29 833
Wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 houdende bepalingen inzake een nadere splitsing van de Rijksbegroting (Tweede wijziging van de Comptabiliteitswet 2001)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Comptabiliteitswet 2001 te wijzigen door een nadere splitsing in de Rijksbegroting aan te brengen, zodanig dat jaarlijks ten behoeve van de Staten-Generaal een afzonderlijke begroting kan worden vastgesteld;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Comptabiliteitswet 2001 wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 1, eerste lid, worden de onderdelen e en f vervangen door de onderdelen e tot en met i, luidende:

e. de begroting van het Kabinet van de Koning;

f. de begroting van de Staten-Generaal;

g. de begroting van de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de kanselarij der Nederlandse Orden, het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het Kabinet van de Gouverneur van Aruba;

h. de begroting van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

i. de begrotingen van de onderscheiden begrotingsfondsen, bedoeld in artikel 9.

B

1. Het vierde lid van artikel 1 wordt vernummerd tot vijfde lid.

2. Er wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. In afwijking van het derde lid worden de begrotingsstaten van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten vastgesteld bij de wet waarmee de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken wordt vastgesteld.

C

Artikel 8, tweede lid 2, komt te luiden:

2. In overeenstemming met Onze Minister van Financiën kan de toepassing van artikel 5 op een of meer van de begrotingen van de colleges, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder e tot en met h, gelet op de staatsrechtelijke positie van de colleges, geheel of gedeeltelijk achterwege blijven.

D

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van het koninklijk huis, van de begroting van het Kabinet van de Koning en van de begroting van de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal en van de begroting van de colleges, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder g.

3. Een zesde en zevende lid worden ingevoegd, luidende:

6. De colleges, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder e tot en met h, voeren het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel.

7. Over de aan dit beheer te geven inhoud maakt Onze betrokken Minister afspraken met de onderscheiden colleges, waarin recht wordt gedaan aan hun staatsrechtelijke positie.

E

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid vervalt.

2. Een nieuw vijfde, zesde en zevende lid worden ingevoegd, luidende:

5. Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering bij het Kabinet van de Koning en bij de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering bij de Staten-Generaal en bij de colleges, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g.

7. De colleges, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder e tot en met h, voeren, ieder met betrekking tot hun begroting of hun begrotingsdeel, in elk geval het financieel beheer, het materieelbeheer en de administraties ten behoeve van dat beheer. Het bepaalde in artikel 19, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt «artikel 41, tweede lid» gewijzigd in: artikel 40, tweede lid.

2. In het vijfde lid wordt het tekstdeel «bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, ieder met betrekking tot hun begrotingsdeel,» vervangen door: bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e tot en met h, ieder met betrekking tot hun begroting of hun begrotingsdeel,.

G

Artikel 32, derde lid, komt te luiden:

3. In afwijking van het eerste lid kunnen de privaatrechtelijke rechtshandelingen, voor zover die voortvloeien uit het beheer van de begroting van de colleges, genoemd in artikel 1, eerste lid, onder e tot en met h, worden verricht door de colleges en wel ieder met betrekking tot hun begroting of hun begrotingsdeel, tenzij bij of krachtens de wet is bepaald dat een andere Minister dan Onze betrokken Minister de rechtshandeling verricht.

H

In artikel 40, eerste lid, wordt «artikel 40» gewijzigd in: artikel 39.

I

In artikel 40, tweede lid, wordt «artikel 40» gewijzigd in: artikel 39.

J

In artikel 42, eerste lid, wordt «de artikelen 40 en 42» gewijzigd in: de artikelen 39 en 41.

K

In artikel 44a wordt «zelfstandige bestuursorganen» gewijzigd in: Zelfstandige bestuursorganen.

L

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zesde lid.

2. Er wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

5. Op verzoek van een rechtspersoon die is aangewezen overeenkomstig het eerste of het derde lid kan Onze Minister van Financiën, indien de rechtspersoon de noodzaak van de uitzondering voor de dagelijkse bedrijfsvoering voldoende aannemelijk maakt en naar het oordeel van Onze Minister van Financiën geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en risico-arm kasbeheer, besluiten dat bepaalde liquide middelen zijn uitgezonderd van de verplichting om deze rentedragend aan te houden in 's Rijks schatkist.

3. Een zevende lid wordt ingevoegd, dat luidt:

7. De artikelen 45 tot en met 49a zijn niet van toepassing op de rechtspersonen, bedoeld in het zestiende lid van artikel 91 van deze wet.

M

In artikel 51, eerste lid, onder b, wordt «artikel 1, eerste lid, onder b tot en met f» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onder b tot en met i.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

Naar boven