29 869
Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen houdende verhoging van de subsidiebedragen, verbreding van de subsidiabele doelen en aanpassing van de subsidiegrondslag

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om, ter verbetering van de financiële positie en het functioneren van politieke partijen, de subsidiebedragen, genoemd in de Wet subsidiëring politieke partijen te verhogen, de subsidiegrondslagen te wijzigen en de subsidiabele doelen te verbreden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet subsidiëring politieke partijen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

2. De onderdelen c en d worden geletterd d en e en de onderdelen e en f worden geletterd g en h.

3. Er worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, die luiden:

c. leden van een politieke partij: leden met vergader- en stemrechten in de vereniging, die jaarlijks elk € 12,- of meer aan contributie betalen;

f. leden van een politieke jongerenorganisatie: leden die niet jonger dan 14 jaar en niet ouder dan 27 jaar zijn en die jaarlijks € 5,- of meer aan contributie betalen;

B

In artikel 2, derde lid, vervalt de zinsnede «die jaarlijks elk € 11,34 of meer aan contributie betalen».

C

Artikel 3, tweede lid, onderdeel b komt te luiden:

b. van het ledental ten minste tweederde deel, bestaande uit in ieder geval honderd leden, niet jonger dan 14 jaar en niet ouder dan 27 jaar zijn.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «informatievoorziening aan de leden» vervangen door: informatievoorziening.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma worden vier nieuwe onderdelen toegevoegd, die luiden:

g. het werven van leden;

h. het betrekken van niet-leden bij subsidiabele activiteiten van de politieke partij;

i. werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers;

j. activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komen de onderdelen a en b te luiden:

a. een basisbedrag van € 169 539 en per kamerzetel van de politieke partij, een bedrag van € 49 175 en per lid van de politieke partij een bedrag dat gelijk is aan € 1 856 360 gedeeld door het aantal leden van alle politieke partijen gezamenlijk; en

b. indien de politieke partij op de peildatum een politiek-wetenschappelijk instituut heeft aangeduid, een basisbedrag van € 119 076 en per kamerzetel van de politieke partij een bedrag van € 12 238; en

2. In het tweede lid wordt het bedrag € 435 170 telkens vervangen door: € 477 322.

3. Het derde lid komt te luiden:

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de vaststelling van het aantal kamerzetels van een politieke partij, het aantal leden van een politieke partij en het aantal leden van een politieke jongerenorganisatie uitgegaan van de peildatum.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3, eerste lid» vervangen door: artikel 3, derde lid.

2. In het tweede lid wordt «artikel 3, derde lid» vervangen door: artikel 3, eerste lid.

G

Artikel 8, tweede lid, wordt vervangen door twee nieuwe leden, die luiden:

2. De aanvraag van de subsidie gaat vergezeld van een activiteitenplan, een begroting, een opgave van de ledentallen op de peildatum van de politieke partij en, indien van toepassing, van de aangeduide politieke jongerenorganisatie.

3. Bij regeling van Onze Minister kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van het activiteitenplan, de begroting en de opgave van de ledentallen van de politieke partij en van de aangeduide politieke jongerenorganisatie voorzover van belang voor de verlening van de subsidie.

H

Aan artikel 10 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

5. Bij regeling van Onze Minister kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van het financieel verslag, het activiteitenverslag en de opgave van de ledentallen van de politieke partij en van de aangeduide politieke jongerenorganisatie voorzover van belang voor de vaststelling van de subsidie.

ARTIKEL II

Voor de toepassing van de Wet subsidiëring politieke partijen ten aanzien van het kalenderjaar 2004 geldt dat de in deze wet bedoelde subsidie aan een politieke partij tevens verstrekt kan worden voor in artikel 5 van deze wet bedoelde uitgaven die samenhangen met activiteiten in het kalenderjaar 2005.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt terug tot en met 1 januari 2004.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven