29 927
WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging; Genève, 21 mei 2003

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 12 november 2004 en het nader rapport d.d. 30 november 2004, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 1 november 2004, no.04.004094, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging; Genève, 21 mei 2003 (Trb. 2003, 127), met toelichtende nota.

Het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging bevat een aantal verplichtingen voor de landen die Partij worden en die vooral het voeren van een tabaksontmoedigingsbeleid in eigen land en samenwerking met andere verdragspartijen en bevoegde intergouvernementele lichamen beogen.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het verdrag, maar maakt daarbij een kanttekening met betrekking tot de Koninkrijkspositie.

In hoofdstuk II van de toelichtende nota behorende bij het verdrag wordt vermeld dat de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba hebben aangegeven medegelding van het kaderverdrag voor hun onderscheiden landen niet wenselijk te achten.

Dit verdrag heeft een mondiaal doel, namelijk het bevorderen van de volksgezondheid in de landen die Partij zijn. Het Koninkrijk is de verdragsluitende partij. Het vorenstaande betekent dat het voor de hand ligt dat het verdrag ook wordt aanvaard en geïmplementeerd door de Koninkrijkspartners.

In verband hiermee acht het college het van belang dat wordt toegelicht waarom Aruba en de Nederlandse Antillen medegelding niet wenselijk achten.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 1 november 2004, nr. 04.004094, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 12 november 2004, nr. W13.04.0511/III, bied ik U hierbij aan.

De regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba achten medegelding van het verdrag voor hun land niet wenselijk om redenen van diverse aard, waarvan de handhaafbaarheid van bepalingen van het verdrag de belangrijkste is.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven