29 854
De moord op de heer Th. van Gogh

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2006

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 18 april jongstleden heeft het lid Bos gevraagd wanneer een evaluatie van de gang van zaken voorafgaand aan de moord op de heer Van Gogh naar uw Kamer zal worden gestuurd. Ook heeft hij verzocht om een spoedige toezending van deze evaluatie. Mede namens de minister-president wil ik als volgt op dit verzoek reageren. Zowel de minister-president tijdens de algemene politieke beschouwingen als de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik tijdens het kamerdebat op 3 november jongstleden (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2005–2006, nr. 17, blz. 1036–1062) hebben aangegeven dat het kabinet bereid is om na afloop van de rechtszaken tegen de leden van het Hofstadnetwerk in retrospectief terug te blikken op de gebeurtenissen rond de moord op de heer Van Gogh en de Kamer daarover te informeren. Aangezien in veel van de rechtszaken hoger beroep is aangetekend, is het moment voor een dergelijke terugblik nog niet aangebroken.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven