29 854 De moord op de heer Th. van Gogh

Nr. 28 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2014

In het ordedebat op 23 september jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 4, Regeling van Werkzaamheden) heeft het lid Wilders (PVV) met steun van uw Kamer gevraagd om een reactie op de uitzending van EenVandaag d.d. 22 september jl. over de moord op Theo Van Gogh. Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, deze reactie toekomen.

De moord op Van Gogh heeft onze samenleving destijds diep geschokt en veel vragen opgeroepen in samenleving en politiek, onder meer over de afwegingen die de AIVD heeft gemaakt in zijn onderzoek naar de Hofstadgroep. Over deze kwestie is in het verleden veelvuldig met uw Kamer gecommuniceerd (onder andere Kamerstuk 30 977, nrs. 10 en nr. 11, Kamerstuk 29 854, nrs. 1 en nr. 4, Handelingen II 2004/05, nr. 1278 en Aanhangsel Handelingen II 2010/11, nr. 2276, Aanhangsel Handelingen II 2009/10, nr. 3364, Aanhangsel Handelingen II 2004/05, nr. 1785, Aanhangsel Handelingen II 2004/05, nr. 1617, Aanhangsel Handelingen II 2004/05, nr. 1658 en Aanhangsel Handelingen II 2004/05, nr. 1751 en Aanhangsel Handelingen II 2004/05, nr. 563). Op instigatie van uw Kamer heeft mijn ambtsvoorganger in februari 2007 aan de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) verzocht een onderzoek uit te voeren naar de afwegingsprocessen van de AIVD betreffende Mohammed B. Uw Kamer heeft op 18 maart 2008 het toezichtsrapport van de CTIVD (Toezichtsrapport nr. 17) ontvangen (bijlage bij Kamerstuk 29 854, nr. 22) en hierover gedebatteerd met mijn ambtsvoorganger op 23 april 2008. De CTIVD stelt in een separate toelichting bij het toezichtsrapport:

«De Commissie heeft geconcludeerd dat de AIVD de rol van Mohammed B. in de Hofstadgroep heeft ondergewaardeerd en dat de AIVD meer aandacht aan Mohammed B. had moeten besteden vanwege diens actieve en belangrijke rol en vanwege diens gewelddadige uitstraling. Niemand kan zeggen wat die hogere mate van aandacht voor Mohammed B. aan informatie had opgeleverd. Mogelijk niets en mogelijk informatie over een aanslag die hij aan het voorbereiden was. Omdat dit pure speculaties zijn heeft de Commissie zich hierover in het rapport niet uitgelaten.

De Commissie heeft wel vastgesteld dat de AIVD vóór de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 niet over informatie beschikte dat Mohammed B. een aanslag voorbereidde. Tevens beschikte de AIVD vóór 2 november 2004 niet over informatie die een link aantoont tussen de Hofstadgroep (waaronder Mohammed B.) en bedreigingen tegen Theo van Gogh. Of de AIVD wel over die informatie zou hebben beschikt indien de AIVD meer aandacht aan Mohammed B. zou hebben besteed is een vraag die nooit beantwoord zal kunnen worden.

De Commissie heeft vastgesteld dat de AIVD vanwege de beperkte capaciteit niet alle personen uit de Hofstadgroep nauwlettend in de gaten kon houden. De Commissie is van oordeel dat de AIVD vanwege de beperkte capaciteit in redelijkheid heeft kunnen besluiten om die personen uit de Hofstadgroep nauwlettend in de gaten te houden van wie een nog grotere dreiging uitging dan van Mohammed B., omdat over die personen signalen binnenkwamen dat zij bereid waren tot het martelaarschap of dat zij een aansturende rol vervulden in de voorbereiding van een eventuele aanslag. Over Mohammed B. kwamen dit soort signalen niet binnen.

Dit betekent echter niet dat Mohammed B. in het geheel niet in de gaten diende te worden gehouden. De Commissie heeft geconcludeerd dat de gegeven aandacht aan Mohammed B. te gering was. Zo had bijvoorbeeld de ontwikkeling van Mohammed B. gevolgd moeten worden door middel van het aanleggen van een persoonsdossier, had de AIVD de regionale inlichtingendienst van het politiekorps Amsterdam-Amstelland meer moeten inschakelen en had regelmatig een netwerkanalyse van de Hofstadgroep gemaakt moeten worden om eventuele verschuivingen in de groep te kunnen signaleren.»

Ik ga hierna in op de meest opvallende uitspraken die in de uitzending van EenVandaag worden gedaan.

  • 1. «De AIVD benadrukt keer op keer dat B. slechts een bijfiguur is. Hij is meer een spiritueel leider is geweest van de Hofstadgroep.»

    De CTIVD concludeert in haar toezichtsrapport dat «(...) de AIVD vóór 2 november 2004 niet beschikte over informatie die duidde op (...) een rol als leider, leermeester of voortrekker binnen de Hofstadgroep.» (p 42).

  • 2. «Mohammed B. handelde niet alleen maar is geholpen.»

    De zaaksofficier van justitie heeft zijn vermoedens over het bestaan van handlangers van Mohammed B. al tijdens het proces in 2005 uitgesproken. Het strafrechtelijk onderzoek naar de moord op Theo van Gogh heeft zich, naast het onderzoek naar de voor de moord veroordeelde Mohammed B., met name gericht op de vraag of Mohammed B. alleen heeft gehandeld of dat er een of meer andere personen als medeplegers, dan wel medeplichtigen bij het feit betrokken waren. Tijdens de behandeling van de strafzaak tegen Mohammed B. heeft de zaaksofficier ter zitting aangegeven dat Mohammed B. hulp moet hebben gehad, al was het maar financieel, maar dat de conclusie luidt dat het onderzoek onvoldoende bewijs heeft opgeleverd voor het bestaan van medeplegers of medeplichtigen uit welke hoek dan ook. Ook uitgebreid onderzoek naar de herkomst van de wapens en mogelijke financiële ondersteuning heeft niets opgeleverd. De rechtbank stelt in haar vonnis van 26 juli 2005 ten aanzien van dit punt onder meer dat er wel aanwijzingen waren, maar geen wettig en overtuigend bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking van een of meer anderen met Mohammed B.

  • 3. «De AIVD luisterde de Hofstadgroep af, maar verstrekte het OM alleen de opnames van na de moord en niet die van de cruciale periode daarvoor.»

    De CTIVD stelt in haar toezichtsrapport vast dat «(...) de AIVD vóór 2 november 2004 niet over gegevens beschikte, waaruit de directe betrokkenheid van Mohammed B. bij de voorbereiding van eventuele aanslagen kan worden afgeleid. Over hem kwamen geen signalen binnen dat hij bereid was tot het martelaarschap dan wel dat hij een sturende rol vervulde met betrekking tot de voorbereiding van een aanslag.» (p 42)

  • 4. «Het proces met de audiobewerker heeft veel schade veroorzaakt. Hierdoor was er lange tijd in 2003 geen goede informatiepositie.»

    De CTIVD constateert in haar toezichtsrapport dat «(...) niet kan worden vastgesteld of het gedrag van de audiobewerker van invloed is geweest op het onderzoek van de AIVD naar de Hofstadgroep, inclusief Mohammed B. Dit kan echter ook niet worden uitgesloten.» (p 36)

  • 5. «De AIVD zou Theo van Gogh hebben gewaarschuwd dat hij beter niet naar de signeersessie van zijn boek kon gaan, omdat zijn leven niet zeker zou zijn.»

    De CTIVD concludeert in haar toezichtsrapport: «De AIVD beschikte vóór 2 november 2004 over gegevens dat personen uit de Hofstadgroep van oordeel waren dat bepaalde publiek bekende personen de dood verdienden. De Commissie heeft geen gegevens bij de AIVD aangetroffen, waaruit blijkt dat Theo van Gogh tot die personen behoorde.» «De AIVD was in 2004 bekend met bedreigingen tegen Theo van Gogh (hierover zijn in een tweetal dreigingsanalyses aan de (toenmalige) Nationaal Coördinator Bewaken en Beveiligen terzijde opmerkingen gemaakt), maar beschikte vóór 2 november 2004 niet over gegevens waaruit een verband blijkt tussen de bedreigingen tegen Theo van Gogh en personen uit de Hofstadgroep, onder wie Mohammed B.» (p 15–16)

  • 6. «De AIVD heeft geen informatie uitgewisseld met de politie wegens gebrek aan vertrouwen.»

    De CTIVD constateert in haar toezichtsrapport dat «(...)de samenwerking tussen de AIVD en de RID Amsterdam-Amstelland niet optimaal was.» Mede in reactie op het rapport van de Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD van eind 2004 is de samenwerking tussen de AIVD en de Regionale Inlichtingendiensten versterkt en geprofessionaliseerd. Uw Kamer is hierover geïnformeerd (onder andere met Kamerstuk 30 977, nr. 11).

Ik vertrouw erop dat met bovenstaande voldoende is ingegaan op uw vragen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven