29 849
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID DE WIT

Ontvangen 18 april 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 257e, eerste lid, wordt de zinsnede «veertien dagen» vervangen door: zes weken.

II

In artikel 257g, eerste lid, wordt de zinsnede «veertien dagen» vervangen door: zes weken.

Toelichting

Na ontvangst van een strafbeschikking, zeker wanneer deze onverwacht op de deurmat valt, heeft een verdachte recht op enige tijd om zich te beraden op de beschikking, om juridisch advies in te winnen en om zijn verzet voor te bereiden. Het is, gezien de parallellen tussen de strafbeschikking en de handhaving in het bestuursrecht, redelijk om de verdachte dezelfde termijn voor verzet te gunnen als de Algemene wet bestuursrecht voorschrijft voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift, namelijk zes weken. Aansluiting zoeken bij de termijn voor het instellen van rechtsmiddelen tegen gerechtelijke uitspraken – zoals de regering in dit wetsvoorstel doet – , die twee weken bedraagt, ligt hier minder in de rede, aangezien ervan uit gegaan mag worden dat een verdachte die in eerste aanleg wordt veroordeeld al ruimschoots de kans heeft gehad zich op de eerste behandeling van zijn zaak voor te bereiden.

De Wit

Naar boven