Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2019
Op 20 november jl. heeft de CTIVD het toezichtsrapport over de gegevensverstrekking
van de AIVD over het Cornelius Haga Lyceum vastgesteld1.
Ik wil mijn waardering uitspreken voor het grondige onderzoek van de CTIVD en het
heldere en gedetailleerde rapport.
Het afgelopen jaar is er geregeld aandacht geweest voor het Cornelius Haga Lyceum
en voor het handelen van de AIVD ten aanzien van deze school. De uitkomsten van het
rapport van de CTIVD bevestigen voor mij het belang van onderzoek door de AIVD naar
radicaliseringstendensen in het algemeen en salafistische aanjagers in het bijzonder.
Naar het oordeel van de CTIVD heeft de AIVD terecht besloten om in het ambtsbericht
van januari 2019 de betrokken overheidsinstanties op de hoogte te brengen van de geconstateerde
dreiging op termijn. Het ambtsbericht had als doel om anderen in staat te stellen
te handelen. Het onderzoek van de CTIVD wijst, ondanks kritische kanttekeningen, uit
dat de AIVD bij het verstrekken van de gegevens over de school en de betrokken personen
handelde vanuit een door de dienst vastgestelde dreiging. Het signaal van de AIVD
was voor de Onderwijsinspectie aanleiding om eigenstandig onderzoek te doen.
Ik sta nog steeds volledig achter de beslissing van de AIVD. Hoewel de CTIVD ook kritisch
is, doet het mij goed te vernemen dat de gegevensverstrekking door de AIVD over de
school en daarbij betrokken personen in het algemeen volgens de CTIVD rechtmatig is
geweest. Ook zijn de verstrekkingen proportioneel en noodzakelijk bevonden. De CTIVD
concludeert in dit rapport dat er geen enkele indicatie is dat de AIVD heeft getracht
al dan niet door manipulatie invloed uit te oefenen op de besluitvorming van andere
overheidsinstanties.
De CTIVD is kritisch vanwege enkele geconstateerde onrechtmatigheden en onzorgvuldigheden
in onderdelen van de gegevensverstrekking en het ontbreken van nuance in de beeldvorming.
Het gaat dan specifiek om de wijze waarop de AIVD die bewuste onderdelen heeft onderbouwd
en geformuleerd. Het betreft een aantal zinsneden uit het inlichtingenrapport van
december 2018 en het ambtsbericht van januari 2019, die naar het oordeel van de CTIVD
wel van wezenlijk belang zijn voor de algemene strekking van de producten. De CTIVD
heeft de AIVD zoals gebruikelijk in staat gesteld te reageren op de bevindingen van
het onderzoek.
De AIVD streeft er altijd naar zijn gegevensverstrekking zo zorgvuldig mogelijk te
doen. Afnemers van inlichtingenproducten moeten ten alle tijde kunnen vertrouwen op
de professionaliteit en rechtmatigheid van het handelen van de AIVD. Het interne beleid
en de werkprocessen zijn daar ook op ingericht. Dat de CTIVD in dit geval desalniettemin
oordeelt dat de AIVD op onderdelen tekort is geschoten nemen wij serieus.
De AIVD heeft naar aanleiding van de conclusies van het rapport reeds een aantal maatregelen
genomen. Het interne beleid en de werkprocessen zijn verder aangescherpt, zodat besluitvorming
over gegevensverstrekking nog uitgebreider wordt vastgelegd. Daarnaast zullen ook
twee verbeterpunten van de CTIVD over het maken van schriftelijke afspraken over de
rol van de AIVD in de taskforce en het verbeteren van de inzagemogelijkheden worden
overgenomen.
De CTIVD is van oordeel dat de verstrekking van het ambtsbericht over de financiën
(februari 2019) aan het OM rechtmatig is. De verstrekking van het ambtsbericht aan
de gemeente Amsterdam en Onderwijsinspectie is onrechtmatig, omdat het «bijvangst»
betreft, net als het uitbrengen van het financiële inlichtingenbericht. De AIVD zal
een interne beleidsregel opstellen over het verstrekken van «bijvangst» en lagere
regelgeving zal worden aangepast, zodat een dergelijke verstrekking in de toekomst
op rechtmatige wijze kan geschieden.
Ik dank de CTIVD voor dit rapport. Het levert een belangrijke bijdrage in het verbeteren
van de kwaliteit en nauwkeurigheid van de gegevensverstrekking door de AIVD.
De Minister voor de AIVD, A.Th.B. Bijleveld-Schouten