29 854
De moord op de heer Th. van Gogh

nr. 17
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 oktober 2006

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 4 oktober 2006 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie en minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– de brief d.d. 26 juni 2006 inzake Beletselen voor evaluatie gang van zaken rond moord op de heer Van Gogh (29 854, nr. 14).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Koenders (PvdA) wijst erop dat de Tweede Kamer op de dag van de moord op Theo van Gogh een brief heeft ontvangen van de minister van Justitie en de minister van BZK. Daaruit blijkt dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de verdachte voorbereidingen trof voor gewelddadige acties. Op 1 mei is in het programma Reporter gemeld dat de AIVD een fout had gemaakt. Waarschuwingen dat Mohammed B gevaarlijk was, werden ten onrechte niet voldoende serieus genomen.

De kern van de uitspraak van de rechter naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh is dat Mohammed B schuldig is bevonden. Daarnaast liep het proces tegen de Hofstadgroep. De rechter concludeerde dat Mohammed B de initiator en de leider was van de groep jongens die hij om zich heen verzamelde. Hij was degene die anderen in zijn huis ontving en die tijdens bijeenkomsten als een leermeester optrad. Kennelijk had hij een niet te stuiten drang om zijn gewelddadige ideeën bij anderen ingang te doen vinden. Al die feiten schreeuwen om een evaluatie. Tijdens de algemene politieke beschouwingen in 2005 heeft de heer Bos voor het eerst om een brief gevraagd over het functioneren van de inlichtingendienst in de periode die vooraf ging aan de moord op Theo van Gogh. Omdat er nog rechtszaken liepen, was het niet mogelijk om aan dat verzoek te voldoen. Dat verzoek is later diverse malen opnieuw gedaan. Op 26 mei 2006 heeft minister Donner gezegd dat de evaluatie verder moest worden uitgesteld omdat enkele strafzaken tegen andere leden van de Hofstadgroep nog niet waren afgerond. Men zou in hoger beroep gaan.

De heer Koenders accepteert niet dat de evaluatie verder wordt uitgesteld. Daarvoor is geen grond. Er blijkt geen wettig en overtuigend bewijs te zijn voor hulp aan Mohammed B bij de voorbereiding of de uitvoering van de moord op Theo van Gogh. Die uitspraak kwam rechtens vast te staan en die is daarmee rechtens onaantastbaar geworden. De ministers leggen dus onterecht een relatie tussen de evaluatie van de gang van zaken rond de moord op Theo van Gogh en het wachten op de uitkomsten van het hoger beroep tegen andere leden van de Hofstadgroep.

De heer Van Haersma Buma (CDA) sluit zich aan bij de woorden van de heer Koenders over de noodzaak van de evaluatie. Belangrijk is dat een dergelijke evaluatie niet samenloopt met strafrechtelijke onderzoeken. Dat zou immers tot gevolg kunnen hebben dat die onderzoeken worden gefrustreerd en dat dus geen goede berechting mogelijk is.

Ook de heer Weekers (VVD) heeft behoefte aan een evaluatie naar de gang van zaken met betrekking tot de moord op Theo van Gogh. Nog steeds leeft de vraag waarom Mohammed B niet behoorde tot de personen die door de AIVD op de korrel werden genomen. Een andere vraag is waarom de AIVD cruciale informatie over Mohammed B heeft genegeerd.

Hij is het met de heer Van Haersma Buma eens dat het belangrijk is om te voorkomen dat de evaluatie interfereert met lopende strafzaken. De brief van het kabinet doet echter geen recht aan de bijzondere feiten die door de heer Koenders zijn opgesomd. Wat zijn de beletselen om binnenkort te evalueren?

De heer Eerdmans (Groep Eerdmans/Van Schijndel) sluit zich ook aan bij het verzoek van de heer Koenders. Het lijkt hem verstandig om de evaluatie vooral te richten op het functioneren van de AIVD. Cruciale informatie zou daar niet terecht zijn gekomen. Er zou onder andere geld zijn ingezameld om de moord op Theo van Gogh te financieren en een tolk van de AIVD zou rechtstreeks naar de Hofstadgroep hebben gelekt. Het is belangrijk om die zaken te bespreken om daarvan te leren.

De heer Dittrich (D66) stelt voor om de evaluatie uit te stellen totdat er in hoger beroep uitspraken zijn gedaan en om tussentijds de aandacht te richten op de beveiliging van columnisten, programmamakers en andere personen die duidelijk hun mening verkondigen. Het laatste hoeft de zaken in hoger beroep tegen de leden van de Hofstadgroep niet in de weg te staan. Hij is het ermee eens dat het belangrijk is om te voorkomen dat strafzaken worden gefrustreerd. Dat neemt niet weg dat de controlerende taak van de volksvertegenwoordiger niet in het geding mag komen doordat zaken in hoger beroep lopen.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Justitie antwoordt dat door zeven leden van de Hofstadgroep hoger beroep is ingesteld. De vragen die tijdens de evaluatie moeten worden beantwoord, hebben onder andere betrekking op de relaties binnen de Hofstadgroep. De evaluatie zou dus inderdaad interfereren met de behandeling van de strafzaken. Hij beaamt dat het belangrijk is om te voorkomen dat de behandeling van de strafzaken wordt gefrustreerd en dat betrokkenen dus niet goed kunnen worden berecht. Het probleem van het frustreren van de behandeling van de strafzaak is niet uit de weg geruimd met het feit dat er geen hoger beroep is tegen degene die veroordeeld is wegens de moord op Theo van Gogh. Het is niet juist dat het gerechtshof in strafzaken tegen anderen gebonden is aan de uitspraak tegen Mohammed B. De verwachting is dat de regiezitting in januari 2007 zal plaatsvinden. Tijdens die zitting zal worden bepaald hoe het strafproces tegen de leden van de Hofstadgroep zal worden gevoerd. De inhoudelijke zittingen zullen plaatsvinden in de periode januari 2007–juli 2007. Uitstel van de evaluatie betekent geen afstel.

De minister is er geen voorstander van om in afwachting van evaluatie alvast te spreken over de beveiliging van bijvoorbeeld programmamakers en columnisten. Dan is het immers niet mogelijk om vrijuit over alle punten te spreken die direct aan de zaak Van Gogh gerelateerd zijn. Om de genoemde personen goed te kunnen beveiligen, moet er inderdaad afstemming plaatsvinden met de regionale politiekorpsen. Een en ander wordt gecoördineerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Concrete gevallen moeten worden besproken, maar dat dient niet in het openbaar te gebeuren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst erop dat de minister-president tijdens de algemene politieke beschouwingen van 2005 heeft gezegd dat de door de heer Bos verlangde brief pas aan de Tweede Kamer gezonden kan worden nadat ook de rechtszaak waarop eerder werd gedoeld, definitief is afgerond. De heer Bos heeft toen gezegd dat hij geneigd was om het antwoord van de minister-president adequaat te vinden. Hij ging er wel vanuit dat de minister-president in die brief inging op het functioneren van de inlichtingendienst.

Ook de minister is er geen voorstander van om het debat overeenkomstig het voorstel van de heer Dittrich op te splitsen. Dan kunnen immers niet alle aspecten aan de orde komen. Een halfjaar geleden zijn er naar aanleiding van het debat over het regime van persoonsbeveiliging afspraken gemaakt. Als er desondanks problemen zijn, of als opiniemakers en anderen vragen over die kwestie hebben, kunnen zij altijd bij het ministerie van BZK of dat van Justitie terecht.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Dittrich (D66), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Van Egerschot (VVD), Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel), Meijer (PvdA), Özütok (GroenLinks), Wagner (PvdA) en Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Lambrechts (D66), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Noorman-den Uyl (PvdA), Blok (VVD), Van Miltenburg (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Karimi (GroenLinks), Van der Sande (VVD), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA), Halsema (GroenLinks) en Timmer (PvdA).

Naar boven