29 913
Wijziging van de Postwet (wijziging van de grenzen van het voorbehouden postvervoer)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 16 maart 2005

Ondergetekende is de leden van de fracties van CDA en PvdA erkentelijk voor de door hen in het verslag van de vaste commissie voor Economische Zaken van 15 februari 2005 (kamerstukken II 2004/05, 29 913, nr. 4) gestelde vragen.

Hij hoopt dat de beantwoording van de vragen mag bijdragen aan een spoedige afronding van het wetvoorstel. Bij de beantwoording is in beginsel de indeling en de volgorde van het verslag gevolgd. Waar de vragen verband houden met elkaar, zijn de vragen samengevoegd en is bij het geven van een antwoord getracht de vragen in hun onderlinge samenhang te beantwoorden.

I. ALGEMEEN

I.1 Richtlijn en Nederlandse regelgeving

Vooraf moet benadrukt worden dat de verlaging, met ingang van 1 januari 2006, van de gewichtsgrens voor het voorbehouden gedeelte van het postvervoer direct volgt uit artikel 7 van de Postrichtlijn (richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG L15), zoals dat artikel is gewijzigd bij richtlijn nr. 2002/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 juni 2002 (PbEG L 176) tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de verdere openstelling van de postmarkt in de Gemeenschap voor mededinging.

In zoverre is er geen noodzaak, noch aanleiding, om met ingang van 1 januari 2006 andere wettelijke maatregelen te treffen of een voorbehoud te maken in overeenstemming met de voorwaarden, zoals die door de leden van de CDA-fractie zijn gememoreerd, en die aan de orde zijn geweest tijdens het overleg met uw Kamer over de Notitie Post en de aanvulling op de Notitie Post op 28 juni 2004 en 16 december 2004, ten behoeve van de volledige liberalisering van de postmarkt in 2007.

De leden van de CDA-fractie verwezen naar de besproken voorwaarden die betrekking hebben op de totstandkoming van een level playing field in de Europese postmarkt. De leden van de PvdA-fractie vroegen of de regering kan garanderen dat alle EU-lidstaten de richtlijn met ingang van 1 januari 2006 zullen hebben geïmplementeerd.

Omdat het hier gaat om een implementatie van een bepaling uit de Postrichtlijn, is er geen ruimte om de totstandkoming van deze wijziging van de Postwet afhankelijk te stellen van de feitelijke ontwikkelingen in de overige lidstaten. Voor zover zij hun implementatieverplichtingen niet zijn nagekomen op 1 januari 2006, kan de Europese Commissie lidstaten daarop aanspreken. Niet-nakoming van de implementatieverplichtingen door een andere lidstaat geeft Nederland niet het recht de implementatie van de richtlijn eveneens achterwege te laten.

Met betrekking tot de andere door de leden van de CDA-fractie genoemde voorwaarden kan worden geantwoord dat door deze verkleining van het aan de concessiehouder TPG N.V. voorbehouden gedeelte van het postvervoer, de opdracht aan TPG N.V., zoals die is omschreven in artikel 2 van de Postwet, de universele postdienst, niet wordt gewijzigd.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of er ook landen zijn die er voor kiezen om de monopoliegrens lager dan 50 gram te leggen.

Er zijn lidstaten (Zweden en Finland) die al enige tijd geleden er voor gekozen hebben het monopolie op brieven geheel af te schaffen. In Estland is de postmarkt ook volledig geliberaliseerd. In Denemarken is de grens al per 1 januari 2005 op 50 gram gesteld. In het Verenigd Koninkrijk zal de postmarkt per 1 januari 2006 volledig worden geliberaliseerd. De overige lidstaten zullen conform de Postrichtlijn de monopoliegrens per 1 januari 2006 op 50 gram stellen.

De leden van de PvdA-fractie stelden voorts vragen over het segment van brieven met een gewicht van 50 tot 100 gram. Brieven met een gewicht van 50 tot 100 gram zullen onveranderd onder de opgedragen dienst blijven vallen, voorzover het gaat om brieven die tegen enkelstukstarief worden vervoerd. Dit is de post van consumenten en kleine zakelijke gebruikers. Deze tarieven vallen onder de werking van het tariefbeheersingsysteem en daarmee is tariefbescherming geregeld. De grote partijen post van brieven met een gewicht boven de 50 gram die tegen kortingstarieven worden vervoerd, vallen niet langer onder de opgedragen dienst. Dit is nu ook het geval voor partijenpost boven de 100 gram.

In een studie van CT-Con, uitgevoerd in 1998 in opdracht van de Europese Commissie, is aangegeven dat ca. 5% van de brieven met een gewicht tot 350 gram in het gewichtssegment van 50 gram tot 100 gram zit. Voor Nederland zijn geen aparte cijfers beschikbaar, maar er is geen reden om aan te nemen dat het beeld in ons land substantieel afwijkt.

Op dit segment is concurrentie te verwachten, gezien de huidige concurrentie die nu al bestaat op het segment voor brieven met een gewicht boven de 100 gram en voor drukwerk. Deze concurrentie zal naar verwachting leiden tot meer keuzemogelijkheden ten aanzien van prijs en kwaliteit voor met name de zakelijke afnemers.

I.2 Advisering

De leden van de PvdA-fractie vroegen waarom het Overlegplatform post en telecommunicatie niet is geraadpleegd.

Het Overlegplatform post en telecommunicatie is niet geraadpleegd omdat de verplichting om advies te vragen ingevolge artikel 1:7 van de Algemene wet bestuursrecht niet geldt bij voorstellen zoals het onderhavige, die uitsluitend implementatie van richtlijnbepalingen bevatten, zonder nadere beleidsmatige invulling, zulks om de voortgang van de implementatie niet onnodig te belemmeren.

II. ARTIKELGEWIJS

De leden van de CDA-fractie vroegen waarom in de wet geen expliciet tijdstip van inwerkingtreding is opgenomen. Dit wetsvoorstel is ingediend op een tijdstip dat nog overleg moest plaatsvinden over de aanvullende Notitie Post. Bovendien is het altijd mogelijk dat onvoorziene omstandigheden de voortgang zo beïnvloeden, dat de beoogde inwerkingtredingsdatum niet wordt gehaald. Tenslotte wordt de voor de verkleining van het voorbehouden gedeelte van het postvervoer relevante verlaging van de tariefgrens van drie maal naar tweeënhalf maal het standaardtarief voor de laagste gewichtsklasse in een wijziging van het Postbesluit geregeld. Het is gewenst dat deze wijziging van het Postbesluit tegelijk met de wet in werking treedt. De inwerkingtreding bij koninklijk besluit te bepalen is geen bedreiging voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel en van het wijzigingsbesluit met ingang van 1 januari 2006.

De leden van de PvdA-fractie vroegen welke ruimte er is om af te wijken van de datum 1 januari 2006.

In beginsel is Nederland gerechtigd om de voorschriften die met ingang van 1 januari 2006 van kracht moeten worden, al eerder toe te passen. De Postrichtlijn staat toe om verdergaande liberaliserende maatregelen te nemen dan deze richtlijn voorschrijft. In het overleg over de Notitie Post is uiteengezet dat het beleid erop is gericht de volledige liberalisering van de Nederlandse postmarkt in 2007 te realiseren. De verplichting om uiterlijk met ingang van 1 januari 2006 de gewichtsgrens voor het voorbehouden gedeelte van het postvervoer te verlagen naar brieven tot 50 gram, en om de tariefgrens die daarvoor geldt te verlagen van drie maal naar tweeënhalf maal het tarief voor de standaard service geldt voor alle lidstaten. Er is momenteel geen aanleiding om af te wijken van de voorgenomen inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2006. Mocht er aanleiding ontstaan om hiervan af te wijken dan zal ik dat aan uw Kamer mededelen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven