29 876
Evaluatie AIVD

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 januari 2006

1. Inleiding

Op zaterdag 21 januari 2006 publiceerde De Telegraaf dat dit dagblad in het bezit was gekomen van geheim gerubriceerde documenten van de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) met betrekking tot BVD-onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit uit de periode eind 1997–eind 1999/begin 2000. Op basis van die documenten berichtte De Telegraaf dat de BVD eind jaren ’90 onderzoek deed naar het vermoeden van het bestaan van verwevenheid van de onderwereld en de bovenwereld in Nederland en naar mogelijke corruptie onder ambtenaren bij politie en justitie.

Naar aanleiding daarvan bericht ik u als volgt:

2. Korte historische schets

Vanuit zijn wettelijke taakopdracht deed de BVD in de tweede helft van de jaren ’90 (1994–1999) onderzoek naar de grootschalige illegale handel in conventionele wapens, in het bijzonder naar de proliferatie van conventionele wapens via het criminele circuit richting gewelddadige politieke groeperingen (zoals RARA, ETA, IRA, Hezbollah) en internationale spanningsgebieden.

In het kader van dit onderzoek stuitte de BVD op gegevens die betrekking hadden op de rol in de illegale wapenhandel van de georganiseerde criminaliteit in Nederland, in het bijzonder de groep rond de Amsterdamse crimineel Robert Mink K., en op hardnekkige verhalen en geruchten omtrent veronderstelde gevallen van offensieve contrastrategieën die van hieruit werden ondernomen om het ongestoord verloop van het proces van opsporing en vervolging aan te tasten, bijvoorbeeld door omkoping van ambtenaren.

De groep rond Robert Mink K., die zich bezig hield met drugs- en wapenhandel, zou beschikken over meerdere corrumperende contacten binnen de overheid, in het bijzonder met enkele ambtenaren bij politie en justitie.

Omdat hiermee de integriteit van het openbaar bestuur en daarmee het functioneren van de democratische rechtsorde in het geding zou kunnen zijn, startte de BVD vanuit zijn wettelijke taakopdracht onderzoek naar deze vermeende corrumperende contacten.

Dit onderzoek werd belegd bij het in november 1997 specifiek hiervoor geformeerde – en in De Telegraaf genoemde – team Mikado.

Het team Mikado werd opgericht om inlichtingenonderzoek te verrichten vanuit een tweeledige opdracht, te weten: a) het achterhalen van het waarheidsgehalte van de mogelijke verwevenheid van de onderwereld en de bovenwereld en het toetsen van de verhalen over corrumpering van (hoge) ambtenaren bij politie en justitie, en b) een bijdrage te leveren aan het van de markt halen van een grote hoeveelheid wapens waarover de groep leek te beschikken.

Het onderzoek van team Mikado is in het najaar van 1999 afgerond. Over de uitkomsten hiervan zal ik hieronder ingaan. Inmiddels was Robert Mink K. – voor alle duidelijkheid: volstrekt los van het BVD-onderzoek – op 15 september 1999 door de politie Amsterdam aangehouden als verdachte van onder andere de overtreding van de Wet wapens en munitie. Hij werd in verband gebracht met de vondst van een grote hoeveelheid wapens, explosieven en verdovende middelen.

Eind 1999/begin 2000, tot slot, heeft de BVD de eigen onderzoeksactiviteiten met betrekking tot de georganiseerde criminaliteit geëvalueerd.

De start, de uitvoering, de afbouw en de evaluatie van bovenbedoeld onderzoek is geschied met instemming van de toenmalige ministers van Binnenlandse Zaken. De inzet van bijzondere bevoegdheden in het kader van dit onderzoek is geschied met instemming van de ministers die daar op grond van het toentertijd geldende wettelijke kader mee moesten instemmen. Zo dienden destijds voor telefoontaps de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Justitie, de Minister-president en de Minister van Verkeer en Waterstaat te tekenen. Over (de voortgang en uitkomsten van) dit onderzoek is de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer meerdere malen geïnformeerd, mede naar aanleiding van de geheime versie van de jaarverslagen van de BVD over 1998 en 1999. Ook in de openbare Jaarverslagen van de BVD over de jaren 1997, 1998, 1999 en 2000 is melding gemaakt van de aanleiding, het doel, de afbouw en evaluatie van het onderzoek.

De tijdelijke commissie evaluatie opsporingsmethoden (de commissie Kalsbeek), die tot taak had na te gaan of «de crisis in de opsporing» voorbij was, heeft in haar rapport geconstateerd dat de BVD bevoegd was onderzoek te doen naar bepaalde aspecten van de georganiseerde criminaliteit. Ook concludeerde deze commissie dat de BVD informatie doorgeeft via formele ambtsberichten en dat zogenaamde U-bochten om bepaalde informatie «wit te wassen» niet voorkomen. Met betrekking tot de BVD heeft de commissie geen aanbevelingen gedaan (II 1998–1999, 26 269, nrs. 4–5, p. 131 en 221).

3. Uitkomsten en follow up onderzoek

Het BVD-onderzoek heeft er niet toe geleid dat corrumperende contacten van de groep van Robert Mink K. binnen het politieel en/of justitieel apparaat in Nederland zijn vastgesteld. Ook later incidenteel onderzoek van de BVD, dat in 2000 is afgerond, heeft dergelijke contacten niet vastgesteld. De BVD heeft op basis van de hierboven genoemde onderzoeken dan ook geen ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie uitgebracht. Banden tussen de groep van Robert Mink K. en internationale, gewelddadige politieke groeperingen konden evenmin worden vastgesteld. Het BVD-onderzoek heeft niet geleid tot het van de markt halen van een grote hoeveelheid wapens.

In het kader van het onderzoek heeft de BVD wel kennis genomen – voor alle duidelijkheid: niet op grond van eigen inlichtingonderzoek, maar via justitie – van corrumperende contacten van de groep van Robert Mink K. met twee Belgische ambtenaren, die door de Belgische justitie reeds werden vervolgd, en met een hoofdagent van politie te Amsterdam, welke reeds in 1993 vastgesteld waren door justitie in Nederland.

Deze uitkomsten hebben geleid tot de afbouw van de onderzoeksactiviteiten gericht op de groep rond Robert Mink K. eind 1999. De activiteiten van de BVD op het terrein van georganiseerde criminaliteit zijn vervolgens begin 2000 geëvalueerd. De uitkomst van deze evaluatie bevestigde het eerdere standpunt dat georganiseerde criminaliteit op zichzelf geen aandachtsgebied van de BVD dient te zijn, maar dat de BVD wel een toegevoegde waarde kan hebben op die aspecten van georganiseerde criminaliteit die een bedreiging vormen voor de integriteit van de openbare sector. Sindsdien hebben de BVD en de latere AIVD in voorkomende andere gevallen incidenteel onderzoek op dit terrein verricht.

4. De BVD-informatie die op straat is komen te liggen

Hoe en wanneer de als staatsgeheim gerubriceerde BVD-stukken buiten de BVD/AIVD zijn geraakt en uiteindelijk bij De Telegraaf zijn beland, is nog niet bekend en vormt thans onderwerp van diepgaande onderzoeken van het Openbaar Ministerie en de AIVD. Op 22 januari 2006 heeft de AIVD bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan van overtreding van art. 98 e.v. van het Wetboek van Strafrecht (schending staatsgeheimen).

De AIVD heeft kunnen vaststellen dat het materiaal dat de dienst op vrijdag 20 januari jongstleden van De Telegraaf heeft teruggekregen, materiaal van de toenmalige BVD is. Onderzoek van het van De Telegraaf teruggekregen materiaal doet vooralsnog sterk vermoeden dat het een kopie betreft van een werkdossier van de BVD. Er is geen enkele aanwijzing dat deze documenten vanuit politie of het Openbaar Ministerie zouden zijn gelekt.

De Telegraaf meldt dat de bedoelde documenten al langere tijd in het criminele circuit circuleren en dat zij de stukken uit het criminele circuit aangereikt heeft gekregen, en suggereert dat de stukken door (ex) medewerker(s) van de BVD/AIVD aan criminelen zijn doorgespeeld. Het materiaal waarover De Telegraaf beschikt, bevat meer gegevens dan tot op heden in de openbaarheid zijn gekomen. Bovendien is op dit moment onduidelijk of er nog aanvullend materiaal van de BVD/AIVD circuleert. Zowel de AIVD als met name het Openbaar Ministerie doen momenteel onderzoek naar hoe en wanneer de stukken naar buiten zijn gekomen.

5. Aard van het gelekte materiaal

Ik hecht eraan te benadrukken dat het van De Telegraaf terugontvangen materiaal vooral documenten met ruwe onderzoeksgegevens bevat uit het toen nog lopende onderzoek naar geruchten. Aan de hand van deze gegevens kunnen en mogen geen conclusies worden getrokken. Over de uitkomsten van het onderzoek – die op grond van meer gegevens zijn gebaseerd – heb ik u hierboven reeds geïnformeerd.

Het Openbaar Ministerie bestudeert thans de onderzoeksmogelijkheden op basis van de aangifte. Daarnaast doet de AIVD intern onderzoek naar de aard en inhoud van het van De Telegraaf terugontvangen materiaal en naar de mogelijke schade die hieruit kan voortvloeien.

6. Tot slot

Ik vind het buitengewoon ernstig dat staatsgeheim gerubriceerde stukken van de BVD buiten de BVD/AIVD zijn geraakt en bekend zijn geworden. Zoals gezegd worden er door het Openbaar Ministerie en de AIVD diepgaande onderzoeken ingesteld. Vanzelfsprekend zal de AIVD volledige medewerking verlenen aan het ingestelde strafrechtelijke onderzoek. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken zal ik waar nodig noodzakelijke maatregelen (doen) nemen. Over de uitkomsten van de onderzoeken zal ik de Kamer informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven