29 847
Verdrag tot oprichting van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding; Parijs, 3 april 2001

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2004

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 19 oktober 2004. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk 18 november 2004.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 3 april 2001 te Parijs totstandgekomen verdrag tot oprichting van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (Trb. 2001, 194 en Trb. 2002, 66).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Verdrag tot oprichting van de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (OIV); Parijs, 3 april 2001 (Trb. 2002, 66).

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Op 29 november 1924 is het Internationaal Wijnbureau in Parijs bij verdrag (Trb. 1962, 95) ingesteld door acht wijnproducerende landen. De doelstellingen van het Internationaal Wijnbureau waren onder andere het maken van promotie voor de weldadige effecten van wijn, het doen van wetenschappelijk onderzoek naar de eigenschappen van wijn, de standaardisering van analysemethodes en de bescherming van de geografische benamingen van oorsprong. Sinds 1924 zijn steeds meer landen lid geworden van het Internationaal Wijnbureau. Onder deze landen bevinden zich bijna alle lidstaten van de Europese Unie.

In 1997 is door de Algemene Vergadering van het Internationaal Wijnbureau een resolutie aangenomen om tot een wijziging van het verdrag van het Internationaal Wijnbureau te komen. De reden hiervoor was dat algemeen gevoeld werd dat de doelstellingen van het oorspronkelijke verdrag niet meer overeenkwamen met de praktijken binnen de wijn(bouw)sector. Om de wijziging van het verdrag voor te bereiden werd een zogenaamd herzieningscomité ingesteld. Ook is het bureau Arthur Andersen gevraagd een evaluatie uit te voeren van de doelstellingen en de werkwijze van het Internationaal Wijnbureau. Uit deze evaluatie kwam een aantal aanbevelingen naar voren voor een meer eigentijdse missie en werkwijze van het Internationaal Wijnbureau. De aanbevelingen hadden betrekking op het besluitvormingsproces, de vertegenwoordiging van de lidstaten, het maken van strategische plannen, de procedures voor het aannemen van resoluties, de bevoegdheden van het Comité Exécutive (Comex), de financiering van het budget en additionele kosten en -uitvoeringsmodaliteiten. Het herzieningcomité heeft deze aanbevelingen in een vijftiental vergaderingen uitgewerkt tot een tekstvoorstel voor een nieuw verdrag. Om tot overeenstemming te komen is in juni 2000 een diplomatieke conferentie belegd.

Tijdens deze diplomatieke conferentie bleken grote tegenstellingen te bestaan tussen diverse lidstaten, met name tussen de oude wijnproducerende landen (Frankrijk, Spanje, Italië, Griekenland) enerzijds en de nieuwe wijnproducerende landen (Verenigde Staten, Zuid-Amerikaanse landen, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland) anderzijds. De geschilpunten zagen vooral op de status van het Internationaal Wijnbureau als normbepalend orgaan, de bescherming van de geografische oorsprongsbenamingen van wijn en verwante producten, de oenologische praktijken, de voedselveiligheidsaspecten, het talenregime, de besluitvormings-procedures en het lidmaatschap van internationale organisaties (bijvoorbeeld de Europese Unie). Een aantal vervolgbijeenkomsten van een uitgebreider herzieningscomité volgde en uiteindelijk zijn de 45 aanwezige lidstaten tijdens een vergadering van het Comex in april 2001 akkoord gegaan met het tekstvoorstel voor een nieuw verdrag (hierna: het verdrag). De tegenstellingen hebben er toe geleid dat de Verenigde Staten het lidmaatschap van het Internationaal Wijnbureau heeft opgezegd. De grote dominantie van de Europese wijnlanden was hierbij de voornaamste reden.

Het nieuwe verdrag wordt gekenmerkt door de volgende punten:

– De wijziging van de oude naam in Organisation Internationale de la Vigne et du Vin (OIV);

– De doelstellingen van de OIV zijn in lijn gebracht met de missie van de OIV als een wetenschappelijke en technische intergouvernementele organisatie op het gebied van de wijn(bouw);

– De instelling van de Algemene Ledenvergadering als hoogste besluitvormingsorgaan met delegatiebevoegdheden voor het Comex;

– Het lidmaatschap is opengesteld voor waarnemers en internationale intergouvernementele organisaties;

– Het toedelen van stemrechten en bijbehorende financiële verplichtingen op basis van de positie van iedere lidstaat in de wijn(bouw)sector in plaats van op basis van het aantal gekochte stemmen;

– De nauwkeurige omschrijving van de besluitvormingsprocedures voor diverse zaken;

– De uitbreiding van het aantal officiële werktalen (thans het Frans, Engels en Spaans) met de mogelijkheid tot toevoeging van het Italiaans en Duits onder dezelfde financiële voorwaarden als de officiële talen.

De Europese Unie heeft op een aantal terreinen van het verdrag exclusieve bevoegdheden. Op terreinen waar de Europese Unie exclusief bevoegd is, zijn de lidstaten van de Europese Unie niet bevoegd om zonder machtiging van de Europese Unie over te gaan tot het sluiten van verdragen op deze terreinen. Om een dergelijke machtiging is de Europese Unie door de lidstaten van de Europese Unie niet verzocht. De Europese lidstaten hebben de Europese Commissie wel verzocht om namens de Europese Gemeenschap als lid toe te treden. Hierbij zijn de modaliteiten voor de competentieverdeling tussen de lidstaten en de Europese Commissie niet nader uitgewerkt. Binnen de OIV is sprake van een gangbare praktijk waarbij een ieders competentie nauwkeurig in het oog wordt gehouden. Er wordt voor zorggedragen dat de werkzaamheden van de OIV de exclusieve bevoegdheden van de Europese Unie op wijngebied niet doorkruisen. Deze modus operandi wordt door zowel de Europese Unie als de lidstaten geaccepteerd en gerespecteerd. De Europese Commissie zal het lidmaatschap van de OIV overwegen en hieraan nader uitwerking geven, nadat de Europese Unie als lid van de Codex Alimentarius is geaccepteerd.

Nederland is een klein wijnproducerend land, maar heeft een niet onaanzienlijke import en verbruik van wijn. De herziening van het verdrag is voor Nederland van belang, omdat de OIV daarmee een grotere rol kan gaan spelen in internationale fora over voor Nederland van belang zijnde onderwerpen als consumentenbelangen en voedselveiligheid. Deze aspecten zijn binnen de marktsectoren van de Europese Commissie en andere internationale organisaties nauwelijks gereguleerd.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 definieert de naam en de aard van de organisatie. De naam van het «Bureau» werd door vele leden als niet passend beschouwd bij een internationale organisatie van een dergelijke omvang. Daarom is gekozen voor de benaming «Organisatie».

In artikel 2 worden de doelstellingen van de organisatie opgesomd. Deze zijn deels gelijk gebleven aan de oude doelstellingen, deels meer up-to-date gemaakt. Er is nu meer oog voor consumentenbelangen naast de producentenbelangen. Met name van belang is dat in het nieuwe verdrag het nut van samenwerking met andere internationale organisaties, die zich onder andere met wijn bezighouden, onderkend wordt en dat niet voetstoots wordt aangenomen dat de zienswijze van de OIV door deze andere instanties wordt gedeeld. De doelstellingen van de OIV worden nagestreefd door resultaten van wetenschappelijk onderzoek om te zetten in politieke- en praktische aanbevelingen ten behoeve van de leden. Hierbij zal altijd weer een compromis moeten worden gezocht tussen wetenschap en politiek. De manier van werken van de OIV wijkt niet af van het vroegere «Bureau».

In artikel 3 worden de organen van en de functies binnen de OIV behandeld. De organisatie van de OIV is grotendeels ongewijzigd ten opzichte van het oude verdrag.

In het oude verdrag konden de leden hun stemgewicht kopen. Elk lid kon 1 tot 5 stemmen verwerven. In het nieuwe verdrag bepaalt artikel 4 dat het gewicht van een lidstaat wordt gemeten aan de hand van criteria, die de relatieve positie van de lidstaat in de wijnsector weerspiegelen. In totaal zijn 45 landen lid. Elk lid heeft 2 basisstemmen. Er zijn dus 90 basisstemmen. Hier komen de 45 aanvullende stemmen (50 procent van het totaal van de basisstemmen) bovenop. De criteria voor het vaststellen van de relatieve positie zijn:

De productie van wijn, de oppervlakte wijngaarden en de consumptie van wijn.

Artikel 5 regelt de bevoegdheden, de werkwijze en de besluitvormingsprocedures van de Algemene Vergadering. De normale gang van zaken is besluitvorming door middel van consensus, maar over de hoogte van de contributie, budgettaire aangelegenheden en verkiezingen van voorzitters van (sub)comités en de Directeur Generaal wordt gestemd met een gewogen gekwalificeerde meerderheid. Het artikel regelt tevens de verkiezing van de voorzitter van de OIV, de voorzitters van de (sub)commissies en de Directeur-Generaal en de termijnen waarvoor zij worden aangesteld.

Het werk van de OIV wordt uitgevoerd door expertgroepen en (sub)commissies. De taken van deze groepen worden omschreven in een strategisch plan, opgesteld door het Wetenschappelijk en Technisch Comité. Dit plan geldt gedurende drie jaar, maar wordt elk jaar op grond van de bereikte resultaten aangepast. De taken van de OIV zijn onderverdeeld in drie thema's. Elk thema heeft zijn eigen commissie. Deze commissies zijn voor viticulture (wijnbouw), oenologie (wijnbereiding) en economie viticole (economie van de wijnsector). Onder de Commissie Oenologie ressorteren twee subcommissies: Méthodes d'analyse et d'appréciation des vins (analyse- en appreciatiemethoden van wijn) en Vin, Nutrition et Santé (wijn, voeding en gezondheid).

Onder de Commissie Viticulture ressorteren een zestal expertgroepen met elk hun eigen specialiteit. Deze specialiteiten zijn onder andere de selectie van wijnstokken, gevaarlijke ziektes en bestrijding hiervan, het indelen van wijnzônes. De Commissie Oenologie kent naast de twee subcommissies nog een viertal expertgroepen, onder andere voor wijntechnologie en wijnmicrobiologie. De Commissie Economie Viticole kent zes expertgroepen, onder andere voor economische en conjuncturele analyse, wetgeving en reglementering en opleidingen. Tenslotte bestaan er nog twee werkgroepen, de expertgroep Lexique en de Jury des Prix.

Indien de bevindingen vanuit een expertgroep of een subcommissie van belang zijn voor de gehele sector worden deze bevindingen met eventuele aanbevelingen vervat in een resolutie, die uiteindelijk door de Algemene Vergadering wordt aangenomen en daardoor verbindend is voor alle leden.

Artikel 6 regelt de financiering van de OIV. Thans is bepaald dat de door de Algemene Vergadering goedgekeurde begroting van de OIV het totaalbedrag van de verplichte bijdragen uitmaakt. Dit bedrag moet door de leden worden opgebracht. Een derde van dit bedrag moet worden opgebracht via het aantal basisstemmen en twee derde wordt naar rato verdeeld over het aantal aanvullende stemmen. Voor Nederland betekent dit dat slecht betaald wordt voor twee basisstemmen.

In het oude verdrag waren geen dwingende bepalingen opgenomen over de status van een lid dat zijn contributie niet betaalde. In artikel 7 is dit wel gedaan.

Het oude verdrag kende geen mogelijkheid om internationale organisaties lid te laten worden. Deze mogelijkheid is thans in artikel 8 wel geschapen. Dit maakt toetreding van de Europese Unie tot de organisatie mogelijk.

De Artikelen 11 tot en met 19 regelen rechtspersoonlijkheid van de OIV, het maken van voorbehouden, ondertekening, toetreding tot het verdrag, inwerkingtreding en opzegging van het verdrag. Het verdrag is op 1 januari 2004 in werking getreden, nadat 31 van de huidige 45 leden het verdrag hadden geratificeerd.

3. Koninkrijkspositie

Voor wat het Koninkrijk betreft, zal het verdrag alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven