Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2013
In uw brief van 28 februari 2013 vraagt u mijn reactie op de brief die de vaste commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 18 februari 2013 heeft ontvangen van Ziekenhuis
Nij Smellinghe te Drachten inzake de niet-reanimerenpenning. Hierbij doe ik u mijn
reactie toekomen.
Allereerst wil ik het Ziekenhuis Nij Smellinghe complimenteren voor de manier, zoals
mij die uit haar brief voor komt, waarop het bezig is met het vormgeven van beleid
inzake handelen rondom het levenseinde. Een belangrijk onderdeel hiervan is dat bij
patiënten het levenseinde bespreekbaar wordt gemaakt en dat zij bewust worden gemaakt
van het belang om tijdig na te denken over hoe zij wensen dat in bepaalde situaties
gehandeld wordt en over de mogelijkheden van het gebruik van een wilsverklaring en/of
een niet-reanimerenpenning hierbij. Ik vind het een goede zaak dat dit door Ziekenhuis
Nij Smellinghe zo serieus wordt opgepakt. Overigens merk ik op dat ik verwacht dat
in alle ziekenhuizen en instellingen voor langdurige zorg tijdens of kort na de opname
met patiënten en cliënten gesproken wordt over reanimeren of niet-reanimeren, en dat
hun wensen dienaangaande in hun dossier worden vastgelegd. Hiervoor is het dus niet
noodzakelijk een niet-reanimerenpenning te dragen, laat staan die aan te moeten schaffen.
Wat dat betreft zie ik de niet-reanimerenpenning hoofdzakelijk als meerwaarde voor
kwetsbare, veelal oudere mensen, die zelfstandig wonen.
Alvorens in te gaan op de twee expliciet genoemde punten in de brief roep ik de brief
van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer over de niet-reanimerenpenning1 in uw herinnering. Ik meen dat de briefschrijver immers ook refereert aan deze brief.
In zijn brief heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat het in ons recht een ieder
vrij staat initiatieven te ontplooien teneinde faciliteiten te bieden voor het vastleggen
van wilsverklaringen als bijvoorbeeld in de vorm van het vervaardigen en op verzoek
verstrekken van niet-reanimerenpenningen. Dus ook andere personen of instanties dan de Nederlandse Vereniging voor een
Vrijwillig Levenseinde (NVVE) kunnen dit doen. Net als de briefschrijver wil ik niet
dat het onderwerp niet-reanimeren onbedoeld geassocieerd wordt met levensbeëindiging
op verzoek, waardoor mensen mogelijkerwijs het gesprek over reanimeren of niet-reanimeren
niet durven aan te gaan. Ook voor nieuwe initiatieven geldt echter dat zij moeten
werken conform de eisen die aan de niet-reanimerenpennning en aan de uitgifte ervan
gesteld zijn, te weten dat uitgifte gebeurt op schriftelijk verzoek van de aanvrager,
dat de cliënt vooraf moet worden geïnformeerd over de reikwijdte van de penning en
de gevolgen en risico’s van het dragen ervan, en dat de gegevens op de penning in
overeenstemming moeten zijn met de identiteit van de drager.
Met het bovenstaande acht ik dat ik tevens voldoende ben ingegaan op het eerste punt
van de briefschrijver.
Ten aanzien van het tweede punt – de suggestie om de kosten van een niet-reanimerenpenning
door ziektekostenverzekeraars te laten vergoeden – merk ik allereerst op dat de argumentatie
dat onnodig medisch handelen tot hogere kosten in de gezondheidszorg leidt, in dit
verband mijns inziens niet van toepassing is. Uiteraard wil ik onnodig zorggebruik
terugdringen en is mijn beleid erop gericht de effectiviteit en doelmatigheid van
medisch handelen te bevorderen. Echter, de keuze om al of niet gereanimeerd te willen
worden in een situatie waarin de noodzaak zich voordoet, is een hoogst individuele
keuze van mensen, die al of niet in samenspraak met hun arts wordt gemaakt. De ervaren
kwaliteit van leven en de verwachtingen hieromtrent na een eventuele reanimatie zijn
hierin leidend. Ook ben ik van mening dat bij keuzes om al dan niet te reanimeren
kostenoverwegingen geen rol moeten spelen, maar dient de wens van de betrokkene en
de te verwachten kwaliteit van leven voorop te staan.
Bij het aanschaffen van een niet-reanimerenpenning is – net als het eventueel notarieel
vastleggen van wilsverklaringen – geen sprake van zorg. Overigens gaat het hier om
relatief kleine bedragen die goed voor eigen rekening en verantwoordelijkheid zijn
te dragen.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers