B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 12 november
2004 en het nader rapport d.d. 30 november 2004, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 1 november 2004, no.04.004094, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging;
Genève, 21 mei 2003 (Trb. 2003, 127), met toelichtende nota.
Het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging bevat een aantal verplichtingen
voor de landen die Partij worden en die vooral het voeren van een tabaksontmoedigingsbeleid
in eigen land en samenwerking met andere verdragspartijen en bevoegde intergouvernementele
lichamen beogen.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het verdrag, maar maakt
daarbij een kanttekening met betrekking tot de Koninkrijkspositie.
In hoofdstuk II van de toelichtende nota behorende bij het verdrag wordt
vermeld dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba hebben aangegeven
medegelding van het kaderverdrag voor hun onderscheiden landen niet wenselijk
te achten.
Dit verdrag heeft een mondiaal doel, namelijk het bevorderen van de volksgezondheid
in de landen die Partij zijn. Het Koninkrijk is de verdragsluitende partij.
Het vorenstaande betekent dat het voor de hand ligt dat het verdrag ook wordt
aanvaard en geïmplementeerd door de Koninkrijkspartners.
In verband hiermee acht het college het van belang dat wordt toegelicht
waarom Aruba en de Nederlandse Antillen medegelding niet wenselijk achten.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 1 november
2004, nr. 04.004094, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 12 november 2004, nr. W13.04.0511/III, bied ik U hierbij
aan.
De regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba achten medegelding
van het verdrag voor hun land niet wenselijk om redenen van diverse aard,
waarvan de handhaafbaarheid van bepalingen van het verdrag de belangrijkste
is.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag
vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot