG heeft overgelegd.

9. Bijstand aan Nederlanders in het buitenland

De fractie van het CDA vraagt wat wordt gedaan om te bewerkstelligen dat tolken en vertalers die Nederlandse onderdanen in het buitenland bijstaan van dezelfde kwaliteit zijn als de tolken en vertalers die in het Register worden ingeschreven.

Andere landen kennen hun eigen verantwoordelijkheid, zeker indien zij partij bij het EVRM zijn, om Nederlanders te voorzien van kwalitatief adequate bijstand van een tolk of vertaler in bijvoorbeeld een politieonderzoek. De nakoming van deze verplichting is een zaak van het nationale recht en eventueel uiteindelijk van de toezichthoudende organen bij het EVRM. Daarnaast heeft de Europese Commissie een voorstel bij de Raad van Ministers en het Europees Parlement ingediend om ook op dit terrein meer uniformiteit binnen de lidstaten van de Europese Unie te verwezenlijken. U bent hierover geïnformeerd bij brief van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 22 112, nr. 335). Hiermee zal, zoals ook door de fractie van het CDA wordt gewenst, worden bijgedragen aan gelijkschakeling van het kwaliteitsniveau van gerechtstolken en beëdigde vertalers in de lidstaten van de Europese Unie.


XNoot
1

Samenstelling:.

Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot (VVD), Vacature (LPF), Vacature (SP).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Hermans (LPF), Vergeer (SP).

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven