29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 249 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2019

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 16 mei 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 83, item 7) heeft uw Kamer mij verzocht met een reactie te komen op het bericht dat medewerkers van de Rotterdamse haven een onderzoek naar ondermijning en corruptie onder het havenpersoneel zouden hebben tegengewerkt (AD, 15 mei 2019). U vroeg mij daarbij in te gaan op de problematiek in de haven, op de ervaringen van de onderzoekers en op wat ik momenteel doe om corruptie en georganiseerde criminaliteit in de haven te bestrijden.

De versterking van de aanpak van ondermijning met een focus op de illegale drugsindustrie en de criminele geldstromen is voor mij topprioriteit. In dat kader zijn de Nederlandse mainports, zoals de zeehaven van Rotterdam, belangrijke economische en logistieke knooppunten die helaas ook gebruikt worden voor de criminele economie. Daarom acht ik het verkrijgen van een betrouwbaar inzicht in wat er zich in de haven afspeelt op het terrein van ondermijning en dus van integriteit, weerbaarheid en corruptie van groot belang.

Het in het artikel genoemde onderzoek, dat in opdracht van de Commissie Kennis en Onderzoek van de Politieonderwijsraad (CKO) werd uitgevoerd, beoogde hier aan bij te dragen. De onderzoekers hebben echter, na overleg met de voorzitter van de begeleidingscommissie en het bureau van de CKO, besloten geen rapport met onderzoeksresultaten uit te brengen. De onderzoekers hebben hiertoe besloten, omdat zij van mening waren dat ze onvoldoende gegevens hadden om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Zij zijn naar hun oordeel onvoldoende in staat geweest om indirecte signalen over mogelijke incidenten van integriteitsschending bij toezichthoudende, handhavende, opsporende en regelgevende organisaties (THOR-organisaties) in de Rotterdamse haven die nooit het stadium van opsporingsonderzoek of rechtszaak hebben bereikt, empirisch te toetsen. Zij stellen tevens dat dit komt omdat een aantal THOR-organisaties geen medewerking wilde verlenen.

Het is niet aan mij als Minister om te treden in de overwegingen van de onderzoekers om geen eindrapport uit te brengen. Dit is een zaak tussen de onderzoekers, begeleidingscommissie en de opdrachtgever CKO. Ik constateer dat er recentelijk enkele wetenschappelijke studies naar integriteit succesvol zijn afgerond, waarbij de verschillende betrokken organisaties hun medewerking hebben verleend om de aard, omvang en ernst van integriteitsschendingen in relatie tot georganiseerde criminaliteit in kaart te brengen. Het WODC heeft in 2017 een onderzoek afgerond naar de relatie tussen georganiseerde criminaliteit en integriteitsschendingen binnen vier overheidsdiensten (politie, Douane, Koninklijke Marechaussee en de FIOD) over de periode 2012–2016. Het onderzoek is, voorzien van een beleidsreactie, op 14 september 2017 mede namens de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Financiën, aan uw Kamer gestuurd.1 De onderzoekers gaven aan dat er geen aanwijzingen zijn dat het aantal integriteitsschendingen de afgelopen jaren significant is toegenomen. Dit wordt bevestigd in het onderzoek dat recent door de Politieacademie is verricht naar het lekken van vertrouwelijke politie-informatie.2 Wel bevestigt de bestudeerde casuïstiek deels een gepercipieerde trend, namelijk dat de ernst van de zaken veranderd is; de ernstige integriteitsschendingen zijn van een zwaarder kaliber.

In opdracht van de Rotterdamse Driehoek – Plus (gemeente, Openbaar Ministerie, politie en Douane) is een ondermijningsbeeld van de haven opgemaakt door de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ik heb eind 2017 een bijdrage verstrekt aan de gemeente Rotterdam van € 100.000 voor de totstandkoming van het onderzoek van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Op 28 mei jl. is het eindrapport «Drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven: aard en aanpak van het fenomeen» overhandigd aan de opdrachtgevers.3 Het volledige rapport en de publiekversie zijn openbaar.4

Gegeven de bovengenoemde recent verschenen onderzoeken is er naar mijn oordeel voldoende onderzoek voorhanden voor alle betrokken organisaties om het beleid rondom integriteit en de bestrijding van ondermijnende criminaliteit en corruptie nader vorm te geven. Zo zijn de conclusies van het rapport Drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven onderstreept door burgemeester Aboutaleb. Georganiseerde criminaliteit kan alleen met succes worden bestreden door een georganiseerde overheid, die effectief en succesvol samenwerkt met private partijen. De gemeente, de politie, het OM en de Douane hebben aangegeven de aanbevelingen uit het rapport ter harte te nemen en deze om te zetten naar een uitvoeringsagenda met concrete acties.

Deze uitvoeringsagenda sluit aan bij de programmatische aanpak Integere Haven, die vanuit de Driehoek- Plus vanaf eind 2012 is ingezet. Ook het Havenbedrijf en Deltalinqs (bedrijfsleven) zijn aangesloten bij het programma. Daarnaast neemt ook een aantal bedrijven deel aan de twee werkgroepen verbonden aan het programma. Het doel van het programma is het tegengaan van (ondermijnende) criminaliteit en onveiligheid in de haven én het bevorderen van integriteit. Het programma kent een aantal samenhangende onderdelen die elkaar onderling beïnvloeden: 1. Beïnvloeden integer gedrag (betrouwbaar personeel); 2. Veiligheid haventerrein (fysiek en digitaal); 3. Leren van incidenten en effectieve kennisuitwisseling.

Het bevorderen van integriteit en bestrijding van corruptie blijven voortdurende aandacht vergen van mij en van alle betrokkenen, ook in internationaal perspectief. Op 15 juli a.s. vindt de conferentie «Drugsaanpak havengebied – Werkconferentie Rotterdam – Antwerpen» plaats, waar ik ook met mijn Belgische collega's zal spreken over samenwerking tussen alle betrokkenen in de bestrijding van ondermijnende criminaliteit, corruptie en het bevorderen van integriteit.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstukke 28 844 en 29 911, nr. 121.

X Noot
2

Het lekken van vertrouwelijke politie-informatie, Aard, omvang en ernst van het

fenomeen bij de Nationale Politie en de Koninklijke Marechaussee, Annika Smit, Nanette Slagmolen, Carla Bronkhorst, José van den Goor, Guus Meershoek, 2019, te downloaden via https://www.politieacademie.nl/actueel/Documents/lekken%20vertrouwelijke%20politie-info_WEB_def.pdf.

X Noot
3

Drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven: aard en aanpak van het fenomeen, R. Staring, L. Bisschop, R. Roks, E. Brein en H. van de Bunt, Sectie Criminologie, Erasmus Universiteit Rotterdam, Erasmus School of Law, 26 mei 2019.

Naar boven