29 862 Nationaal Zeehavenbeleid

Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2015

Het werkprogramma zeehavens 2014–2016 «Alle hens aan dek»1 is nu een jaar in uitvoering. Met dit werkprogramma willen de partners2 de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens versterken en daarmee bijdragen aan de ambitie van de Nederlandse Maritieme Strategie3: een internationale duurzame maritieme toppositie van Nederland. Mede namens de Minister en de Staatssecretaris van EZ informeer ik u kort over de voortgang van het werkprogramma4.

Het werkprogramma omvat een periode van tweeënhalf jaar, wat de mogelijkheid biedt om in de uitvoering direct in te spelen op actuele ontwikkelingen, kansen en bedreigingen. Deze aanpak is geboden, omdat de ontwikkeling van de Nederlandse zeehavens plaats vindt in een context waarin onzekerheden onverminderd groot zijn. Welke keuzes maken machtige economische spelers en landen over handelsroutes of energie? Blijven de prijzen voor grondstof volatiel of gaan ze stabiliseren? Gaat de schaalvergroting in het containervervoer door? Komt er een noordelijke scheepvaartroute en wat zijn daarvan de effecten voor de Nederlandse zeehavens? En wat gaat het privatiseren van de Griekse havens betekenen? De ladingstromen van olie en gas zijn nog dik, maar er komen nieuwe stromen bij, onder invloed van geopolitieke keuzes, technologische ontwikkelingen en de druk om milieu en kostenefficiënt te opereren. Hoe de transitie ook verloopt, zeker is dat de mix van energiebronnen en grondstoffen in de toekomst zal veranderen.

De schaalvergroting in alle segmenten van scheepvaart en de grotere mix van energie en grondstoffen zullen impact hebben op logistieke processen in de havens en naar het achterland. Dat biedt ook kansen voor benutting van digitale technologie, waarbij havens zich slim ontwikkelen. Naast de vestigingsfactoren zoals diepgang, schaal en concentratie, is verknoping van ladingstromen en snelle afhandeling van steeds groter wordend belang. Zowel aan de «knooppuntkant» als aan de «industriële clusterkant» van de zeehavens wordt ICT een bepalende concurrentiefactor. Ook is sprake van netwerkvorming. Zo worden er allianties gesloten tussen marktpartijen en ontstaan er cross sectorale clusters die energie en rest- en grondstoffen uitwisselen.

Voor het komende jaar liggen de accenten dan ook op energie-efficiency, zoals in het Deltaplan Energie-infrastructuur en Smart Delta Resources en op ICT als vijfde modaliteit naast weg, water, spoor en buisleidingen. De zorg is groot over de impact op de concurrentiepositie van bedrijven in de zeehavens van hoge energieprijzen, hoge regeldruk, beperkte milieugebruiksruimte en de ongelijkheid in het level playing field. Vooral de stapeling van verschillen in regelgeving en vormen van staatssteun die zeehavens in de buurlanden ontvangen maken het ontbreken van een gelijk speelveld tot een gevoelig en urgent vraagstuk. De partners werken in diverse acties uit het werkprogramma aan praktisch uitvoerbare oplossingen om deze zorgpunten te verminderen.

De urgenties en zorgpunten motiveren de partners om door te gaan op de met het werkprogramma ingeslagen weg. In de komende periode zullen de partners samen blijven optrekken en de krachten bundelen.

Concrete acties uitvoeringsagenda

In het afgelopen jaar zijn vele acties al nader geoperationaliseerd, in relevante netwerken besproken en in uitvoering gebracht. De samenwerking wordt zichtbaar in gebundelde agendering, gedeelde kennis en verknoping van netwerken. Enkele acties zijn afgerond, de overige worden in de loop van 2015 uitgevoerd dan wel in 2016 aangepakt. Een aantal uitgevoerde acties en beoogde vervolgacties staan hieronder. In de bijlage5 staat per thema uitgebreider vermeld wat de voortgang is.

Europa

  • Nederland heeft de vrijstelling van de vennootschapsbelasting (Vpb) voor zeehavenbeheerders wettelijk vastgelegd en voorwaardelijk gekoppeld aan een gelijke invoering in de buurlanden.

  • Nederland neemt het initiatief richting andere EU lidstaten om de inhoud van mogelijke richtsnoeren staatssteun te verkennen.

Bereikbaarheid

  • De partners hebben voor de Connecting Europe Facility (CEF) drie aanvragen voor cofinanciering ingediend die direct betrekking hebben op de zeehavens en drie die betrekking hebben op de achterlandverbindingen: Zeetoegang IJmond, Theemsweg Rotterdam en Nieuwe sluis Terneuzen respectievelijk Beatrix sluis, Maasroute en sluis Eefde. Het Havenschap Moerdijk heeft een onderzoeksvraag ingediend om aansluiting op het internationale spoornetwerk te verbeteren.

  • Voor de goederencorridor Oost (MIRT-studie) wordt het in januari 2015 goedgekeurde Plan van Aanpak momenteel uitgewerkt. Bij de goederencorridor Zuid zal het Plan van Aanpak naar verwachting in juni worden vastgelegd en vervolgens verder worden uitgewerkt.

  • Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zet zich als voorzitter van de stuurgroep derde spoor Duitsland in om samen met alle betrokken partijen de meerkosten vanwege omrijden voor spoorvervoerders zo gering mogelijk te houden.

  • Het Rijk overlegt met Havenbedrijf Rotterdam over de wens van het Havenbedrijf tot verdieping van de Nieuwe Waterweg met het oog op de verbetering van de toegankelijkheid van Mainport Rotterdam en de daarmee beoogde economische impuls.

Ondernemerschap en vestigingsklimaat

  • Tijdens de in het werkprogramma afgesproken high level meeting van 11 maart jl. over de concurrentiepositie van de zeehavens is door de havenbeheerders aangegeven dat de grootste urgentie ligt in uitwisseling van restwarmte en -stoffen via aanleg en exploitatie van infrastructuur en stroomlijning van belemmerende wetgeving. Een vervolg is dat het Rijk zogeheten ateliers organiseert over haventhema’s, waaronder warmte, om te komen tot uitvoeringsregelgeving van de Omgevingwet die verduurzaming van de economie versnelt.

  • De gemeente Amsterdam verkent de mogelijkheden voor een zogenaamde freezone in het havengebied Westpoort om «slimmer om te gaan met regels». Het Havenbedrijf Amsterdam, ORAM en het Rijk participeren in deze verkenning.

Duurzaamheid

  • De partners delen kennis over kansen en bedreigingen van toekomstige grondstoffenschaarste en dematerialisatie: hoe zijn ladingstromen te bundelen, kringlopen te sluiten en welke rollen en verdienmodellen zijn daar voor nodig?

  • De partners wisselen verder kennis uit over best practices en instrumenten (van harde normen tot faciliteren) voor duurzaamheidsprikkels in de vestigingsvoorwaarden. Het komende jaar wordt een specifiek duurzaamheidthema uitgewerkt.

Omgeving

  • Na inwerkingtreding op 1 juli 2015 wordt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) gemonitord. De havenbeheerders ontwikkelen – ter beheersing van beschikbare ontwikkelruimte – een stikstofverdeelplan naar analogie van bestaande geluidverdeelplannen.

  • De havenbedrijven inventariseerden concrete good en bad practices en issues over omgaan met de natuurlijke omgeving. Naast sterk lokale zaken, zijn veel zaken voor alle havens van belang. Denk aan het gebruik van de rekentool Aerius uit de PAS of een meetinstrument zoals e-nose voor luchtkwaliteit. Voor de EU-fitnesscheck van de Vogel- en Habitatrichtlijn is kennis door de zeehavens gebundeld ingebracht. Om de bespreking van deze Fitness Check te faciliteren organiseert EZ tijdens het Nederlandse voorzitterschap een internationale conferentie6.

Havensamenwerking

  • In april 2015 tekenden het Havenbedrijf Amsterdam en de gemeente Zaanstad een samenwerkingsovereenkomst. Het Rijk zal de ontwikkelingen in het Noordzeekanaalgebied (NZKG) blijven monitoren en waar mogelijk faciliteren opdat de havengerelateerde terreinen zo efficiënt mogelijk worden ontwikkeld en benut.

  • Voor het Havenschap Moerdijk wordt de governancestructuur onderzocht voor uitvoering van de havenstrategie 2030. De voorkeur van het bestuur gaat uit naar een overheids-NV. Mogelijke participatie door derde publieke partijen is een van de onderzoeksthema’s.

  • Het Rijk formuleerde een borgingskader publieke belangen zeehavens7, dat de belangen aangeeft die met de vijf zeehavens van nationaal belang zijn gemoeid en de wijze waarop deze belangen zijn geborgd via publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instrumenten. Het kader geeft handvatten om het aandeelhouderschap van het Rijk een bredere beleidsmatige invulling te geven.

  • Aansluiting op het wetenschappelijk netwerk krijgt gestalte via SmartPort 2.0 dat in april 2015 van start ging. Hierin werken Deltalinqs, het Havenbedrijf Rotterdam, de gemeente Rotterdam, TU Delft en Erasmus Universiteit Rotterdam samen. Smartport wil samenwerken met anderen universiteiten en zeehavens in binnen- en buitenland.

Afgeronde onderzoeken kennisagenda

Naast de uitvoeringsagenda kent het werkprogramma een kennisagenda voor de periode 2014–2016. Deze bevat tien van de belangrijkste kennisvragen die bij de partners zijn geïnventariseerd. Inmiddels zijn drie onderzoeken gereed. Vier onderzoeken zijn momenteel in uitvoering. De resterende drie zullen in de loop van 2015 en 2016 aan bod komen.

  • Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu liet de verschillen in implementatie van Europese verplichtingen in wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving onderzoeken tussen Nederland, België en Duitsland (bijgevoegd). De economische gevolgen van deze verschillen blijken, zeker vergeleken met de gevolgen van verschillen in staatssteun beperkt. Er bestaat verschil op het vlak van vergunningplicht ten aanzien van stikstofdepositie, echter vanaf 1 juli 2015 is met de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) de vergunningverlening vereenvoudigd en is op voorhand ontwikkelingsruimte gereserveerd voor de Nederlandse zeehavens. De PAS zal worden gemonitord.

    Het Rijk en de havensector blijven de huidige en toekomstige ontwikkelingen in onderhavige wet- en regelgeving toetsen op consequenties voor het level playing field van de zeehavens.

  • Ook is onderzoek gedaan naar de verschillen in de havenaanloop en doorvoerkosten voor zes ladingstromen tussen de verschillende onderzochte zeehavens en luchthavens.8 Samenvattend vormt het onderzoek voor het Rijk geen aanleiding om het bestaande beleid ten aanzien van de doorberekening van inspectietarieven, zoals neergelegd in het kabinetsstandpunt «Maat houden 2014», te herzien. Het Rijk meent dat de onderzoeksresultaten geen aanleiding geven te veronderstellen dat als gevolg van inspectie- en toezichttarieven structurele verschuiving van ladingstromen plaatsvindt, evenmin blijkt dat uit andere het Rijk beschikbare gegevens. In het vervolgtraject houden de partners de marktontwikkelingen in de gaten en treden waar nodig in overleg en zoeken naar oplossingen.

    Via het programma «Goed geregeld» werkt het kabinet aan het terugdringen van de merkbare regeldruk voor bedrijven. Daarbij is in de logistieke sector een zogenoemde maatwerkaanpak gestart, waarin gezocht wordt naar sectorspecifieke oplossingen voor knelpunten in de wet- en regelgeving.

  • In opdracht van Zeeland Seaports wordt onderzoek uitgevoerd naar knelpunten in infrastructurele voorzieningen in en rondom de Zeeuwse havens van Vlissingen en Terneuzen. Het onderzoek naar de toegankelijkheid van de haven van Vlissingen-Oost is deels afgerond en in juni 2015 aangeboden aan de Vlaams Nederlandse Scheldecommissie.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Kamerstuk 29 862, nr. 25.

X Noot
2

De volgende partners ondertekenden op 25 juni 2014 het Werkprogramma zeehavens 2014–2016: de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken, de directeuren van Havenbedrijf Rotterdam NV, Havenbedrijf Amsterdam NV, NV Zeeland Seaports, Havenschap Moerdijk en Groningen Seaports NV, de voorzitters van Vereniging Deltalinqs, Ondernemersvereniging ORAM, Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging en de Vereniging Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta en de vice-voorzitter van het Strategisch Platform Logistiek.

X Noot
3

Kamerstuk 31 409, nr 70.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Kamerstuk 33 576 nr. 43, 28 mei 2015.

X Noot
7

Kamerstuk 29 862, nr. 26, 18 mei 2015.

X Noot
8

Zie bijlage bij Kamerstuk 29 862, nr. 27.

Naar boven