29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 100 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2015

De Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie heeft mij bij brief van 1 april 2015 verzocht te reageren op het interview in de Volkskrant van diezelfde dag met de commissaris van de Koning van Noord-Brabant over de risico’s van ondermijning van het openbaar bestuur door criminelen, over de aanpak van georganiseerde criminaliteit en de vraag of de wetgeving wel voldoende is ingericht op constructies met stromannen. Dit is een interview in een reeks artikelen van de Volkskrant over ondermijning van het bestuur door criminelen in Noord-Brabant. Tevens reageer ik op het verzoek van het lid Van Raak (SP) dat hij mij via de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft gedaan tijdens het vragenuur van 31 maart jl. over de recherchecapaciteit (Handelingen II 2014/15, nr. 69, vragen van het lid van Oosten over het bericht waarin burgemeesters in Brabant de macht van criminelen zien groeien en zich door criminelen geïntimideerd voelen).

Allereerst wil ik benadrukken dat het ontoelaatbaar is dat burgemeesters, wethouders en gemeenteambtenaren worden bedreigd en geïntimideerd door criminelen. Ik, en mijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit diens verantwoordelijkheid voor de integriteit van het bestuur met mij, sta dan ook vierkant achter functionarissen binnen het openbaar bestuur die de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit bestrijden. Het is van groot belang om deze ondermijning bij de wortels aan te pakken. En dat is precies wat wordt beoogd met de brede, geïntegreerde aanpak van ondermijnende criminaliteit die al geruime tijd geleden van start is gegaan, vanwege spoed naar u doorgeleid, ik heb gevraagd of er al een beeld is van verwachtte resultaten. Ik zet stevig en voortvarend door wat mijn ambtsvoorgangers op dit vlak in gang hebben gezet. De aanpak van ondermijnende criminaliteit is één van de prioriteiten van de Veiligheidsagenda 2015–2018 die ik vastgesteld heb in afstemming me de regioburgemeesters en het Openbaar Ministerie. Daarnaast versterk ik door in het hele land de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak via de Regionale Informatie en Expertisecentra (RIEC’s). Ook de ondersteuning die vanuit mijn ministerie wordt geboden aan de bestrijding van georganiseerde misdaad en de daarmee gepaard gaande risico’s van verwevenheid van onderwereld en bovenwereld, in Zeeland en Noord-Brabant via de Taskforce Brabant – Zeeland, wordt gecontinueerd. De samenwerkende partners bij deze overheidsbrede aanpak, waaronder onder meer lokaal bestuur, politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst, FIOD en Koninklijke Marechaussee brengen de ondermijnende criminaliteit grote slagen toe. Rond deze zomer zend ik u de resultaten van de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak over 2014 toe.

Doordat deze geïntegreerde aanpak met name in de regio’s Zeeland – West-Brabant en Oost-Brabant steeds beter van de grond komt krijgt het lokaal bestuur – mede via de ontwikkeling van ondermijningsbeelden en bestuurlijke criminaliteitsbeeldanalyses (BCBA’s) – steeds beter zicht op de ondermijnende criminaliteit. Ik ondersteun daarom ook de oproep van de commissaris van de Koning van Noord-Brabant aan de burgemeesters om daadkracht te tonen. Zij moeten zich daarbij gesteund voelen door politie en Openbaar Ministerie, waarbij zij kunnen rekenen op beveiligingsmaatregelen indien daar aanleiding toe bestaat.

De commissaris van de Koning van Noord-Brabant gaat in het interview tevens in op de werking van de wet Bibob en zogenaamde stromanconstructies. Zoals aangekondigd in mijn brief van 12 januari jl. verwacht ik Uw Kamer voor het zomerreces een kabinetsstandpunt te zenden waarin in samenhang met de in de eerdere brief genoemde andere uitgevoerde onderzoeken zal worden ingegaan op verbeteringen in de toepassing van de Wet Bibob (Kamerstuk 31 109, nr. 16).

Tijdens voornoemd vragenuur heeft uw Kamer met mijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook gesproken over de recherchecapaciteit. Hierover ik kan u mededelen dat ik de toezegging van mijn ambtsvoorganger tijdens het Algemeen Overleg Geïntegreerde aanpak van ondermijnende criminaliteit van 12 februari jl. (Kamerstuk 29 911, nr. 99) over ditzelfde thema eind april gestand zal doen. Conform de toezegging zal ik in deze brief inzicht geven in het aantal vacatures, zowel voor analisten (landelijk; per eenheid) als bij de landelijke recherche-eenheid en ingaan op de vraag in hoeverre sprake is van plankzaken.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven