Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2010
In de brief van 8 februari (2010Z01567/2010D6773) vraagt de vaste kamercommissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te reageren
op het 5-puntenplan voor Popbeleid, opgesteld door de FNV KIEM/BV Pop en de Ntb. Wij zullen hieronder op de vijf punten ingaan. Een deel van deze punten komt
ook aan de orde in de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire werkgroep auteursrecht van 30 oktober (Tweede Kamer,
2009-2010, 29 838, nr. 22). Deze brief is door uw Kamer controversieel verklaard. Op deze onderwerpen zullen wij daarom verder niet in gaan.
Auteurscontractenrecht
De opstellers van het 5-puntenplan pleiten voor een betere bescherming van auteurs en uitvoerenden in een wettelijke regeling van het auteurscontractenrecht.
In de genoemde kabinetsreactie heeft het kabinet meegedeeld dit uitgangspunt te delen. Een voorontwerp is in voorbereiding
op het Ministerie van Justitie. Naar verwachting kan dit voorontwerp voor de zomer in consultatie worden gebracht.
Subsidiebeleid
De opstellers van het 5-puntenplan geven aan dat bestaande subsidieregelingen niet goed passen op de poppraktijk en zij geven aan op korte termijn voorstellen
te presenteren voor verbeteringen.
Binnen het Fonds Podiumkunsten zijn verschillende regelingen beschikbaar voor de popsector. Specifiek is het Nationale Popmuziek
Plan gericht op de popsector. Het Fonds Podiumkunsten heeft recent zijn projectenregelingen geëvalueerd. Hieruit blijkt dat
het Nationale Popmuziek Plan door betrokkenen over het algemeen positief wordt beoordeeld. Los daarvan juichen wij het toe
dat de opstellers van het 5-puntenplan in overleg treden met het Fonds over mogelijke verbeteringen van de ondersteuning van de popsector.
Mediabeleid
De stelling van het 5-puntenplan dat de overheid ervoor kiest kijkcijfers als hoofdcriterium te gebruiken is ongenuanceerd en niet juist. De wettelijke taak
is helder hierover:
Het aanbod van de publieke omroep moet evenwichtig, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand zijn. Kenmerkend is verder
grote verscheidenheid naar vorm en inhoud. Het aanbod is onafhankelijk van commerciële invloeden. Het aanbod moet een relevant
bereik hebben onder zowel een breed en algemeen publiek, als bevolkings- en leeftijdgroepen van verschillende omvang en samenstelling
met in het bijzonder aandacht voor kleine doelgroepen.
De stelling van het 5-puntenplan dat van de publieke omroep mag worden verwacht dat hij redelijke en realistische contracten afsluit voor multimediaal gebruik
van rechten van makers delen wij. Dit is de publieke omroep aan zijn bijzondere status verplicht. Deze afspraken dienen vervolgens
wel te passen binnen de door de overheid gestelde financiële kaders, waarbij rekening moet worden gehouden met de multimediale
taakopdracht van de landelijke publieke mediadienst.
Collectief beheer: thuiskopieregeling en internetvergoeding
De opstellers van het 5-puntenplan geven aan voorstander te zijn van een vergoedingsrecht voor rechten die niet individueel te exploiteren zijn. Concreet stellen
zij twee vergoedingen voor: een uitgebreide versie van de huidige thuiskopievergoeding en een nieuwe internetvergoeding. In
het rapport van de Parlementaire werkgroep Auteursrecht en de kabinetsreactie daarop wordt dit onderwerp besproken. Nu het
onderwerp door uw Kamer controversieel is verklaard gaan wij verder niet op dit punt in.
Verlenging van het naburig recht
De opstellers van het 5-puntenplan roepen de regering op mee te werken aan het voorstel van de Europese Commissie voor de verlenging van de beschermingsduur
van het naburig recht. In de Nederlandse reactie op het voorstel (Tweede Kamer, 2008–2009, 22 112, nr. 705) is het kabinetsstandpunt nader toegelicht. In het kort bestaat er twijfel of de verlenging voldoende voordeel oplevert voor
de uitvoerend kunstenaar. De termijn voor de muziekproducenten wordt op basis van het voorstel ook verlengd, waardoor mogelijk
juist de producenten zullen profiteren van de opbrengsten in de verlengde termijn. Daarbij betekent een verlenging van de
beschermingsduur dat muziekwerken later vrijkomen voor het publieke domein, waar zij kunnen zorgen voor verdere creatieve
ontwikkeling en innovatie.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin