29 865
Regeling van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester (Wet verkiezing burgemeester)

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Wetsvoorstel

1. Artikel 4.2, tweede lid, luidde:

2. Een aanmelding als kandidaat bevat een door de kandidaat ondertekende verklaring dat hij kandidaat wenst te zijn voor de verkiezing van de burgemeester.

Het nieuwe artikel 4.2, tweede lid, onderdeel b, is ontleend aan het oorspronkelijke onderdeel d van artikel 4.7, eerste lid.

2. In artikel 4.7, eerste lid, onderdeel a is «de kandidaat» toegevoegd.

3. In artikel 4.7, eerste lid, onderdeel b is «van de kandidaat» en «en strafvorderlijke gegevens» toegevoegd.

4. Het oorspronkelijke onderdeel d van artikel 4.7, eerste lid, is komen te vervallen. Artikel 4.7, eerste lid, onderdeel d, was oorspronkelijk geletterd artikel 4.7, eerste lid, onderdeel e. In het nieuwe onderdeel d is «van de kandidaat» ingevoegd.

5. Artikel 4.10, eerste lid, onderdeel a is nieuw. Het oorspronkelijke artikel 4.10, eerste lid, onderdeel g, is komen te vervallen. De overige onderdelen zijn als gevolg hiervan opnieuw geletterd.

6. Artikel 4.13, eerste lid, onderdeel b, is nieuw. Het oorspronkelijke artikel 4.13, eerste lid, onderdeel m, is komen te vervallen. De overige onderdelen zijn als gevolg hiervan opnieuw geletterd.

7. In artikel 4.17, tweede lid, is «op bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze» toegevoegd.

8. In artikel 4.18, eerste lid, luidde: 1. Een kandidaat kan zijn kandidatuur uiterlijk achtenveertig uur voor de aanvang van de stemming intrekken.

9. Artikel 4.18, tweede lid, luidde: 2. Intrekking van een kandidatuur geschiedt door een daartoe strekkende ondertekende mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau die binnen de in het eerste lid genoemde termijn door deze moet zijn ontvangen. De voorzitter brengt de intrekking ter openbare kennis.

10. In artikel 5.5, eerste lid, is «eerste ronde van de» toegevoegd. De laatste volzin van dit lid luidde: Bij ministeriële regeling wordt voor de oproepingskaart een model vastgesteld.

11. Artikel 5.6, derde lid, luidde: 3. Indien een tweede ronde wordt gehouden, brengt de burgemeester dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de uitslag van de eerste ronde ter openbare kennis.

12. Artikel 5.10, vijfde lid, is nieuw.

13. Artikel 5.11, tweede lid, luidde oorspronkelijk: 2. Indien een kandidatuur wordt ingetrokken op een zodanig tijdstip dat vermelding van de naam van de kandidaat op het stembiljet niet meer achterwege kan worden gelaten, worden de kiezers op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze van het vervallen van de kandidatuur in kennis gesteld.

14. Oorspronkelijk had artikel 5.11 een derde lid, luidende: Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, zo nodig in afwijking van het bepaalde in dit hoofdstuk, nadere regels worden gesteld voor gevallen van intrekking van een kandidatuur waardoor het aantal kandidaten minder dan twee wordt.

15. Artikel 5.15, derde en achtste lid, zijn nieuw.

16. In het oorspronkelijke artikel 5.23 kwam de zinsnede «en de techniek in overeenstemming met bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels is goedgekeurd voor gebruik bij een verkiezing van de burgemeester» niet voor.

17. Artikel 5.25, tweede lid, is nieuw.

18. In het oorspronkelijke artikel 6.1 kwam de zinsnede «tenzij anders is aangegeven» niet voor.

19. Artikel 8.5, derde lid, is nieuw.

20. Artikel 9.4 is nieuw. Het oorspronkelijke artikel 9.4 is opgenomen in het nieuwe artikel 9.9.

21. Artikel 9.5, luidde oorspronkelijk:

Artikel 9.4

1. De kandidaatstelling vindt plaats op een door burgemeester en wethouders vastgesteld dag, binnen zes weken nadat het feit dat ingevolgde artikel 9.1, 9.2 of 9.3. tot een nieuwe verkiezing moet leiden, hun ter kennis is gekomen.

2. Indien een op grond van artikel 9.1 of 9.2 gehouden verkiezing ertoe leidt dat opnieuw een verkiezing als in die artikelen bedoeld moet worden gehouden, kan bij koninklijk besluit bepaald worden dat in afwijking van het eerste lid de kandidaatstelling voor een nieuwe verkiezing wordt uitgesteld tot een bij dat besluit of nader te bepalen tijdstip, doch uiterlijk tot het tijdstip van de kandidaatstelling voor de volgende periodieke verkiezing.

22. Artikel 9.6, onderdeel b, is nieuw.

23. De artikelen 9.7 en 9.8 zijn nieuw.

24. De oorspronkelijke artikelen 9.7 en 9.8 zijn opgenomen in de nieuwe artikelen 9.10 en 9.11.

25. Artikel 10.1, eerste lid, luidde oorspronkelijk: 1. De raad stelt een toezichtscommissie in. Hij stelt het aantal leden van de toezichtscommissie vast en benoemt en ontslaat de leden en de voorzitter van de toezichtscommissie.

26. Artikel 10.1, tweede lid, luidde oorspronkelijk: 2. De artikelen 81b, 81f, 81g, 81i, 81j, eerste lid, en 81k van de Gemeentewet zijn van toepassing, met dien verstande dat voor rekenkamer wordt gelezen toezichtscommissie.

27. Artikel 10.2 luidde oorspronkelijk:

Artikel 10.2

1. Een kandidaat voert een openbare financiële administratie waaruit de bijdragen voor de verkiezingscampagne kunnen worden nagegaan alsmede de uitgaven die in dat kader zijn gedaan. De kandidaat heeft een afzonderlijke betaalrekening voor deze bijdragen en uitgaven.

2. Onder bijdragen voor de verkiezingscampagne wordt verstaan de bijdragen gericht op de bekostiging van uitgaven voor de verkiezingscampagne, waaronder mede begrepen bijdragen van de kandidaat uit eigen middelen en bijdragen in de vorm van uitgaven voor de verkiezingscampagne door derden. Onder bijdragen wordt tevens verstaan bijdragen in natura.

3. Onder uitgaven voor de verkiezingscampagne wordt verstaan de uitgaven voor activiteiten die erop zijn gericht de uitslag van de verkiezing voor de kandidaat gunstig te beïnvloeden.

4. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op door de gemeente verleende bijdragen in natura.

28. In artikel 10.4, derde lid, luidde de zinsnede «draagt de kandidaat aan de gemeente over» oorspronkelijk: vervallen aan de gemeente.

29. Artikel 10.8 luidde oorspronkelijk:

Artikel 10.8

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:

a. de werkwijze van de toezichtscommissie;

b. de reikwijdte van de begrippen bijdragen en uitgaven voor de verkiezingscampagne, bedoeld in artikel 10.2;

c. de inrichting van de financiële administratie, bedoeld in artikel 10.2;

d. de openbaarmaking van bijdragen, bedoeld in artikel 10.3.

e. andere onderwerpen ter uitvoering van dit hoofdstuk.

30. Artikel 11.11, tweede lid, luidde oorspronkelijk: 2. Degene die in strijd met artikel 10.4 bijdragen ontvangt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de derde categorie.

31. De titel van Hoofdstuk 12 was oorspronkelijk: HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN.

32. Artikel 12.2, onderdeel C, is nieuw.

33. In artikel 12.6, onderdeel 2, luidde de zinsnede «kandidaten voor het ambt van burgemeester» oorspronkelijk: kandidaat-burgemeesters.

34. Artikel 12.9 is nieuw.

Memorie van toelichting

1. Aan de voorlaatste alinea van paragraaf 1 is de zin «Ook is gebruik gemaakt van een door de Erasmus Universiteit verricht onderzoek naar overheidsregels en -financiering van burgemeesterscampagnes in Duitsland en Engeland.» toegevoegd.

2. De derde zin van paragraaf 3, onder e. gevolgen voor de opkomst, luidde:

Als de tweede gang naar het stemlokaal tevens voor de gemeenteraadsverkiezing is, weegt dit bezwaar mogelijk minder sterk dan wanneer de tweede ronde alleen de burgemeestersverkiezing betreft.

3. In de derde zin van paragraaf 3, onder e. gevolgen voor de opkomst, is tussen de woorden «zich» en «niet» de zinsnede «in ieder geval» toegevoegd.

4. Na de derde zin is in paragraaf 3, onder e. gevolgen voor de opkomst, de volgende passage toegevoegd:

De veronderstelling dat een tweede ronde per definitie zou kunnen leiden tot verkiezingsmoeheid en een lagere opkomst bij de tweede ronde, wordt echter ook niet bevestigd door onderzoek naar de gekozen burgemeester in enkele Duitse deelstaten. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de opkomst bij de tweede ronde soms iets lager is dan bij de eerste ronde, maar dat de verschillen meestal niet bijzonder groot zijn. Sommigen onderzoekers denken zelfs dat de opkomst bij de tweede ronde iets hoger is dan bij de eerste ronde.1 Van belang daarbij is dat indien in de onderzochte deelstaten burgemeesters- en raadsverkiezingen samenvallen, altijd de eerste ronde van stemming samenvalt met de raadsverkiezing. Zoals onderstaand ter sprake zal komen, is er ook in het wetsvoorstel voor gekozen de eerste ronde van de burgemeestersverkiezing samen te laten vallen met de raadsverkiezing, zodat een vergelijking met de situatie in die deelstaten ook goed opgaat. Naast de opkomstcijfers bij burgemeestersverkiezingen in enkele deelstaten in Duitsland zijn geen cijfers beschikbaar. Zo is geen vergelijkingsmateriaal voorhanden van de opkomst bij burgemeestersverkiezingen waarbij in één ronde wordt gestemd, ten opzichte van burgemeestersverkiezingen waarbij van twee ronden sprake is, omdat in alle onderzochte deelstaten sprake is van een twee-rondensysteem. In feite zijn dergelijke gegevens nodig om enige uitspraak te kunnen doen over de effecten op de opkomst bij AV in vergelijking met een tweeronden-stelsel.

5. In paragraaf 3, onder f. administratieve lasten, is aan het einde van de tweede alinea de volgende passage toegevoegd:

Wel wordt er op gewezen dat, zoals hiervoor ter sprake kwam, opkomstgegevens bij burgemeestersverkiezingen in enkele deelstaten in Duitsland niet in de richting van een geringe belangstelling van de kiezers voor de tweede ronde wijzen.

6. In paragraaf 3, onder Eerste of tweede ronde tegelijk met raadsverkiezing, is in de derde zin van de voorlaatste alinea tussen de woorden «De» en «lagere» het woord «mogelijk ingevoegd.

7. In paragraaf 3, onder Eerste of tweede ronde tegelijk met raadsverkiezing, is na de derde zin van de voorlaatste alinea de volgende passage toegevoegd:

Opkomstgegevens bij burgemeestersverkiezingen in Duitsland bevestigen als gezegd overigens niet dat de belangstelling van de kiezers voor een tweede ronde geringer is dan een met de stemming voor de gemeenteraadsverkiezing gecombineerde eerste ronde van de burgemeestersverkiezing.1

8. In paragraaf 4, onder Toetsing van kandidaturen door hoofdstembureau, is aan het einde van de vierde alinea de volgende zinsnede toegevoegd:

, en of de kandidaat op grond van dit uittreksel aan de vereisten voor het passief kiesrecht voldoet.

9. In paragraaf 4, onder Toetsing van kandidaturen door hoofdstembureau, is in de vijfde alinea «en strafvorderlijke» ingevoegd tussen «Wet justitiële» en «gegevens».

10. Aan het einde van paragraaf 4 is de volgende passage toegevoegd:

De Raad van State heeft er in zijn advies over het wetsvoorstel op gewezen dat er ook andere varianten denkbaar zijn op het in het wetsvoorstel neergelegde stelsel in geval van één kandidaat. Als voorbeelden noemt de Raad van State de procedure waarbij de kiezers op het stembriefje zelf een naam mogen toevoegen (zoals in Baden-Württemberg) of die waarbij de (enige) kandidaat verkozen is, indien meer dan 25% van de kiesgerechtigde deze steunt (vergelijk Noordrijn-Westfalen). In het wetsvoorstel is er niet voor gekozen deze alternatieven over te nemen. Een groot bezwaar van het eerste door de Raad gesuggereerde alternatief (bieden van de mogelijkheid aan kiezers om een naam op het stembriefje toe te voegen) is dat dit zou leiden tot niet-naleving van de vereisten die voor de kandidaatstelling worden gesteld, onder andere op het punt van instemming van de kandidaat met zijn kandidaatstelling en op het punt van controle van de integriteit van de kandidaat.

Ten aanzien van het alternatief dat bij een verkiezing met één kandidaat deze kandidaat is gekozen, indien hij een meerderheid van de uitgebrachte stemmen behaalt, die bovendien een bepaald percentage van de kiesgerechtigden omvat, wordt opgemerkt dat niet valt in te zien waarom een dergelijk vereiste alleen zou moeten gelden in de situatie dat sprake is van één kandidaat en bijvoorbeeld niet bij elke tweede ronde. Belangrijker is echter dat wij het uiterst onwenselijk achten indien de wens van de meerderheid van de opgekomen kiezers niet wordt gehonoreerd en dat wegens de geringe belangstelling nieuwe verkiezingen moeten worden uitgeschreven, met het risico dat bij deze nieuwe verkiezingen evenmin het voorgeschreven percentage stemmen wordt gehaald. Afgezien daarvan, zou het tweede alternatief van de Raad een afwijking inhouden van hetgeen bij verkiezingen in Nederland voor algemeen vertegenwoordigende organen geldt. Bij deze verkiezingen krijgt de partij die de meerderheid van de kiezers achter zich weet te scharen de meerderheid van de zetels, ongeacht het aantal kiezers dat dit betreft. Hierbij geldt dus evenmin dat een bepaald percentage van de kiesgerechtigden zich voor die partij moet hebben uitgesproken. Om deze redenen is bij de voorbereiding van het wetsvoorstel bewust afgezien van een dergelijk vereiste.

11. De eerste zin van de zesde alinea van de vijfde paragraaf luidde:

Op de toezichtscommissie zijn de artikelen 81f en 81g van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

12. Na de eerste zin van de zesde alinea van de vijfde paragraaf is de volgende passage ingevoegd:

De overeenkomstige toepassing van deze artikelen uit de Gemeentewet strekt ertoe dat voorzien wordt in de randvoorwaarden voor het functioneren van de toezichtscommissie. Door overeenkomstige toepassing van artikel 81b van de Gemeentewet is vastgelegd, dat de raad het aantal leden van de toezichtscommissie bepaalt.

13. In de vierde zin van de zesde alinea van de vijfde paragraaf is de zinsnede «Op deze wijze wordt» vervangen door de zinsnede «Artikel 81f en artikel 81g waarborgen».

14. Aan het einde van de zesde alinea van de vijfde paragraaf is de volgende passage toegevoegd:

Artikel 81i geeft aan dat de toezichtscommissie zelf een reglement van orde vaststelt voor haar werkzaamheden respectievelijk haar vergaderingen. Artikel 81j, eerste lid, draagt er zorg voor, dat de toezichtscommissie over voldoende financiële ondersteuning beschikt voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden. In artikel 81k is vastgelegd, dat de leden van de toezichtscommissie een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

15. In de achtste alinea van de vijfde paragraaf is de volgende passage komen te vervallen:

Ook uitgaven voor de verkiezingscampagne die door derden worden gedaan zonder dat de kandidaat daarin direct is betrokken, worden zodoende als bijdrage aan de verkiezingscampagne van de kandidaat aangemerkt.

16. In de tiende alinea van de vijfde paragraaf is na de eerste zin de volgende passage ingevoegd:

Uitgaven in verband met personele kosten, kosten voor kantoor en kantoorbenodigheden en andere direct met de verkiezing samenhangende uitgaven worden aan de activiteiten in het kader van de vekiezingscampagne toegerekend. Uitgangspunt is dat dit op een zodanige wijze gebeurt als in het maatschappelijk verkeer aanvaardbaar wordt beschouwd.

17. In de tiende alinea van de vijfde paragraaf is de volgende passage komen te vervallen:

Van dergelijke uitgaven is sprake als een kandidaat-burgemeester zijn eigen auto bijvoorbeeld gebruikt als vervoermiddel voor het voeren van campagne. De uitgaven die zien op het vervoer in de auto zoals brandstof, vaste afschrijving, zullen ook opgenomen moeten worden in de financiële administratie van de kandidaat, voorzover het gebruik betrekking heeft op activiteiten in het kader van de verkiezingscampagne.

18. In de vierde zin van de tiende alinea van de vijfde paragraaf is «Naast» vervangen door «Onder dit laatste wordt onder meer» en «, ook begrepen de bijdragen door de kandidaat uit het privé-vermogen» door «verstaan».

19. In de achtste zin van de tiende alinea van de vijfde paragraaf is «Giften» vervangen door «Bijdragen».

20. in de tiende zin van de tiende alinea van de vijfde paragraaf is tussen de woorden «als» en «een» de zinsnede «een dienst of prestatie om niet wordt geleverd of» ingevoegd.

21. Na de elfde zin van de tiende alinea van paragraaf vijf is de volgende passage ingevoegd:

Voor de berekening van de «normale» prijs moet uit worden gegaan van de in het economisch verkeer gebruikelijke prijs. Dit kan bijvoorbeeld de reguliere adviesprijs voor een bepaalde dienst zijn.

22. Na de tiende alinea is de volgende alinea ingevoegd:

De definitie van bijdragen heeft tot gevolg dat ook uitgaven voor de verkiezingscampagne die door derden worden gedaan zonder dat de kandidaat daarin direct betrokken is, als bijdrage aan de verkiezingscampagne van de kandidaat worden aangemerkt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat een derde een advertentie in de krant zet, waarvan de inhoud aanspoort om op een bepaalde kandidaat te stemmen. Dit is een activiteit waar de betrokken kandidaat mogelijk geen zeggenschap over heeft, maar die op grond van het bepaalde in de wet toch aan de kandidaat toegerekend moet worden. Indien de kandidaat een dergelijke activiteit niet in zijn financiële administratie heeft verwerkt, dan leeft de kandidaat zijn wettelijke verplichtingen niet na. Redelijkerwijs kan echter niet verondersteld worden, dat een kandidaat in alle gevallen op de hoogte zal zijn van de activiteiten die in zijn voordeel ontplooid zijn. Indien blijkt dat een kandidaat een dergelijke activiteit niet in zijn administratie verantwoord heeft, dan zal afhankelijk van de omstandigheden van het geval bezien moeten worden of in redelijkheid sprake is van een verwijtbaar nalaten van de kandidaat.

23. In de twaalfde alinea van de vijfde paragraaf is in de eerste zin tussen de woorden «of» en «wordt» de zinsnede «meer dan» ingevoegd.

24. De laatste zin van de dertiende alinea van paragraaf 5 is als volgt komen te luiden:

Anonieme giften moet de kandidaat aan de gemeente overdragen.

25. In de zesde paragraaf, onder Stemming, stemopneming en vaststelling van de verkiezingsuitslag, is in de derde alinea na de vierde zin de volgende zin ingevoegd:

Net als de oproepingskaart voor de gecombineerde stemming, dient de oproepingskaart voor de tweede ronde van stemming uiterlijk op de veertiende dag voor de eerste ronde van stemming door de kiezers te zijn ontvangen.

26. In de laatste zin van derde alinea van de zesde paragraaf, onder Stemming, stemopneming en vaststelling van de verkiezingsuitslag, is het woord «dat» vervangen door «of».

27. De tweede zin van de vierde alinea van de zesde paragraaf, onder Stemming, stemopneming en vaststelling van de verkiezingsuitslag, luidde:

Is de zittende burgemeester opnieuw kandidaat, dan wordt zijn naam als eerste in de volgorde vermeld.

28. De tweede zin van de vijfde alinea van de zesde paragraaf, onder Stemming, stemopneming en vaststelling van de verkiezingsuitslag, is als volgt komen te luiden:

De kiezer wordt in het stemlokaal op het vervallen van de kandidatuur geattendeerd.

29. In de derde zin van de vijfde alinea van de zesde paragraaf, onder Stemming, stemopneming en vaststelling van de verkiezingsuitslag, zijn de woorden «48 uur voor aanvang van de stemming. vervangen door «de vijfde dag voor de stemming, tot 16.00 uur.».

30. In de laatste alinea van de zesde paragraaf, onder Bijzondere gevallen van verkiezing van de burgemeester, zijn de woorden «binnen zes weken nadat de aanleiding tot de nieuwe verkiezing is ontstaan.» vervangen door de volgende zinsnede:

, in de vijfde of zesde week nadat het besluit wordt genomen. Dit besluit zal genomen moeten worden binnen een week nadat het feit dat tot een nieuwe verkiezing moet leiden ter kennis van het college is gekomen.

31. In de tweede alinea bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.1 zijn de woorden «welke of een» vervangen door «of».

32. In de derde alinea bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.2 zijn in de tweede zin tussen de woorden «lid» en «van» de woorden «, aanhef en onderdeel a,» ingevoegd.

33. Aan het einde van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.2 is de volgende passage toegevoegd:

Op de aanmelding als kandidaat dient de kandidaat tevens te verklaren dat hij niet gelijktijdig in een andere gemeente kandidaat voor het ambt van burgemeester is (tweede lid, onderdeel b). De uitsluiting is beperkt tot gelijktijdige kandidatuur. Het is vanzelfsprekend niet uitgesloten dat een zittende burgemeester zich kandidaat stelt voor een tussentijdse verkiezing in een andere gemeente.

In paragraaf 4 van de toelichting is ingegaan op de onwenselijkheid dat een persoon in meer gemeenten tegelijkertijd kandidaat voor het burgemeesterschap is. Het hoofdstembureau kan op basis van de hem beschikbare gegevens niet vaststellen of een kandidaat tevens kandidaat is in een andere gemeente. Om het hoofdstembureau toch een mogelijkheid van controle te geven is ervoor gekozen om een kandidaat voor het burgemeesterschap een eigen verklaring te laten overleggen die inhoudt dat hij niet tevens kandidaat is voor het ambt van burgemeester in een andere gemeente. De Kieswet kent een soortgelijke verklaring reeds voor de kandidaten van het Europees Parlement. Zij dienen te verklaren dat zij niet tevens in een andere lidstaat kandidaat voor het Europese Parlement zijn. Overigens heeft het hoofdstembureau altijd de mogelijkheid om, indien het berichten over een gecombineerde kandidatuur ter ore komen, daarover bij het hoofdstembureau van de betreffende gemeente informatie in te winnen.

In het aan de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel betrof de verklaring inzake kandidatuur voor het burgemeesterschap in een andere gemeente een apart formulier dat bij de aanmelding als kandidaat overgelegd diende te worden. Uit praktisch oogpunt is ervoor gekozen de eigen verklaring in de aanmelding als kandidaat op te nemen.

34. Aan het einde van de derde alinea bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.4 is de volgende passage ingevoegd:

Het is daarnaast aan te bevelen dat gemeenten kandidaat-burgemeesters erop attenderen dat het gewenst is een tijdstip voor aflegging van ondersteuningsverklaringen af te spreken voor het geval een kandidaat-burgemeester met een grote groep kiezers tegelijk naar het gemeentehuis komt om ondersteuningsverklaringen af te leggen.

Gemeenten zullen voorts voorzieningen kunnen treffen ter voorkoming dat kiezers meer dan één ondersteuningsverklaring afleggen. In feite dient het hoofdstembureau te controleren of een kiezer niet meer dan één ondersteuningsverklaring heeft afgelegd. Gemeenten kunnen hierbij wel een ondersteunende rol verlenen. Te denken valt aan het bijhouden bij de gemeentebalie van een bestand met namen van kiezers die een bepaalde kandidaat-burgemeester hebben ondersteund. Daarnaast is het raadzaam dat gemeenteambtenaren kiezers er op wijzen dat zij maar één ondersteuningsverklaring mogen afleggen, en dat het overleggen van twee of meer ondersteuningsverklaringen betekent dat deze beide niet meetellen voor het benodigde aantal ondersteuningsverklaringen.

35. In de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.7 zijn tussen de woorden «justitiële» en «gegevens» de woorden «en strafvorderlijke» ingevoegd.

36. De tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.7 luidde:

In paragraaf 4 van de toelichting is ingegaan op de onwenselijkheid dat een persoon in meer gemeenten tegelijkertijd kandidaat voor het burgemeesterschap is. De uitsluiting is beperkt tot gelijktijdige kandidatuur. Het is vanzelfsprekend niet uitgesloten dat een zittende burgemeester zich kandidaat stelt voor een tussentijdse verkiezing in een andere gemeente. Het hoofdstembureau kan op basis van de hem beschikbare gegevens niet vaststellen of een kandidaat tevens kandidaat is in een andere gemeente. Om het hoofdstembureau toch een mogelijkheid van controle te geven is ervoor gekozen om een kandidaat voor het burgemeesterschap een eigen verklaring te laten overleggen die inhoudt dat hij niet tevens kandidaat is voor het ambt van burgemeester in een andere gemeente. De Kieswet kent een soortgelijke verklaring reeds voor de kandidaten van het Europees Parlement. Zij dienen te verklaren dat zij niet tevens in een andere lidstaat kandidaat voor het Europese Parlement zijn. Overigens heeft het hoofdstembureau altijd de mogelijkheid om, indien het berichten over een gecombineerde kandidatuur ter ore komen, daarover bij het hoofdstembureau van de betreffende gemeente informatie in te winnen.

37. De laatste zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.10 is als volgt komen te luiden:

Het betreft de verzuimen genoemd in het eerste lid, onder e, f en g.

38. Aan de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.13 is als eerste streepje toegevoegd: – de kandidaat heeft op de aanmelding als kandidaat niet verklaard dat hij kandidaat wil zijn of dat hij niet gelijktijdig in een andere gemeente kandidaat voor het ambt van burgemeester is;

39. Het voorlaatste streepje van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.13 luidde: – er is geen eigen verklaring overgelegd dat de kandidaat niet gelijktijdig in een andere gemeente kandidaat voor het burgemeesterschap is;

40. De derde zin van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.13 is als volgt komen te luiden:

Bij de formulering van de gronden onder de letters i, j en k, die betrekking hebben op de vereisten voor het passief kiesrecht, wordt telkens verwezen naar het overgelegde afschrift van gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens.

41. Aan het einde van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.14 is de volgende passage toegevoegd:

Ook voor de zittende burgemeester wordt bij loting bepaald welke plaats hij in de volgorde inneemt. In het aan de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel was op advies van de VNG en NVVB bepaald dat de zittende burgemeester die kandidaat is voor een volgende ambtstermijn in de gemeente, als eerste in de volgorde wordt geplaatst. Bij nader inzien achten wij een bevoordeling van de burgemeester op dit punt niet zuiver. Het past bij nadere overweging beter bij het karakter van verkiezingen van een eenhoofdig orgaan dat alle kandidaten, inclusief de persoon die de desbetreffende functie vervult, voor wat betreft de presentatie aan de kiezer op gelijke wijze worden behandeld.

42. Het einde van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.14 luidde:

Een uitzondering op deze loting geldt voor de zittende burgemeester. Naar aanleiding van de adviezen van de VNG en de NVVB is in het tweede lid van artikel 4.14 bepaald dat de zittende burgemeester die kandidaat is voor een volgende ambtstermijn in de gemeente, als eerste in de volgorde wordt geplaatst. Deze voorziening ten behoeve van zittende burgemeesters is naar analogie van de regeling in de Kieswet waarin zittende politieke partijen voor een hoger nummer op het stembiljet in aanmerking komen, dan nieuwe politieke partijen. Deze uitzondering geldt net als de vrijstellingen van de verplichtingen ondersteuningsverklaringen te overleggen en een waarborgsom te betalen alleen voor de burgemeester die is gekozen, en niet voor de burgemeester die in de betrokken gemeente met de waarneming van het ambt van burgemeester is belast. Dit komt in het artikel tot uitdrukking met de woorden «de persoon, die het ambt van burgemeester in de gemeente bekleedt». Evenmin geldt de bepaling bij de eerste burgemeestersverkiezing in 2006. Dit wordt geregeld in artikel 12.8 van het wetsvoorstel.

43. In de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.13 is het woord «derde» vervangen door «tweede».

44. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.17 is de passage «De inhoud van het ter inzage te leggen overzicht blijft beperkt tot de vermelding van de namen van de kandidaten met hun woonplaats en eventueel de partij-aanduiding, in de door het hoofdstembureau bij loting vastgestelde volgorde.» vervangen door «Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald op welke wijze de kandidaten op het ter inzage te leggen overzicht van de kandidaten worden vermeld.».

45. In de tweede zin van de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.18 is het woord «niet» komen te vervallen.

46. In de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.18 is de volgende passage komen te vervallen:

Bezwaar hiervan is dat de mogelijkheid om de kandidatuur in te trekken in dat geval slechts een vrij korte periode zou openstaan. Over het algemeen worden de stembiljetten immers zo spoedig mogelijk nadat onherroepelijk over de kandidaatstelling is beslist, gedrukt.

47. In de derde zin van de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.18 zijn de woorden «achtenveertig uur voor de aanvang» vervangen door «ruim vier dagen voor de dag».

48. Het einde van de derde alinea bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.18 is als volgt komen te luiden:

De kandidaat dient op grond van het eerste lid zijn kandidatuur uiterlijk op de vijfde dag voor de dag van stemming, om 16.00 uur, in te trekken. Navraag bij de leveranciers van stembescheiden en -apparatuur en bij enkele gemeenten heeft geleerd dat een termijn van ruim vier dagen voldoende tijd biedt om de stembiljetten, stemvellen voor de stemmachines en de software voor de stemmachines aan te passen, ervan uitgaande dat de intrekking van kandidatuur een uitzonderingssituatie zal zijn en leveranciers niet gehouden zijn om al hun klantgemeenten van nieuw stemmateriaal te voorzien. De kandidaten waarvan de kandidatuur is vervallen, worden namelijk niet meer op het stembiljet en de stemmachine vermeld (vgl. artikel 5.11, eerste lid).

49. In de laatste alinea bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.18 zijn de woorden «de aanvang van de termijn van achtenveertig uur» vervangen door «de vijfde dag voor de stemming, om 16.00 uur,».

50. Aan het einde van de laatste alinea bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.18 is de volgende passage toegevoegd:

Bij ministeriële regeling wordt voor deze kennisgeving een model vastgesteld. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld op welke wijze deze kennisgeving dient plaats te vinden. Naast deze openbare kennisgeving, zal bij een tijdige intrekking van kandidatuur ter voorkoming van misverstand bij de kiezers in het stemlokaal eveneens een kennisgeving worden opgehangen waarin wordt aangegeven welke kandidaat zich heeft teruggetrokken (artikel 5.11, tweede). Dit ter voorkoming dat een kiezer een kandidaat die zijn kandidatuur heeft ingetrokken op het stembiljet of de stemmachine mist.

51. Aan het einde van de derde zin van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.2 zijn de woorden «(in schrikkeljaren in de periode van 1 tot en met 7 maart)» ingevoegd.

52. De eerste zin van de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.6 is als volgt komen te luiden:

Het uiterste tijdstip waarop de kiezers de oproepingskaart voor de eerste ronde van de burgemeestersverkiezing moeten ontvangen, is veertien dagen voor deze eerste ronde.

53. De tweede zin van de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.6 luidde:

Voor de twee weken later te houden stemming voor de tweede ronde geldt eenzelfde termijn. Aangezien het om een uiterste tijdstip gaat, kan de oproeping voor beide verkiezingen gelijktijdig plaatsvinden, mits de termijn van twee weken vóór de eerste ronde van de burgemeestersverkiezing in acht wordt genomen.

54. Na de eerste zin van de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.6 is de volgende passage ingevoegd:

Dit tijdstip geldt ook voor de oproepingskaart voor de tweede ronde. Dit betekent dat de oproepingskaart voor de tweede ronde ten minste achtentwintig dagen voor de tweede ronde door de kiezer moet zijn ontvangen. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat de kiezer de dag of enkele dagen voor de eerste ronde de oproepingskaart voor de tweede ronde ontvangt. Dit zou verwarring bij de kiezer kunnen wekken.

55. In de vijfde zin van de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.6 is het woord «dat» vervangen door «of».

56. In de voorlaatste zin van de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.6 zijn tussen de woorden «het» en «doorgaan» de woorden «al dan niet» ingevoegd.

57. Aan het einde van de laatste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.6 is de volgende zin toegevoegd:

Indien een tweede ronde nodig is, zal in deze openbare kennisgeving tevens worden aangekondigd op welke kandidaten de stemming betrekking heeft.

58. Aan het einde van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.8 is de volgende zin toegevoegd:

Ook voor de tweede ronde ligt een huis-aan-huisverspreiding van de namen van de overgebleven kandidaten voor de hand.

59. De tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.8 is als volgt komen te luiden:

Bij deze tweede ronde zullen overigens de twee overgebleven kandidaten over wie gestemd moet worden,eveneens in de openbare kennisgeving van de burgemeester dat een tweede ronde zal worden gehouden worden vermeld. Dit is in artikel 5.6, derde lid, bepaald.

60. De eerste zin van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.11 luidde:

Het kan zich echter voordoen dat de intrekking van de kandidatuur ter kennis van het centraal stembureau komt, nadat de stembiljetten al gedrukt zijn

61. In de tweede zin van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.11 zijn de woorden «Voor die situatie» vervangen door «Niettemin» en zijn tussen «5.11» en «voor» de woorden «, tweede lid, eveneens» ingevoegd.

62. Na de derde zin van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.11 is de volgende passage ingevoegd:

geldt zowel indien een kandidatuur in een laat stadium is ingetrokken, als in de situatie dat de intrekking spoedig na de dag van kandidaatstelling plaatsvindt. De wijze waarop de kennisgeving in het stemlokaal plaatsvindt,

63. Aan het einde van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.11 is de volgende zin toegevoegd:

Bij ministeriële regeling wordt een model voor de kennisgeving vastgesteld.

64. In de vierde zin van de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.11 is het woord «Wel» vervangen door «Evenmin».

65. De laatste zin van de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.11 luidde:

In het derde lid van artikel 5.11 is bepaald dat voor dit geval bij algemene maatregel van bestuur, zo nodig in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 5, regels gesteld zullen worden.

66. Aan het einde van de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.11 is de volgende zin toegevoegd:

Door als vereiste te stellen dat de intrekking van kandidatuur uiterlijk op de vijfde dag voor de stemming, om 16.00 uur dient plaats te vinden, is voldoende tijd aanwezig om in voorkomende gevallen het stemmateriaal aan te passen.

67. De artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.15 is als volgt komen te luiden:

Artikel 5.15

In het vierde en achtste lid van dit artikel is expliciet gemaakt hoe het stembureau bij de aanmelding van de kiezer dient te handelen in het geval een gecombineerde stemming voor raads- en burgemeestersverkiezing plaatsvindt. Een kiezer kan er voor kiezen om voor beide verkiezingen te stemmen dan wel voor één van beide verkiezingen. De voorzitter van het stembureau informeert de kiezer hiernaar. Afhankelijk van zijn reactie zal de kiezer één of twee stembiljetten ontvangen. Per verkiezing wordt door het stembureau in het uittreksel uit het kiezersregister aantekening gehouden dat de kiezer zich heeft aangemeld. Dat kan één en hetzelfde kiezersregister zijn (vgl. artikel 5.25, tweede lid). Ook wordt per verkiezing aantekening gehouden van het aantal uitgereikte stembiljetten.

68. In de eerste zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.22–5.24 zijn de woorden «en wijken niet af van hetgeen daarover in de Kieswet is bepaald.» komen te vervallen.

69. In de tweede zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.22–5.24 zijn de woorden «dus ook» komen te vervallen.

70. In de tweede zin van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.22–5.24 zijn tussen «5.23» en «ook» de woorden «niet automatisch» ingevoegd.

71. Na de tweede zin van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.22–5.24 is de volgende zin ingevoegd:

Aangezien de wijze van stemmen afwijkt van de in de Kieswet geregelde verkiezingen, is een aparte goedkeuring nodig. De benodigde aanpassingen zijn overigens gering en betreffen uitsluitend softwarematige aanpassingen.

72. In de eerste zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.25 zijn tussen de woorden «In» en «dit» de woorden «het eerste lid van» ingevoegd.

73. Aan het einde van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.25 is de volgende zin toegevoegd:

Het tweede lid spreekt voor zich.

74. Aan het einde van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6.1 is de volgende zinsnede toegevoegd:

, tenzij dit anders is bepaald.

75. Aan het einde van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6.2 is de volgende passage toegevoegd:

Gewezen wordt in dit verband op de wijziging van artikel N 2 van de Kieswet (artikel 12.2, onderdeel C). Op grond van deze wijziging dienen het uittreksel uit het kiezersregister, de oproepingskaarten, de volmachtbewijzen en de kiezerspassen, die immers voor beide stemmingen gelden, eerst bij de stemopneming voor de burgemeestersverkiezingen in de te verzegelen pakken gedaan te worden.

76. In de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 8.5 is de volgende passage komen te vervallen:

niet in het wetsvoorstel opgenomen. Aangezien die regels bij de burgemeestersverkiezing vanwege het twee-rondenstelsel gedetailleerder moeten zijn, kan dit punt beter bij algemene maatregel van bestuur worden geregeld.

en vervangen door:

in het derde lid van overeenkomstige toepassing verklaard.

77. Aan het einde van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 9.1 is de volgende zin toegevoegd:

De wijze waarop deze openbare kennisgeving dient plaats te vinden, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.

78. De artikelsgewijze toelichting bij artikel 9.4 is als volgt komen te luiden:

Op een tussentijdse burgemeestersverkiezing zijn in beginsel de bepalingen van toepassing, die ook gelden voor een reguliere burgemeestersverkiezing. In de artikel 9.5 tot en met 9.10 zijn enkele specifieke bepalingen opgenomen.

79. Na de artikelsgewijze toelichting van artikel 9.4 is een kopje «artikel 9.5» ingevoegd.

80. De derde zin van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 9.5 luidde:

Aangezien op grond van artikel 9.8, onderdeel d, de eerste ronde van stemming wordt gehouden op de drieënveertigste dag na de dag van kandidaatstelling, wordt met het bepalen van de dag van kandidaatstelling indirect ook de dagen waarop de eerste en de tweede ronde van stemming worden gehouden vastgesteld.

81. Na de derde zin van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 9.5 is de volgende zin ingevoegd:

Aangezien op grond van artikel 9.8, onderdeel d, de eerste ronde van stemming wordt gehouden op de drieënveertigste dag na de dag van kandidaatstelling, wordt met het bepalen van de dag van kandidaatstelling indirect ook de dagen waarop de eerste en de tweede ronde van stemming worden gehouden vastgesteld.

82. Aan de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 9.5 is de volgende passage toegevoegd:

die aanvangt op de achtentwintigste dag en eindigt op de tweeënveertigste dag nadat zij het besluit tot vaststellen van de dag van kandidaatstelling nemen. Zou dit echter betekenen dat de kandidaatstelling in de periode van 1 mei tot en met 15 augustus valt, dan wordt de kandidaatstelling en daarmee de stemming over de zomerperiode heen getild. Een kandidaatstelling in deze periode zou als consequentie hebben dat hetzij de dag van kandidaatstelling, hetzij één van beide rondes van stemming, hetzij beide rondes, in de zomerperiode valt onderscheidenlijk vallen. Vanuit het oogpunt van toegang tot de kandidaatstelling, de mogelijkheid voor de kandidaten om zich aan de kiezers te kunnen presenteren en opkomst bij de verkiezingen is dit onwenselijk. Er is niet voor gekozen een ruimere periode tussen kandidaatstelling en eerste ronde van stemming mogelijk te maken, zodat gemeenten er toe zouden kunnen overgaan de kandidaatstelling bijvoorbeeld voor 1 juli te laten plaatsvinden, en de eerste ronde van stemming na 15 augustus. Dit zou betekenen dat de kandidaten in de zomerperiode campagne moeten voeren. Dit is echter geen geschikte periode om de kiezers te bereiken.

Burgemeester en wethouders brengen de dag van kandidaatstelling en de dagen van stemming zo spoedig mogelijk ter openbare kennis. De openbare bekendmaking door de burgemeester van de dag van kandidaatstelling op grond van artikel 4.2, eerste lid, behoeft bij een tussentijdse verkiezing niet plaats te vinden (vgl. artikel 9.6, onderdeel b). Dit zou een doublure betekenen ten opzichte van de bekendmaking door burgemeester en wethouders.

Met het oog op de doorwerking van de op nationaal en provinciaal geregistreerde aanduidingen naar de burgemeestersverkiezingen dienen de centrale stembureaus voor de Tweede-Kamerverkiezingen en voor de statenverkiezingen in kennis te worden gesteld van de dag van kandidaatstelling (zie de artikelen 9.7 en 9.8).

83. De artikelsgewijze toelichting bij artikel 9.5 luidde:

Artikel 9.5

Het houden van een nieuwe kandidaatstelling in geval van overlijden van een kandidaat brengt niet met zich mee dat de reeds voor de eerste kandidaatstelling ingeleverde aanmeldingen als kandidaat hun geldigheid zouden moeten verliezen. Deze kandidaturen blijven ingevolge dit artikel van kracht zonder dat daartoe enige nadere handeling behoeft te worden verricht.

84. De artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 9.7en 9.8 luidde.

Artikel 9.7

Dit artikel hangt samen met de regeling in het wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet inzake tussentijds ontslag van de burgemeester. In de Gemeentewet wordt bepaald dat een burgemeester aan wie tussentijds ontslag is verleend, anders dan op grond van een onwerkbare verhouding tussen de burgemeester en de raad, zich niet bij de na dat ontslag gehouden tussentijdse verkiezing voor een nieuwe burgemeester kandidaat kan stellen. Artikel 9.7 schrijft voor dat het hoofdstembureau een dergelijke kandidatuur ongeldig verklaart.

Artikel 9.8

Dit artikel biedt de mogelijkheid om, indien dit in de praktijk nodig mocht blijken, voor bijzondere verkiezingen nadere regels te stellen bij algemene maatregel van bestuur.

85. Er is een artikelsgewijze toelichting bij 9.9 toegevoegd, die luidt:

Artikel 9.9

Het houden van een nieuwe kandidaatstelling in geval van overlijden van een kandidaat brengt niet met zich mee dat de reeds voor de eerste kandidaatstelling ingeleverde aanmeldingen als kandidaat hun geldigheid zouden moeten verliezen. Deze kandidaturen blijven ingevolge dit artikel van kracht zonder dat daartoe enige nadere handeling behoeft te worden verricht.

86. Na de tweede zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.1 is de volgende zin ingevoegd:

De randvoorwaarden voor het functioneren van de commissie dient verzekerd te zijn.

87. In de vierde zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.1 zijn de woorden «De» en «dient verzekerd te zijn» vervangen door «Deze voorwaarden hebben onder meer betrekking op de».

88. Na de zevende zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.1 is de volgende passage ingevoegd:

Artikel 81b bepaalt dat de raad het aantal leden van toezichtscommissie vaststelt. Artikel 81i houdt in dat de toezichtscommissie zelf haar reglement van orde vaststelt voor haar werkzaamheden. Indien de toezichtscommissie uit twee of meer personen, en er dus vergaderingen van de commissie zijn, stelt zij ook een reglement van orde voor haar vergaderingen vast. Tevens zendt de commissie het reglement ter kennisneming aan de raad en maakt het bekend op de in artikel 139, tweede lid, van de Gemeentewet, bedoelde wijze. De toezichtscommissie zal niet kunnen functioneren zonder dat zij over voldoende financiële middelen beschikt. Het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 81j, eerste lid, strekt ertoe dat de raad daarin voorziet. Als laatste is geregeld dat op grond van artikel 81k de leden van de commissie een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

89. Aan het einde van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.2 is de volgende passage toegevoegd:

Dit houdt tevens in dat uitgaven in verband met personele kosten, kosten voor kantoor en kantoorbenodigdheden en andere direct met de verkiezing samenhangende uitgaven aan activiteiten worden toegerekend volgens de normen die in het maatschappelijk verkeer aanvaardbaar worden beschouwd.

90. Aan het einde van de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.2 is de volgende passage komen te vervallen:

Als een kandidaat bijvoorbeeld zijn eigen auto voor verkiezingsactiviteiten gebruikt, dan administreert hij de kosten van de gereden kilometers en afschrijvingen en dergelijke in het kader van de verkiezingscampagne. De kosten van de gereden kilometers kunnen bijvoorbeeld berekend worden op basis van de vergoedingen die hiervoor gelden bij lease-auto's.

91. Na de tweede zin van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.2 is de volgende zin ingevoegd:

Onder bijdragen in de vorm van uitgaven voor de verkiezingscampagne kunnen onder meer verstaan worden het betalen door een derde van een advertentiebijlage in de plaatselijke krant, het aankopen van zendtijd bij de lokale zender en het plaatsen van een advertentie ter promotie van een kandidaat in de plaatselijke krant.

92. In de vierde zin van tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.2 is het woord «Giften» vervangen door «Bijdragen».

93. Aan het einde van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.2 is de volgende passage toegevoegd:

Alle bijdragen in nature moeten verantwoord worden. Uitzondering hierop vormt de ondersteuning in natura door de gemeente; bijvoorbeeld het terbeschikkinstelling van aanplakborden of postfaciliteiten. Deze voorzieningen worden bij verordening geregeld en behoeven niet te worden gewaardeerd en verwantwoord in de administratie. Gemeentelijke subsidies worden overigens wel in de administratie geregistreerd.

94. Aan het einde van de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.2 is de volgende passage toegevoegd:

Het bedrag wordt bepaald door het verschil tussen de in het economisch verkeer gebruikelijke prijs en de feitelijk betaalde prijs. Een kandidaat-burgemeester kan bijvoorbeeld een barbecue organiseren voor potentiële kiezers. Normaal gesproken zou voor het benodigde een bedrag van € 500 benodigd zijn geweest. Indien een plaatselijke cateringbedrijf het voedsel levert voor een bedrag van € 200 dan is sprake van een bijdrage in natura van € 300.

95. Aan het einde van de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.2 is de volgende passage komen te vervallen:

Uitzondering hierop vormt de ondersteuning in natura door de gemeente; bijvoorbeeld het terbeschikkinstelling van aanplakborden of postfaciliteiten. Deze voorzieningen worden bij verordening geregeld en behoeven niet te worden gewaardeerd en verwantwoord in de administratie. Gemeentelijke subsidies worden wel in de administratie geregistreerd.

96. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.4 is het woord «vervallen» vervangen door «draagt de kandidaat over».

97. In de eerste zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.9 is de volgende zinsnede komen te vervallen:

over de reikwijdte van de begrippen bijdragen en uitgaven voor de verkiezingscampagnes. Tevens kunnen nadere eisen gesteld worden

98. Aan het einde van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.9 is de volgende zin toegevoegd:

Voor nadere vereisten aan de inrichting van de financiële administratie kan onder meer gedacht worden aan de eisen aan de kenbaarheid van inkomsten en de termijn voor het bijwerken van de financiële administratie.

99. De artikelsgewijze toelichting bij artikel 11.11 luidde:

Artikel 11.11

Specifieke onderdelen van de artikelen inzake financiering van de verkiezingscampagne zijn strafbaar gesteld. Dan gaat het zowel om het nalaten van het openbaar maken van bijdragen ingevolge artikel 10.3, als het ontvangen van bijdragen in strijd met artikel 10.4.

100. De artikelsgewijze toelichting bij artikel 11.11 is als volgt komen te luiden:

Artikel 11.11

Specifieke onderdelen van de artikelen inzake financiering van de verkiezingscampagne zijn strafbaar gesteld. Dan gaat het zowel om het nalaten van het openbaar maken van bijdragen door de kandidaat ingevolge artikel 10.3 , als om het handelen in strijd met artikel 10.4.

101. Aan het einde van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 12.2, onder A Wijziging van artikel C 4 van de Kieswet is de volgende zin toegevoegd:

Met ingang van deze datum vangt de termijn van zes weken aan waarbinnen de collegevorming dient te zijn afgerond (vgl. artikel 42, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet).

102. Aan de artikelsgewijze toelichting bij artikel 12.2 is de volgende passage toegevoegd:

C

Wijziging van artikel N 2 van de Kieswet Op grond van artikel 6.2. vindt in geval van combinatie van stemmingen de stemopneming door het stembureau voor de burgemeestersverkiezing plaats na de stemopneming voor de raadsverkiezingen. Op grond van artikel N 2 van de Kieswet dient het stembureau bij de stemopneming van voor de raadsverkiezing het kiezersregister, de oproepingskaarten, de volmachtbewijzen en de kiezerspassen in te verzegelen pakken te doen. Aangezien deze stukken eveneens nodig zijn bij de stemopneming voor de burgemeestersverkiezing, is in een nieuw vierde lid van artikel N 2 bepaald dat in geval van een combinatie van stemmingen het inpakken van deze stukken pas plaatsvindt bij de stemopneming voor de burgemeestersverkiezing.

103. In de eerste zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 12.8 is het woord «drie» vervangen door «twee» en de passage «en ten slotte het recht om als eerste op het stembiljet te worden opgenomen (artikel 4.14, tweede lid)» komen te vervallen.

104. Er is een artikelgewijze toelichting ten aanzien van artikel 12.9 toegevoegd, deze luidt als volgt:

Artikel 12.9

In artikel 68 van de Gemeentewet, zoals die komt te luiden na inwerkingtreding van de Wet introductie gekozen burgemeester, wordt het burgemeesterschap onverenigbaar gesteld met het zijn van lid, waaronder begrepen voorzitter, van een hoofdstembureau voor de gemeenteraadsverkiezingen. Dit hoofdstembureau treedt tevens op als hoofdstembureau voor de burgemeestersverkiezingen (zie artikel 3.3). In de toelichting op artikel 12.2, onderdeel B, is deze wijziging nader toegelicht. Het is gewenst dat al bij de eerste burgemeestersverkiezingen op grond van deze wet de burgemeester niet tevens voorzitter van het hoofdstembureau is. Aangezien de wijzigingen van de Gemeentewet eerst na de eerste burgemeestersverkiezingen in werking treden, is het nodig in onderhavig wetsvoorstel een voorziening te treffen om te voorkomen dat de burgemeester bij de eerste verkiezing tevens voorzitter of lid van het hoofdstembureau is. Artikel 12.9 strekt hiertoe.


XNoot
1

Direct gekozen burgemeesters in Duitsland, onderzoek TU Twente/University of Stuttgart in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, januari –april 2004, p. 45.

XNoot
1

Zie noot 2.

Naar boven