29 892
Wandelbeleid

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2006

Naar aanleiding van de motie van het lid Kruijsen c.s. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 29 892, nr. 12) stuur ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, deze brief.

De motie vraagt ons om voor de behandeling van de begrotingen Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Verkeer en Waterstaat voor het jaar 2007 met een evaluatie te komen van de tussen najaar 2005 en najaar 2006 extra aangelegde wandelmogelijkheden, waarbij specifiek ingegaan wordt op:

1. openstelling van oeverpaden door waterschappen;

2. oeverpaden door Rijkswaterstaat;

3. 1000 kilometer wandelpad over boerenland in cofinanciering met provincies;

4. opheffen knelpunten Pieterpad;

5. bestrijden van barrièrewerking rijksinfrastructuur;

6. veilige openstelling spoorwegovergangen voor wandelaars;

Bovenstaande punten worden hieronder toegelicht.

1. Openstelling van oeverpaden door waterschappen

Er zijn geen cijfers beschikbaar over de openstelling van oeverpaden (schouw- en onderhoudspaden) door waterschappen in de periode juli 2005–juli 2006. Belangrijkste reden hiervoor is dat bij de meeste waterschappen geldt dat alle oeverpaden open staan voor recreatief medegebruik tenzij dit, bijvoorbeeld om waterstaatkundige redenen of voor de veiligheid van de recreanten, echt niet toelaatbaar is. In die gevallen is bij besluit van het waterschapsbestuur de toegang verboden.

Mij is bekend dat vanuit de recreatieorganisaties nogal eens geklaagd wordt dat met name de waterschappen in het westen van het land in de praktijk niet altijd meewerken aan openstelling. Dit beeld heeft te maken met het feit dat waterschappen in het westen veel land verpachten aan boeren. Waterschappen kunnen de boeren wel vragen maar niet dwingen om wandelaars op hun land toe te laten. Het zijn in die omstandigheden dus niet de waterschappen maar de boeren waarop we ons moeten richten. De regeling «wandelpaden over boerenland» (zie onder punt 3) kan hierop van toepassing zijn.

In de brief van het lid Duyvendak van 15 april 2005 (kamerstuk 29 892 nr. 3) wordt melding gemaakt van de door LNV en de waterschappen in 1991 gezamenlijk uitgebrachte brochure «Waterschappen en recreatief medegebruik». Blijkens een door de Unie van Waterschappen op mijn verzoek in het najaar van 2005 verrichtte inventarisatie onder de waterschappen zijn er sinds 1991 veel goede waterschapsinitiatieven van de grond gekomen om het recreatief medegebruik van waterstaatsobjecten actief te bevorderen. Waterschappen stellen daartoe onder meer wandel- en fietsroutes ter beschikking (boekjes en internet).

Over het algemeen worden door waterschappen indien dat niet noodzakelijk is geen speciale voorzieningen aangelegd voor wandelaars. Schouw- en onderhoudspaden worden bijvoorbeeld niet verhard om het karakteristieke van het medegebruik van waterstaatsobjecten in het buitengebied te bewaren.

2. Openstelling oeverpaden door Rijkswaterstaat

Voor de oeverpaden van Rijkswaterstaat geldt hetzelfde principe als bij de Waterschappen: alle oeverpaden staan open voor recreatief medegebruik tenzij dit om veiligheidsredenen niet mogelijk is (dit is bijvoorbeeld vaak het geval bij sluisterreinen en baggerdepots).

Omdat de oeverpaden geen functie meer vervullen voor de inspectie heeft onderhoud geen prioriteit. Als er lokale initiatieven zijn voor onderhoud of verbetering van oeverpaden ten behoeve van wandelrecreatie en het lokaal bestuur voldoende meewerkt, ook financieel, dan ben ik bereid daar een aandeel in te nemen.

3. 1000 kilometer wandelpad over boerenland in cofinanciering met provincies

In het Algemeen Overleg van 23 juni 2005 over het wandelbeleid heeft de minister van LNV toegezegd dat de subsidie voor boeren die wandelaars op hun grond toelaten wordt verhoogd naar € 0,45 per strekkende meter per jaar, onder voorbehoud dat de provincies 50% van dit bedrag voor hun rekening nemen.

Het bedrag van € 0,45 is opgebouwd uit een vergoeding voor arbeid en gederfd inkomen van € 0,20 per meter per jaar en een vergoeding voor de realisatie van voorzieningen van € 0,25 per meter per jaar.

Het vergoedingdeel voor arbeid en gederfd inkomen is hiermee verhoogd van € 1,00 per meter per 10 jaar naar € 0,20 per meter per jaar. Het bedrag van € 0,25 voor de realisatie van de voorzieningen is gebaseerd op de gemiddelde werkelijke kosten voor de aanleg van voorzieningen van de afgelopen 8 jaar.

Daarom hanteert de minister van LNV in zijn voorstel naar de provincies het bedrag van € 0,45 per meter per jaar. De provincies zijn vervolgens verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een regeling die conform is aan Europese regels. De regeling moet dan uit drie elementen bestaan: reële transactiekosten, gederfde inkomsten en arbeid. De laatste twee elementen zijn staatssteungevoelig. De ontwikkeling van de regeling gebeurt reeds in het kader van de Groene Diensten.

In het tweede Meerjarenprogramma Vitaal Platteland 2007–2013 wordt aangegeven dat het Rijk initiatief neemt om invulling te geven aan de realisatie van 1000 kilometer extra wandelpad over boerenland. In het overleg dat de minister van LNV op 8 december 2005 heeft gehad met een bestuurlijke vertegenwoordiging van de gezamenlijke provincies, zijn de provincies dan ook uitgenodigd om met concrete voorstellen te komen voor de realisatie van deze 1000 km extra wandelpad over boerenland. Dit is het rijksbod dat is gedaan in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De onderhandelingen met de provincies, in het kader van de uitvoeringscontracten 2007–2013, vinden momenteel plaats.

Naast deze 1000 kilometer zullen de provincies 100 kilometer wandelpaden over boerenland realiseren die deel uitmaken van het landelijke routenetwerk.

Om reeds in 2006 een start te kunnen maken met het realiseren van wandelpaden over boerenland heeft de Minister van LNV een budget van € 300 000 (inclusief uitvoeringskosten) ter beschikking gesteld aan de Stichting Wandelplatform-LAW. Voor dit bedrag konden initiatieven worden ingediend.

Bij de beantwoording van vragen van het lid Duyvendak van 26 juli 2006 (kamernummer 2080) heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onder meer aangegeven, dat bij de Stichting Wandelplatform-LAW reeds voor 400 kilometer (rijp en groen) aan initiatieven is ingediend. Uit nadere analyse blijkt inmiddels dat hiervan initiatieven voor zo’n 130 kilometer al uitvoeringsrijp zijn. De Stichting Wandelplatform-LAW zal deze initiatieven in de komende weken voorleggen aan de betreffende provincies, die er formeel over moeten beslissen. Het zijn zowel collectieve initiatieven (zoals van agrarische natuurverenigingen) als aanvragen van individuele agrariërs. Het betreft projecten in zo’n tien provincies.

4. Opheffen knelpunten Pieterpad

Over de voortgang van de aanpak van de knelpunten in het Pieterpad hebben wij u onlangs geïnformeerd bij de beantwoording van de kamervragen van het lid Duyvendak. De verwachting is dat nog dit jaar een start wordt gemaakt met de aanpak van knelpunten die samenhangen met de (on)mogelijkheid van wandelen over boerenland.

Ik heb inmiddels een budget vrijgemaakt van € 2,8 miljoen voor de aanpak van knelpunten die veroorzaakt worden door hoofdinfrastructuur. Voor een aantal andere knelpunten zal ik de betreffende decentrale overheden op hun verantwoordelijkheid aanspreken.

5. Bestrijden van barrièrewerking rijksinfrastructuur

Als we de geschiedenis van de infrastructuur van Nederland nagaan, dan valt op dat het rijks(spoor)wegennet reeds lang grotendeels voltooid was, voordat het routenetwerk van langeafstandswandelpaden (LAW) ontstond. Het eerste en meest bekende LAW is het Pieterpad. Van dit pad is net het 25-jarig bestaan gevierd. Sindsdien zijn vele andere paden uitgezet. Deze paden houden alle rekening met de bestaande rijksinfrastructuur.

Bij de aanleg van nieuwe hoofdinfrastructuur wordt in de planning rekening gehouden met de belangen van wandelaars en fietsers. In de verschillende fases van de planvorming is het van belang dat met name de decentrale overheden alert zijn en aangeven waar een belangrijke wandelroute dreigt te worden doorsneden zodat er afspraken gemaakt kunnen worden over mogelijke oplossingen.

In de periode juli 2005–juli 2006 is geen nieuwe rijksweginfrastructuur met een barrièrewerking voor het wandelen opgeleverd.

Waar het gaat om eventuele bestaande hoofdinfrastructuurbarrières in het Landelijk Wandelroutenetwerk verwacht ik in de eerste plaats initiatief van de decentrale overheden, met name de provincies, om hiervoor in overleg met Rijkswaterstaat naar oplossingen te zoeken.

Afgezien van de knelpunten in het Pieterpad, waarover u in antwoorden op kamervragen van het lid Duyvendak (kamerstuk 2080) bent geïnformeerd, hebben mij in het afgelopen jaar geen signalen bereikt over dergelijke barrières.

6. Veilige openstelling spoorwegovergangen voor wandelaars

In de periode juli 2005–juli 2006 zijn circa 50 overwegen aangepakt in het kader van de verbetering van de spoorveiligheid. Bij tweederde van die overwegen is de beveiliging verbeterd, veelal door de aanleg van een zogenaamde mini-AHOB. Het oversteken van het spoor blijft hier dus mogelijk. De overige overgangen zijn opgeheven, waarvan in twee gevallen sprake was van een particuliere overweg. Bij geen van deze overwegen is voor zover mij bekend sprake van een recreatief belang. In één geval is er een ongelijkvloerse kruising gerealiseerd op de plek van de overgang. In drie gevallen wordt de opheffing gecompenseerd door een onderdoorgang voor langzaam verkeer in de nabijheid van de opgeheven overweg.

Voor de tweede helft van 2006 staat de aanpak van circa 45 overgangen in de planning. Ook hier geldt dat bij tweederde van de gevallen sprake zal zijn van een verbetering van de beveiliging. Van één overweg die op de nominatie staat om te worden opgeheven – een overweg in Putten – is bekend dat er sprake is van een recreatief belang. Compensatie zal plaatsvinden in de vorm van een nieuwe parallelweg. In andere gevallen zal compensatie plaatsvinden door een onderdoorgang voor langzaam verkeer binnen enkele honderden meters van de opgeheven overweg.

De bovengenoemde cijfers betreffen globale cijfers. Exacte gegevens en een lijst van overgangen die het afgelopen jaar zijn aangepakt of nog dit jaar aangepakt worden zal ik u binnenkort doen toekomen. Daarmee geef ik invulling aan het verzoek van het lid Duyvendak naar aanleiding van mijn brief van 20 maart 2006 over de lijst van 41 overwegen (Kamerstuk 29 893 nr. 28).

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Naar boven