29 860
Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en van de Faillissementswet in verband met de uitvoering van richtlijn nr. 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PbEG L 125)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 februari 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel I, onderdeel S, wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 80b komt te luiden:

Artikel 80b

De beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel, de saneringsmaatregel zelf en de rechtsgevolgen van de saneringsmaatregel worden beheerst door het recht van de Lid-Staat waar de saneringsmaatregel is vastgesteld, tenzij de wet anders bepaalt.

2.

Artikel II, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 212t komt te luiden:

Artikel 212t

De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure, de liquidatieprocedure zelf en de rechtsgevolgen van de liquidatieprocedure worden beheerst door het recht van de lidstaat waar de liquidatieprocedure is geopend, tenzij de wet anders bepaalt.

Toelichting

In het wetsvoorstel is een wijziging van technische aard noodzakelijk gebleken. Op die wijziging ga ik hieronder, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, in.

In de artikelen 80b Wet toezicht kredietwezen 1992 en 212t Faillissementswet wordt het recht aangewezen dat van toepassing is op de opening van de insolventieprocedure, de insolventieprocedure zelf en de gevolgen daarvan. In de aanvankelijk voorgestelde tekst werd het recht van de lidstaat van de zetel aangewezen als het toepasselijke recht. In het overgrote deel van de gevallen is dat terecht: dat is immers de lidstaat van herkomst, welk recht in artikel 10 van de richtlijn sanering en liquidatie banken wordt aangewezen. Het wetsvoorstel maakt het echter tevens mogelijk dat een bijkantoor in Nederland van een illegale bank met zetel in een andere lidstaat hier te lande aan een insolventieprocedure wordt onderworpen; ik verwijs naar de memorie van toelichting. Het is ongewenst dat ook in dat bijzondere geval, dat niet door de richtlijn wordt bestreken, het recht van de lidstaat van de zetel van toepassing is. Laat ik als voorbeeld nemen een bank met zetel in Duitsland, die in strijd met de wet geen vergunning heeft. Deze illegale bank opent een bijkantoor in Nederland. Op grond van het wetsvoorstel kan dit bijkantoor in Nederland aan een insolventieprocedure worden onderworpen. De in Nederland geopende insolventieprocedure dient te worden beheerst door Nederlands recht. Dat werd met de oorspronkelijk voorgestelde regel niet bereikt, aangezien de zetel in dit voorbeeld in Duitsland is. Teneinde te bereiken dat Nederlands recht van toepassing is wordt thans voorgesteld te bepalen dat, kort gezegd, het recht van de lidstaat waar de insolventieprocedure is geopend de insolventieprocedure beheerst.

Deze oplossing is in lijn met de EG Verordening nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures. In deze verordening bestaat de mogelijkheid van territoriale procedures, waarvan de gevolgen beperkt zijn tot de goederen van de schuldenaar die zich op het grondgebied van de lidstaat bevinden waar de territoriale procedure is geopend. Een noodregeling ten aanzien van een bijkantoor in Nederland van een in een andere lidstaat gevestigde kredietinstelling is te vergelijken met een territoriale procedure. Ook in de genoemde verordening worden de gevolgen van een territoriale procedure beheerst door het recht van de lidstaat waar die territoriale procedure is geopend.

Voor de goede orde merk ik op dat deze regel inhoudelijk overeenkomt met artikel 10 van de richtlijn sanering en liquidatie banken, maar anders is geformuleerd. De richtlijn hanteert het criterium «lidstaat van herkomst». Hieronder moet op grond van richtlijn nr. 2000/12/EG («gecodificeerde bankenrichtlijn») worden verstaan de lidstaat waar de vergunning is verleend. De vergunning moet zijn verleend in de lidstaat waar de kredietinstelling is gevestigd. De rechter van de lidstaat van vestiging is bevoegd tot het openen van een insolventieprocedure. Aldus komen de begrippen «lidstaat waar de insolventieprocedure is geopend» en «lidstaat van herkomst» inhoudelijk overeen voor die gevallen die onder de richtlijn vallen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven