29 876
Evaluatie AIVD

29 924
Toezichtsverslagen AIVD en MIVD

nr. 14
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 april 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en de vaste commissie voor Defensie2 hebben op 16 maart 2006 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Kamp van Defensie over:

– het jaarplan 2006 AIVD en ontwikkelprogramma AIVD (29 876, nr. 10);

– de brief van de minister van Defensie van 23 september 2005, betreffende toezending van het openbare deel van het toezichtsrapport betreffende het onderzoek inzake de rechtmatigheid van het MIVD-onderzoek naar de proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen en de reactie van de minister hierop (29 924, nr. 3);

– de brief van de minister van Defensie van 3 oktober 2006 met het openbare deel van het toezichtsrapport inzake de rechtmatigheid van het MIVD-onderzoek naar de proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen (29 924, nr. 4);

– de brief van de minister van BZK van 26 oktober 2006 met het openbare deel van het toezichtsrapport naar de rechtmatigheid van de uitvoering van een onderzoek van de AIVD naar de proliferatie van massavernietigingswapens en de reactie van de minister hierop (29 924, nr. 5);

– de lijst van vragen en antwoorden op het toezichtsrapport inzake het onderzoek van de CTIVD naar de rechtmatigheid van het MIVD-onderzoek naar de proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen (29 924, nr. 6);

– de brief van de CTIVD van 12 december 2006 met opmerkingen over de reactie van de minister op het AIVD-onderzoek inzake de proliferatie van massavernietigingswapens (29 924, nr. 7);

– de lijst van vragen en antwoorden over het CTIVD-onderzoek inzake AIVD-onderzoek naar de proliferatie van massavernietigingswapens (29 924, nr. 8).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) vindt twee vragen rond het debat met de regering over het werk van de geheime dienst van belang: wat wordt de Kamer er wijzer van en in hoeverre draagt het spreken in het openbaar over de geheime dienst bij tot een veiliger samenleving? Dit moet in evenwicht zijn met de extra inspanning die van de dienst wordt gevraagd voor de verantwoording.

Optimale transparantie betekent niet dat de informatiepositie volledig wordt vrijgegeven. Alles willen weten is soms contrair aan: maximaal beveiligd willen zijn. De relativerende opmerking in het jaarplan over de hardheid van de prioriteitstelling, de «keurslijffilosofie», is in dat licht een van de belangrijkste noties. Natuurlijk moet er ruimte zijn voor het inspelen op onverwachte situaties; dit is een belangrijk onderdeel van de werkwijze van de dienst.

Het ambitieniveau van de dienst brengt een forse groei van het personeelsbestand met zich, en dat is geen sinecure. Nieuwe medewerkers moeten voortdurend worden gescreend. Het is begrijpelijk dat vaak wordt geworven onder medewerkers uit «aanverwante» branches, maar dat is niet altijd een garantie voor betrouwbaarheid en integriteit gebleken. Slordigheden liggen altijd op de loer. Het motto «intelligent en veilig groeien» spreekt mevrouw De Pater aan; kwaliteit en integriteit zijn belangrijker dan de kwantiteit.

Een punt van aandacht is het beschikbaar komen van informatie voor strafprocessen. Dit is een belangrijk onderdeel van de ondersteunende processen van de dienst.

Over de samenwerking tussen AIVD en MIVD merkt mevrouw De Pater op dat de convenanten waarvan in de stukken melding wordt gemaakt, moeten bijdragen tot de omvorming van de competitiestrijd tussen de diensten tot complementariteit. De bedoelingen zijn goed, maar het doel is nog niet op alle fronten bereikt. De werkwijze van de dienst moet hier en daar nog in de wet worden verankerd. Werkt de dienst in de praktijk al met het gewenste model? Verondersteld mag worden dat men hiermee niet wacht totdat alle wetswijzigingen zijn doorgevoerd. Wanneer denken de bewindslieden de wetsvoorstellen op dit gebied aan het parlement te kunnen voorleggen?

De heer Irrgang (SP) is van oordeel dat de integriteit van het openbaar bestuur voor de AIVD prioriteit zou moeten zijn, en verwijst hierbij naar het rapport over de Mikado-kwestie. Hoe denkt de minister van Binnenlandse Zaken daarover?

Het is een goede zaak dat er veel aandacht is voor onderzoek naar radicalisering en terrorisme, maar zitten politie en AIVD elkaar niet in de weg bij hun onderzoeksactiviteiten? In hoeverre wordt er dubbel werk gedaan? Welke rol speelt de MIVD op het gebied van de non-proliferatie? Nederland heeft veel technologie in huis op het gebied van kernenergie. Speelt de AIVD op dat gebied ook een rol?

In hoeverre is rechts-extremisme een reëel gevaar voor de nationale veiligheid?

Uit informatie van de commissie van toezicht valt op te maken dat de verantwoordelijke minister de problemen en risico’s rond de aansturing van geheime agenten en informanten in het buitenland lijkt te bagatelliseren. Wil de minister daarop ingaan?

De democratische controle op de geheime diensten kan en moet beter. Op dit gebied kan Nederland leren van ervaringen in het buitenland, bijvoorbeeld in Duitsland.

De heer Koenders (PvdA) is van mening dat in een onveiliger wordende wereld, waarin de rol van de veiligheidsdiensten steeds belangrijker wordt, de toenemende macht van deze diensten beter gecontroleerd zal moeten worden. Dat is geen eenvoudige zaak, en het is inderdaad de moeite waard om te bezien hoe daarmee in Duitsland wordt omgegaan. Het Instituut Clingendael houdt zich daar trouwens mee bezig. De werkwijze in Nederland, met de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, kan worden verbeterd. Wel is het van belang dat er nu een jaarplan is. Hoe komt dit tot stand? Zijn de risicoanalyses belangrijk, of eerder de gesprekken met politiek-ambtelijke relaties? Wie zijn dat dan en hoe worden de prioriteiten vastgesteld?

Het is terecht dat de prioriteit van de AIVD ligt bij terrorismebestrijding en het tegengaan van radicaliseringsprocessen, maar wat wordt met dit laatste precies bedoeld? Wordt er ook voldoende aandacht besteed aan de brede analyse van de aard van het catastrofale terrorisme en van de veranderingen daarin? Hierbij gaat het om aspecten als het in de gaten houden van financiële stromen, van slapende cellen en van transnationale netwerken.

Wat is precies de opdracht aan de diensten bij het tegengaan van radicaliseringsprocessen en waar ligt de grens? Gesproken wordt over «effecten van radicaliseringsprocessen op de Nederlandse samenleving als geheel» als onderwerp van onderzoek. Is dat niet erg breed? Neem de contacten met moskeeën. Op dat gebied zou er een spanning kunnen ontstaan tussen preventie en het maatschappelijk debat.

In de media is melding gemaakt van vermindering van de slagkracht indien de relatie tussen Justitie en de AIVD niet goed wordt vormgegeven. Wat is de mening van de regering daarover? Uit rechterlijke uitspraken komt soms informatie naar voren die bepaalde zaken in een ander daglicht stelt, bijvoorbeeld de rol van Mohammed B. in de Hofstadgroep en de risico’s van de bewoners van de Antheunisstraat. In hoeverre geven dergelijke uitspraken aanleiding tot evaluatie bij de diensten?

Hoe staat het met het stelselmatig bewaken en beveiligen? Het bewaken van objecten zou redelijk op orde zijn, maar is er voldoende analysecapaciteit beschikbaar voor de assistentie van mensen die individueel beveiligd moeten worden?

Kunnen de bewindslieden duidelijker maken hoe de prioriteiten liggen op het gebied van de non-proliferatie? Het is belangrijk dat Nederland niet mede verantwoordelijk wordt voor proliferatie naar derde landen. De militaire inlichtingendiensten willen als regel eigen afwegingen maken op het gebied van proliferatierisico’s, omdat de buitenlandse politiek steeds belangrijker wordt.

Hoe staat het met de rekrutering van goede tolken en van mensen met bepaalde technische capaciteiten? Slaagt de dienst erin voldoende bekwame mensen aan te trekken en heeft zij daarvoor voldoende middelen?

De passages over handelend vermogen en ondersteunende processen zijn niet duidelijk. Kan de minister daarop een nadere toelichting geven?

Naar aanleiding van de non-proliferatie informeert de heer Koenders naar de rol van de minister-president en de nationale veiligheidscoördinator in de samenwerking tussen AIVD en MIVD. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de schotten tussen de twee diensten met betrekking tot de taskforces zoveel mogelijk worden weggehaald? Er moet één team komen dat zich richt op non-proliferatie. In juli 2005 hebben AIVD en MIVD een convenant gesloten over samenwerking. Wordt er niet te snel geconcludeerd dat dit nu al een succes is? Worden op de werkvloer de afspraken inderdaad nageleefd?

De heer Koenders deelt de opvatting van de Commissie van toezicht inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) over een verdergaande vorm van toezicht op de activiteiten van buitenlandse agenten in Nederland. Dit is ook van belang als er betrouwbare diensten in het spel zijn. Er is per definitie sprake van een inbreuk op de soevereiniteit, en de verantwoording achteraf is dan heel belangrijk. Wellicht kan de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten hierin een rol spelen. Er zou binnen Defensie een toezichtmechanisme worden opgezet met betrekking tot de inzet van bronnen en informanten. Hoe staat het daarmee?

Ten slotte wijst de heer Koenders op de noodzaak van vertrouwensherstel tussen de diensten naar aanleiding van de Irak-oorlog.

Antwoord van de bewindslieden

Minister Remkes verwijst naar een uitvoerig rapport van het Instituut Clingendael over internationaal vergelijkend onderzoek naar de democratische controle op het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dit rapport is aan de Kamer toegezonden. Uit het onderzoek heeft de minister de conclusie getrokken dat een en ander in Nederland op een fatsoenlijke manier is georganiseerd, maar hij staat open voor suggesties voor verdere verbetering. Dergelijke suggesties zijn bijvoorbeeld gedaan door de commissie-Havermans. Inmiddels zijn er met de commissie-IVD afspraken gemaakt over nadere informatievoorziening. Een belangrijk instrument is ook de commissie van toezicht, die zeer regelmatig over verschillende onderwerpen rapporteert. Ook de Nationale Ombudsman krijgt soms zaken voorgelegd. Met het jaarplan heeft de Kamer een belangrijk nieuwe instrument in handen. De jaarplancyclus loopt gelijk op met die van de MIVD, en daarbij is er sprake van een gemeenschappelijk punt van afstemming.

Het jaarplan wordt allereerst opgesteld op basis van de eigen kennispositie en de eigen risicoanalyses van de AIVD, waarbij de AIVD aangeeft wat op basis van belang, dreiging en weerstand nodig is aan maatregelen. Vervolgens wordt nadrukkelijk de strategische informatiebehoefte van de strategische partners bezien. Dit zijn onder andere de belanghebbende departementen, maar ook de burgemeesters. Zij zijn als partij nadrukkelijker in beeld gekomen. De aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Holtslag over de informatievoorziening aan de burgemeesters zullen worden geïmplementeerd. De commissie blijft dit jaar nog bestaan om daarop toe te zien. Het belang van de werkzaamheden van een dienst als de AIVD is, dat anderen iets met de verkregen informatie doen.

In het jaarverslag is bewust afgezien van een gedetailleerde specificatie van formatieplaatsen naar activiteiten. Dergelijke gegevens horen niet thuis in een openbaar rapport. Om dezelfde reden is er hier en daar sprake van taalgebruik dat vragen kan oproepen.

De bewindsman zal samen met zijn collega van Justitie aan de Kamer een brief schrijven over de integriteit van het openbaar bestuur. Dit onderwerp is voor de AIVD een aandachtspunt, en krijgt prioriteit indien het gaat om «zware gevallen», die de nationale veiligheid betreffen, zoals de verwevenheid van de onderwereld met de bovenwereld. In 2006 wordt de prioriteit op dit punt niet verlaagd. De normale integriteitsvragen die in het openbaar bestuur aan de orde zijn vormen ook een belangrijke beleidsmatige prioriteit, maar niet in de eerste plaats voor de AIVD.

De minister heeft geen concrete aanwijzingen voor dubbel werk door AIVD en politie. In zijn algemeenheid is er sprake van nauwe samenwerking en afstemming tussen AIVD en politie. Het is bijna onvermijdelijk dat er wel eens een discussie plaatsvindt tussen Justitie en de AIVD, maar de afgelopen tijd is de samenwerking aanmerkelijk verstevigd en verbeterd. De AIVD maakt wel steeds een afweging alvorens een ambtsbericht uit te brengen, op basis van overwegingen als het belang van de continuering van de informatiepositie, en de beoordeling van de gevaarsetting. Ook wordt steeds beoordeeld wat Justitie met de informatie kan doen. Dit gebeurt in goede afstemming met Justitie. Soms moet er door de AIVD, op basis van goede overwegingen, heel snel een ambtsbericht worden uitgebracht. Dat kan dan consequenties hebben voor de bronnen. Van geval tot geval wordt er een afweging gemaakt; daarvoor bestaat er geen allesomvattend «spoorboekje».

Het beschikbaar stellen van informatie aan alle strategische partners ten behoeve van een strafproces is een belangrijk aandachtspunt. In het jaarverslag krijgt dit ook aandacht. Het is echter niet de taak van de AIVD om bewijsmateriaal te verzamelen in verband met strafbare feiten. De dienst verzamelt inlichtingen over niet direct zichtbare dreigingen en risico’s. Justitieel relevante informatie wordt door de dienst beschikbaar gesteld via de ambtsberichten, mits de operationele positie van de AIVD daardoor niet wordt benadeeld.

Op het front van het rechtsextremisme is het thans behoorlijk rustig. De belangrijkste groeperingen op dit punt zijn beperkt van omvang en relatief geïsoleerd in hun extreme opvattingen. «Burgerlijk rechts» heeft zich gevoegd naar de democratische spelregels. Over de zogenaamde «Lonsdalejongeren» zijn er twee rapporten naar de Kamer gestuurd.

De uitvoering van het ontwikkelingsprogramma Prospect 2007 is inderdaad geen sinecure. In zijn algemeenheid deelt de bewindsman het oordeel dat kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit, maar er zijn ook gewoon mensen nodig, bijvoorbeeld voor vertaalwerk. Die mensen moeten soms worden geworven op een arbeidsmarkt die niet ruim is.

De minister herhaalt zijn eerder gedane uitnodiging aan de desbetreffende vaste commissie voor een bezoek aan de AIVD om door te praten over het beveiligingsbeleid.

De uitvoering van de aanbevelingen van het rapport van de commissie-Havermans verloopt voorspoedig, en heeft in een aantal opzichten al zichtbare resultaten opgeleverd. Het is een kwetsbaar proces en wegens het belang ervan voor de toekomst van de dienst is de bewindsman hier zelf nauw bij betrokken. Er worden regelmatig tussenrapportages opgesteld over de vorderingen. Een van de doelstellingen van het ontwikkelprogramma is, het lokale bestuur beter te voorzien van duidende en mobiliserende analyses. Juist vanuit het lokale bestuur klinken er de laatste tijd steeds meer waarderende geluiden op dit punt.

Vacatures van de AIVD leveren doorgaans een hoge respons op; veel mensen zien de AIVD kennelijk als een aantrekkelijke werkgever. De werving is gericht op vrijwel alle binnen de AIVD benodigde functies. De uitbreiding van de personele capaciteit verloopt volgens verwachting. De werving is overigens niet gericht op medewerkers uit bepaalde sectoren van bedrijfsleven of overheid. De AIVD onderneemt dan ook geen specifieke wervingsacties gericht op politiepersoneel. Voor de functie van vertaler, maar ook voor andere functies waarvoor bepaalde operationele kwaliteiten worden gevraagd, is er weliswaar veel belangstelling, maar velen komen niet door het selectieproces heen, juist omdat er zulke hoge eisen worden gesteld. Er vallen bijvoorbeeld heel veel mensen af voor de functie van chauffeur voor de observatieteams.

Radicalisering kan leiden tot isolationisme en tot het ontstaan van een parallelle samenleving. Als gevolg daarvan kunnen bedreigingen ontstaan voor de samenleving als geheel, zoals het niet erkennen van de Nederlandse rechtsstaat. De AIVD hanteert op dit gebied een brede aanpak. De minister ziet rond het thema radicalisering voor zichzelf een rol weggelegd als aanjager. Sinds 1999 zijn er verschillende rapporten verschenen waaruit een aantal maatschappelijke tendensen zichtbaar wordt. Het meest recente rapport draagt de titel «van dawa tot jihad». Binnenkort komt er een verdiepingsslag op dat rapport. Daarmee komt er een trendmatige duiding van de dreigingsontwikkelingen in de samenleving beschikbaar, die in hoge mate bijdraagt tot de verdieping van het inzicht, ook bij het parlement, van wat er in de samenleving speelt. Dit is niet op te knippen tot uitsluitend het thema terrorisme. Het lokale bestuur heeft er behoefte aan om te weten welke ontwikkelingen er in de eigen lokale gemeenschap plaatsvinden, om op grond daarvan te kunnen handelen.

De Kamer is uitvoerig geïnformeerd over wat zich wel en niet in de Antheunisstraat heeft afgespeeld. Bij de algemene politieke beschouwingen heeft de minister-president al toegezegd dat het kabinet nog zal terugkomen op de zaak Mohammed B. wanneer die zaak volledig juridisch duidelijk is. In dat verband is van belang of er nog hoger beroep in die zaak wordt ingesteld.

De analysecapaciteit is in het nieuwe stelsel bewaken en beveiligen uitgebreid. Dit is geen statisch gegeven, ook niet wat gebouwen betreft. Onder gebouwen vallen ook ambassades. De risicodreiging voor ambassades «ademt mee» met een aantal maatschappelijke ontwikkelingen. Die analyse is dus nooit af. Als er plotseling iets gebeurt, heeft de AIVD de capaciteit om een analyse te maken op basis van actuele maatschappelijke ontwikkelingen.

Naar aanleiding van het rapport van de commissie van toezicht heeft er een nader gesprek plaatsgevonden tussen de leiding van de AIVD en de commissie van toezicht, waarin is vastgesteld dat er sprake is van eensluidende opvattingen over de uitoefening van het toezicht. Activiteiten van buitenlandse diensten zijn alleen mogelijk onder verantwoordelijkheid van de AIVD. Als de AIVD er achter komt dat activiteiten van buitenlandse agenten hebben plaatsgevonden buiten medeweten van de dienst, dan heeft dat onmiddellijk repercussies; het wordt niet geaccepteerd.

In juli 2005 is het convenant tussen AIVD en MIVD getekend, maar dat wil niet zeggen dat er voor die tijd geen intensieve samenwerking plaatsvond. Wel was er behoefte aan een meer integraal en gestructureerd overzicht van afspraken op het terrein van samenwerking en informatie-uitwisseling. De werking van het convenant moet geleidelijk aan doordringen tot het niveau van de werkvloer. Daarom valt niet uit te sluiten dat er soms iets niet helemaal goed gaat. Beide bewindslieden zullen de vinger aan de pols houden. In de volgende ronde zal daarover wat explicieter aan de Kamer worden gerapporteerd. Het convenant voorziet in structurele communicatie naar de medewerkers en spitst zich concreet toe op de uitwisseling van gegevens, de samenwerking in het kader van het operationeel onderzoek, de wederzijdse technische ondersteuning bij de uitvoering van bijzondere bevoegdheden, de internationale samenwerking, de uitvoering van veiligheidsonderzoeken, de personele uitwisseling en gezamenlijke opleiding. Specifiek met betrekking tot de uitvoering van de inlichtingentaak buitenland zijn afspraken gemaakt over de trekkersrol van AIVD respectievelijk MIVD en over onderlinge afstemming.

Minister Kamp is het ermee eens dat het convenant moet leiden tot complementariteit in plaats van competitie tussen AIVD en MIVD. Iedere vorm van competitie tussen overheidsdiensten is misplaatst. Alle beschikbare krachten zijn hard nodig. Zij moeten op elkaar zijn afgestemd en elkaar versterken. De gemaakte afspraken vormen een absoluut noodzakelijke basis voor de verbetering van de samenwerking op de werkvloer. De uitwerking van het convenant loopt goed, en de gemaakte afspraken zijn voor het grootste deel al uitgevoerd. De resterende afspraken betreffen veelal permanente aandachtspunten. De MIVD houdt geen informatie achter voor de AIVD. Tot plaatsvervangend directeur is een AIVD’er benoemd; dat is de beste manier om ervoor te zorgen dat de knowhow en de contacten van de AIVD ook binnen de MIVD kunnen worden benut. De minister van BZK heeft aangegeven open te staan voor eenzelfde constructie binnen de AIVD. Door deze vertegenwoordiging van de andere organisatie op het een na hoogste niveau kan er maximale openheid tussen de beide diensten worden bereikt.

De MIVD speelt ook een rol op het gebied van de non-proliferatie. De dienst onderzoekt de productie van massavernietigingswapens in een aantal risicolanden. Daarbij is er tevens oog voor de export van massavernietigingswapens en de middelen om die wapens te transporteren naar mogelijke doelen. De landen in kwestie zijn Iran, Noord-Korea, Pakistan, Libië en Syrië. Ook China staat in bepaalde opzichten in de belangstelling van de dienst. Wat gewone wapens betreft wordt Oekraïne in de gaten gehouden. Hetzelfde geldt voor Moldavië, dat weliswaar geen hoge productie heeft van wapens, maar wel voorraden die risico’s met zich brengen. India staat nog niet op de lijst van landen die de MIVD in de gaten houdt, maar de bewindsman zal bezien in hoeverre de MIVD zich ook met dit land moet bezighouden. De Kamer zal hierover bij een volgende gelegenheid nader worden geïnformeerd. Op het gebied van de non-proliferatie werken MIVD en AIVD nauw samen. Beide bewindslieden zullen bij hun volgende bespreking over de samenwerking tussen beide diensten het aspect van de non-proliferatie afzonderlijk bezien.

De MIVD geeft prioriteit aan landen waar Defensie wordt ingezet. Op dit moment zijn dat Bosnië, Afghanistan en enkele landen in Afrika. De MIVD volgt ook de ontwikkelingen in die landen waar binnenkort de Defensieorganisatie zal worden ingezet. Hetzelfde geldt voor enkele instabiele regio’s in de wereld waar op enige termijn ook sprake zou kunnen zijn van de inzet van Nederland. Afhankelijk van de ontwikkelingen in de loop van het jaar treden er verschuivingen op in deze prioriteitstelling.

De rol van de minister-president ligt bij de inlichtingentaak buitenland. De minister consulteert de ministers van Buitenlandse Zaken, Justitie, BZK en Defensie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Op grond van die consultaties wijst hij enkele landen en thema’s aan waar AIVD en MIVD zich in het buitenland op moeten richten. De door de diensten verzamelde informatie wordt aan de minister-president gepresenteerd. De taakverdeling tussen AIVD en MIVD, civiel respectievelijk militair, is nog steeds logisch. Beide diensten doen hun eigen werk. Er zijn vele raakvlakken, maar daarover zijn goede afspraken gemaakt. Waar mogelijk zullen verdere verbeteringen in de samenwerking worden doorgevoerd. De secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken fungeert als coördinator voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dit model functioneert goed. De coördinator wordt zonder enige terughoudendheid voorzien van de informatie die voor hem van belang is. Alle aanwijzingen worden opgevolgd; daarover is er nooit een klacht geweest.

Met betrekking tot de positie van bronnen en agenten wijst de bewindsman allereerst op het verschil daartussen: een bron komt met informatie, terwijl een agent wordt gestuurd. De overgang van bron naar agent moet heel duidelijk zijn en niet te vroeg plaatsvinden. De minister van Defensie moet toestemming geven om een bron als agent in te zetten. Daar is een procedure voor, die normaal gesproken goed wordt doorlopen. Recente gevallen waarin er met de procedure iets is misgegaan hebben inmiddels geleid tot afdoende maatregelen.

De MIVD is verantwoordelijk voor activiteiten van buitenlandse agenten die zich bezighouden met activiteiten die de MIVD aangaan. In alle gevallen is toestemming van de Nederlandse autoriteiten vereist.

Generaal-majoor Dedden, hoofd van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, vult daarbij aan dat de instructies voor de eenheid die belast is met het uitzenden en aansturen van de bronnen, informanten en agenten onlangs zijn aangepast. Dit betreft zowel de procedurele kant als de werkwijze. Met name het moment waarop een informant agent wordt, is daarbij iets naar voren gehaald. Daarmee is het probleem dat in het verleden heeft gespeeld, verleden tijd.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) merkt op dat zij met haar opmerkingen in eerste termijn over Prospect 2007 heeft bedoeld dat het vooral belangrijk is dat de minister te zijner tijd niet alleen kan zeggen dat hij zijn doelstellingen heeft gehaald, maar dat dit ook zonder incidenten is verlopen. Verder wijst zij op het belang van spoedige wettelijke verankering van de werkwijze van de diensten. Weliswaar staat de werkwijze voorop, maar het moet niet zo zijn dat deze onrechtmatigheden oplevert.

De heer Koenders (PvdA) informeert naar het beleid rond operaties van «bevriende» buitenlandse diensten, bijvoorbeeld van bondgenoten, op Nederlands grondgebied. Volledige inhoudelijke beoordeling van operaties van deze diensten zou niet nodig zijn. Kunnen de bewindslieden dit nader toelichten? Geldt voor deze diensten een meer algemene beoordeling van wat wel en niet mogelijk is dan voor andere diensten? Er zou sprake moeten zijn van een strakke inhoudelijke toetsing van activiteiten van wie dan ook op Nederlands grondgebied.

Minister Remkes zegt toe de Kamer een overzicht te zullen sturen van het wetgevingsprogramma.

Als een buitenlandse dienst iets in Nederland wil ondernemen, kan dat alleen met instemming van de AIVD en dat gebeurt dan ook onder verantwoordelijkheid van deze dienst. Er is geen absolute garantie dat er nooit iets gebeurt, maar als de Nederlandse autoriteiten erachter komen, leidt dat tot repercussies. Dat is ook wel eens gebeurd. Het begrip «bevriende dienst» kan overigens fluctueren; het is geen vast gegeven.

Minister Kamp merkt op dat de wettelijke verankering van de aanbevelingen van de commissie vooral de bewaartermijn van de geïntercepteerde gegevens betreft. Die termijn is nu bepaald op een jaar, en dat zou drie jaar moeten worden. De regering is van plan om hieraan tegemoet te komen en heeft deze termijn dan ook in een wetsvoorstel opgenomen.

Buitenlandse militaire inlichtingendiensten die op Nederlands grondgebied actief willen zijn, moeten daartoe een verzoek indienen bij de MIVD. Dergelijke verzoeken worden altijd inhoudelijk beoordeeld. De MIVD beperkt zich tot zaken op militair terrein of met betrekking tot militairen, maar als de AIVD wegens capaciteitsgebrek om ondersteuning vraagt, is de MIVD daartoe bereid op grond van het convenant. Daarbij wordt dezelfde lijn gevolgd: geen activiteiten zonder toestemming van de MIVD en geen toestemming zonder inhoudelijke beoordeling.

Toezeggingen

– De minister van BZK zal de Kamer een brief sturen met betrekking tot het integriteitsonderzoek;

– De minister van BZK zal de commissieleden uitnodigen voor een werkbezoek aan de AIVD in verband met de beveiliging;

– De minister van BZK zal de Kamer een overzicht sturen van het wetgevingsprogramma.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Albayrak

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP) en Meijer (PvdA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD) en De Wit (SP).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Klaas de Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA) en Szabó (VVD).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Lenards (VVD), Halsema (GroenLinks), Fierens (PvdA), Meijer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Kraneveldt (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GroenLinks), Knops (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), Jan de Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA) en Veenendaal (VVD).

Naar boven