nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om, ter verbetering
van de financiële positie en het functioneren van politieke partijen,
de subsidiebedragen, genoemd in de Wet subsidiëring politieke partijen
te verhogen, de subsidiegrondslagen te wijzigen en de subsidiabele doelen
te verbreden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet subsidiëring politieke partijen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
2. De onderdelen c en d worden geletterd d en e en de onderdelen e en
f worden geletterd g en h.
3. Er worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, die luiden:
c. leden van een politieke partij: leden met vergader- en stemrechten
in de vereniging, die jaarlijks elk € 12,- of meer aan contributie
betalen;
f. leden van een politieke jongerenorganisatie: leden die niet jonger
dan 14 jaar en niet ouder dan 27 jaar zijn en die jaarlijks € 5,-
of meer aan contributie betalen;
B
In artikel 2, derde lid, vervalt de zinsnede «die jaarlijks elk € 11,34
of meer aan contributie betalen».
C
Artikel 3, tweede lid, onderdeel b komt te luiden:
b. van het ledental ten minste tweederde deel, bestaande uit in ieder
geval honderd leden, niet jonger dan 14 jaar en niet ouder dan 27 jaar zijn.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «informatievoorziening aan de leden»
vervangen door: informatievoorziening.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een
puntkomma worden vier nieuwe onderdelen toegevoegd, die luiden:
g. het werven van leden;
h. het betrekken van niet-leden bij subsidiabele activiteiten van de politieke
partij;
i. werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers;
j. activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes.
E
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komen de onderdelen a en b te luiden:
a. een basisbedrag van € 169 539 en per kamerzetel van
de politieke partij, een bedrag van € 49 175 en per lid van
de politieke partij een bedrag dat gelijk is aan € 1 856 360
gedeeld door het aantal leden van alle politieke partijen gezamenlijk; en
b. indien de politieke partij op de peildatum een politiek-wetenschappelijk
instituut heeft aangeduid, een basisbedrag van € 119 076 en
per kamerzetel van de politieke partij een bedrag van € 12 238;
en
2. In het tweede lid wordt het bedrag € 435 170 telkens
vervangen door: € 477 322.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de vaststelling van
het aantal kamerzetels van een politieke partij, het aantal leden van een
politieke partij en het aantal leden van een politieke jongerenorganisatie
uitgegaan van de peildatum.
F
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 3, eerste lid» vervangen
door: artikel 3, derde lid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 3, derde lid» vervangen
door: artikel 3, eerste lid.
G
Artikel 8, tweede lid, wordt vervangen door twee nieuwe leden, die luiden:
2. De aanvraag van de subsidie gaat vergezeld van een activiteitenplan,
een begroting, een opgave van de ledentallen op de peildatum van de politieke
partij en, indien van toepassing, van de aangeduide politieke jongerenorganisatie.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting
van het activiteitenplan, de begroting en de opgave van de ledentallen van
de politieke partij en van de aangeduide politieke jongerenorganisatie voorzover
van belang voor de verlening van de subsidie.
H
Aan artikel 10 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:
5. Bij regeling van Onze Minister kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting
van het financieel verslag, het activiteitenverslag en de opgave van de ledentallen
van de politieke partij en van de aangeduide politieke jongerenorganisatie
voorzover van belang voor de vaststelling van de subsidie.
ARTIKEL II
Voor de toepassing van de Wet subsidiëring politieke partijen ten
aanzien van het kalenderjaar 2004 geldt dat de in deze wet bedoelde subsidie
aan een politieke partij tevens verstrekt kan worden voor in artikel 5 van
deze wet bedoelde uitgaven die samenhangen met activiteiten in het kalenderjaar
2005.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
en werkt terug tot en met 1 januari 2004.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,