29 831
Legalisatie en verificatie van buitenlandse documenten

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 maart 2006

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 en de vaste commissie voor Justitie3 hebben op 23 februari 2006 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken en minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over:

– de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie, voor Vreemdelingenzaken en Integratie en voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties d.d. 22 december 2005 ten geleide van de notitie «Legalisatie en verificatie; beleid ten aanzien van brondocumenten uit het buitenland ten behoeve van gebruik van bevoegde Nederlandse instanties» (29 831, nr. 2).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van Fessem (CDA) constateert dat de Europese landen een verschillend legalisatie- en verificatiebeleid volgen. In andere Europese landen gelegaliseerde documenten worden in beginsel automatisch door de Nederlandse uitvoerende instanties overgenomen. Zal dit niet leiden tot shopgedrag, waarbij mensen in een «makkelijk» land brondocumenten laten legaliseren en vervolgens naar Nederland komen? De heer Van Fessem pleit voor een uniform Europees legalisatie- en verificatiebeleid naar analogie van het visumbeleid in het Schengenakkoord. Shopgedrag kan ook op lokaal niveau optreden, als de ene gemeente een brondocument sneller als deugdelijk beoordeelt dan de andere. Hoe wordt voorkomen dat mensen met hun documenten naar de soepelste gemeente gaan?

Het legalisatiebesluit met het ingevulde vragenformulier wordt naar Nederland gestuurd, waarna de beslissende instantie hier bij twijfel een verificatieonderzoek kan vragen. Is het niet beter dat de medewerkers op de ambassade bij het invullen van de vragenlijst beoordelen of de aanvullende informatie geloofwaardig is en bij twijfel zelf meteen een verificatieonderzoek gelasten? Dat voorkomt heen en weer sturen van een document en ondervangt tevens het risico dat gemeenteambtenaren nalaten een verificatieonderzoek te vragen in verband met de kosten of gebrek aan expertise.

De regering stelt dat het aantal als vals gekenschetste documenten nooit meer dan enkele procenten bedroeg. Hoe is dit te plaatsen tegenover berichten in de Staatscourant dat ongeveer 80% van alle documenten die direct na de aanwijzing van de vijf probleemlanden zijn overgelegd, vervalst waren?

Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal de kosten voor een verificatieonderzoek in rekening brengen bij de aanvragende instantie. Zal dit niet leiden tot minder verificatieverzoeken? Is het niet beter dat de rijksoverheid de kosten betaalt? Hoe denkt de minister over het betalen van een borg door betrokkene, indien een verificatieonderzoek nodig wordt geacht? Indien blijkt dat is gefraudeerd met een document, wordt de borg niet terugbetaald. Ook Zwitserland rekent de verificatiekosten gedeeltelijk door.

Niet helemaal duidelijk is de kostenverdeling tussen de beslissende instantie en het ministerie van Buitenlandse Zaken bij verificatieonderzoek, vooral tijdens de overgangssituatie tussen september 2004 tot maart 2006. Zitten alle ministers op één lijn bij de kostenverdeling?

Hoe zit het met de strafrechtelijke vervolging bij ongewenstverklaring en dergelijke? Hoe vaak gebeurt dit of ziet het OM daar op grond van het opportuniteitsbeginsel van af?

Sinds september 2004 mag Nederland de standaardverificatie in de probleemlanden niet meer uitvoeren. Hoe heeft het aantal aanvragen voor verificatieonderzoeken zich sindsdien ontwikkeld? Wat is de uitkomst van het met de G4 gestarte proefproject, waarbij deze gemeenten verificatieonderzoeken zouden indienen bij Buitenlandse Zaken? Zijn alle aangehouden inschrijvingen inmiddels weggewerkt?

Fraude met buitenlandse akten wordt niet bijgehouden, maar toch wordt gesteld dat het niet echt een probleem is en dat er geen speciale reden is voor stringenter beleid. Een goed inzicht is noodzakelijk. De heer Van Fessem pleit daarom voor een centrale registratie van fraude met brondocumenten, eventueel in Europees verband. Misschien ligt hier een taak voor de Koninklijke Marechaussee of de KLPD.

De heer Koenders (PvdA) constateert dat men enerzijds fraude moet tegengaan door personen uit probleemlanden en dat men anderzijds niet onbeperkt de Nederlandse realiteit kan drukken op landen waar mensen in een bewijsnood kunnen komen bij het verkrijgen van documenten. Daarin moet een balans worden gevonden. Verder spelen er ook bestuurlijke problemen, zoals de noodzaak van ketensamenwerking, de vraag wie betaalt en de gemeentelijke autonomie.

Om tot een betere balans te komen zou er een flexibele lijst van probleemlanden moeten zijn. Daarvan zou een kennisbank of registratie moeten bestaan. Er moet een betere Europese samenwerking komen om shoppen tegen te gaan. Het aantal landen waar sprake is van fraude is fors. Bij twijfel moet een redelijke procedure worden gekozen en bij specifieke twijfel kan een ambtsbericht uitgaan, ook voor andere landen dan de probleemlanden.

De PvdA-fractie is er niet bij voorbaat van overtuigd dat door de nieuwe methode fraude met identiteitspapieren sterk kan worden verminderd. Welke zekerheid heeft de regering dat de kennis voldoende wordt gebundeld, dat echt Europees wordt gecoördineerd en dat met het nieuwe beleid de problemen niet groter worden?

Waarom is in feite al gekozen voor het uitsluiten van een categorie probleemlanden? In de meeste gevallen waarin registratie werd geweigerd, betrof het de onmogelijkheid om voldoende bevestiging van de feiten te vinden in het te legaliseren document. Dat duidt vooral op bewijsnood, maar sluit uiteraard fraude niet uit. Ook andere landen in Europa zullen criteria hanteren voor probleemlanden. Op basis van een nationale registratie zou dit in het geval van meer extreme landen in de circulaire legalisatie en verificatie kunnen worden opgenomen, zodat op nationaal niveau duidelijk is wat gebeurt ten aanzien van het besluit van verschillende instanties.

Is het sowieso niet handig dat Buitenlandse Zaken een kennisbank aanhoudt die voor een besluitvormende instantie van nut kan zijn bij de beoordeling van een brondocument? Is het vragenformulier daartoe afdoende? Gaat het om een specifiek vragenformulier per land of kan het afhankelijk van het land worden samengesteld? Hoe kan het vragenformulier helderheid verschaffen over de bewijsnood? Is het niet belangrijk dat het front office de beslissende instantie adviseert over verder onderzoek? Voor kleinere gemeenten lijkt het toch moeilijk te beoordelen. Waarom denkt de regering dat het aantal verificatieverzoeken van de beslissende instanties aan de minister van Buitenlandse Zaken beperkt zal zijn?

Wat is het voordeel van de Akte van Staat?

Is er bij alle landen, ook de landen die niet tot de vijf werden gerekend, voldoende front-officecapaciteit?

Hoe is de discussie over de financiën verlopen tussen de drie betrokken ministeries en DG’s? Wat is de eindconclusie en waarom? Het Rijk betaalt de verificatieonderzoeken als deze worden gedaan op verzoek van een Nederlands bestuursorgaan. Wat is de verdeelsleutel? Hoe staan de gemeenten hier tegenover? De instantie die een onderzoek vraagt, toch meestal de gemeente, betaalt de kosten. Wat betekent dit voor de gemeentelijke financiën en de eventuele compensatie ervoor? Het risico bestaat dat men niet meer gaat onderzoeken omdat het duur is. Hoe weet de regering dat dit niet gebeurt?

Wat is de stand van zaken bij de gevallen die in de overgangssituatie vallen? Hoe wordt dit opgelost en finaal besloten? Wat zijn de uiteindelijke kosten van een verificatieonderzoek? Hoe zijn die vastgesteld?

Door de verschillende eisen en manieren van beoordelen bestaat het gevaar van shoppen. Wat gaat het Europese beleid inhouden? Welke initiatieven zijn genomen? Wanneer komen die aan de orde? Welke beperkingen zijn er voor een echte Europese samenwerking?

Zal in het nieuwe beleid de inhoudelijke verificatie via dezelfde ingewikkelde en moeilijke procedure gaan, als een beslissende instantie een verzoek doet tot verificatie? Welke beroepsmogelijkheid heeft een burger bij een weigering tot legalisatie?

De heer Koenders sluit zich ten slotte aan bij het pleidooi voor een centrale registratie van fraude met brondocumenten.

Mevrouw Karimi (GroenLinks) stelt vast dat de minister van Buitenlandse Zaken voor het legalisatie- en verificatiebeleid juiste conclusies trekt naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. De veronderstelling dat in de vijf probleemlanden 30% tot 50% van de documenten vervalst was, is niet bewezen. Slechts in een paar procent van de gevallen bleek sprake te zijn van valse papieren. In de overige gevallen waren de documenten in enge zin wel geschikt voor legalisatie, maar kon de inhoud van de documenten niet bevestigd worden. In de afgelopen jaren heeft dit beleid veel menselijk leed veroorzaakt.

In de probleemlanden hebben de ambassades aparte afdelingen ingericht voor legalisatie en verificatie. Wat gebeurt daarmee? Is het de bedoeling om dergelijke afdelingen nu overal in te richten? Niet in alle landen is er een goed registratiesysteem, zodat het vinden van bewijzen soms moeilijk is.

De enige mogelijke conclusie is dat legalisatie moet plaatsvinden op basis van de voorwaarden die voor een bepaald document gelden en dat inhoudelijke verificatie niet als voorwaarde voor legalisatie van documenten mag gelden.

Met het vragenformulier wordt toch een inhoudelijke toets gedaan. Als de beslissende instantie op basis van de inhoud van het vragenformulier een verificatieonderzoek vraagt, geldt dan een motivatieplicht voor de verzoekende instantie?

Ten slotte steunt mevrouw Karimi het voornemen om de kosten in rekening te brengen bij de verzoekende instantie. Die zal er dan consciëntieus naar kijken en inhoudelijk het verificatieverzoek moeten motiveren.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Buitenlandse Zaken stelt vast dat de uitspraak van de Raad van State voor de regering de aanleiding was tot het nieuwe beleid. Nadeel van het nieuwe beleid is dat het grondige onderzoek in de probleemlanden van de baan is. Voordeel is dat nu alle documenten gecontroleerd worden. In het nieuwe systeem vindt legalisatie plaats aan de hand van de uiterlijke kenmerken. In de landenrapporten op de website van Buitenlandse Zaken is ook informatie te vinden over de administratieve systemen. Verder moet een vragenformulier worden ingevuld op grond waarvan de beslissende instanties een oordeel kunnen vellen. Ten slotte bestaat de mogelijkheid om nadere verificatie te verzoeken en via ambassades onderzoek te laten doen.

Van de 8000 documenten uit de probleemlanden bleek bij een meerderheid van de afgewezen documenten sprake van bewijsnood. Zij waren niet vals, maar de inhoud kon niet worden bevestigd bijvoorbeeld met de juiste documenten. Uiteindelijk kon slechts in 3% à 4% van de gevallen fraude worden vastgesteld.

Een bijkomend probleem was dat de autoriteiten bezwaren kregen, vooral tegen de wijze waarop werd getracht informatie in te winnen via bronnen in de dorpen. Het nieuwe systeem biedt meer garanties, is billijker en doet meer recht aan de aanvragers. Het biedt gemeenten, IND en uitkerende instanties garanties bij het nagaan van iemands identiteit.

Het onderwerp zal in de consulaire groep van de Europese Unie aan de orde worden gesteld. Nederland zal het ook aan de orde stellen in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken en in het kader van de Raad van Europa bij de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand. Om shoppen te voorkomen moet er een zoveel mogelijk uniform systeem zijn. Uit onderzoek naar het beleid in de andere Europese landen blijkt dat geen land zover gaat als Nederland deed bij de probleemlanden.

De minister kan op sommige vragen nog geen gedetailleerd antwoord geven, omdat het nieuwe systeem pas op 1 maart in werking treedt.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de rol van de ambassade als faciliterende instantie en het oordeel van de eindgebruiker. De eindgebruiker is beter in staat om aan de hand van het gelegaliseerde document en het vragenformulier te beoordelen of additionele informatie nodig is om vast te stellen of iemand de waarheid spreekt.

De kosten zullen de aanvragende instantie dwingen om kritisch naar de zaak te kijken. Als het Rijk de kosten betaalt, zal men misschien te snel en te gemakkelijk verificatie aanvragen. Dat lijkt op het oude systeem en is qua menskracht ook niet te doen.

De minister merkt naar aanleiding van een interruptie op dat bekend is dat in een aantal landen wordt gefraudeerd. Er is gezocht naar een systeem dat deze problemen ondervangt zonder in strijd te handelen met de uitspraak van de Raad van State. Veel mensen zullen geen verificatie willen betalen, omdat volgens de Raad van State een gelegaliseerd document dat zij overleggen, geldig is tenzij er ernstige twijfels zijn. Om daaraan tegemoet te komen is het vragenformulier er gekomen. Op de website van het ministerie is informatie te vinden over de administratieve situatie in de landen van herkomst. Op de website van de IND is specifieke informatie te vinden. Als er dan nog twijfels zijn, kan men gemotiveerd om verificatie vragen. Als een gemotiveerd verzoek wordt gedaan, zal het ministerie erop ingaan en overgaan tot verificatie.

De minister acht het wettelijk moeilijk dat een medewerker van de ambassade tot verificatie overgaat, zonder dat de beslissende instantie heeft vastgesteld dat aanvullende verificatie nodig is. Dat is iets waarvan de Raad van State heeft gezegd dat de medewerker van de ambassade het niet mag doen. De minister acht het verstandig om de evaluatie over een jaar af te wachten.

De minister concludeert dat de ambtenaar op een ambassade is opgeleid om de documenten te controleren. Het vragenformulier zal veel uitvoeriger zijn dan de tot nu toe gehanteerde aanpak. Als de ambtenaar op de ambassade vermoedt dat het document niet deugt, zal hij uiteraard niet legaliseren. Als de ambtenaar heeft gelegaliseerd, gaan de documenten naar de beslissende instantie. Als die het niet vertrouwt, kan die vragen om een extra onderzoek.

Het vragenformulier verschilt niet per land. Er is een algemeen vragenformulier voor alle landen.

Sinds september 2004 zijn 280 verzoeken gedaan om oude verificatiedossiers te krijgen. In 2005 waren er 50 verzoeken. In augustus 2005 is een procedure gestart om documenten waarover twijfel bestaat te bekijken. Van de vier grote gemeenten zijn 108 verzoeken om verificatie ontvangen. Daarvan zijn er 85 afgerond. Het onderzoek naar 23 documenten loopt nog.

Op dit moment is er voldoende front-officecapaciteit. De front-officecapaciteit in de probleemlanden is na september 2004 afgebouwd. De verwachting is dat aanvullende verzoeken om verificatie mondjesmaat gedaan worden, zodat minder front-officecapaciteit nodig is in de probleemlanden. Er blijft echter een aanzienlijke bezetting nodig om de legalisatie en de vragenformulieren af te wikkelen. Voor het komende jaar is daarvoor 1,8 mln. uitgetrokken. Desgevraagd antwoordt de minister dat de mogelijkheid tot extra verificatie ook al in andere landen dan de probleemlanden bestaat. Die mogelijkheid blijft bestaan. Hij wil wat dit betreft de evaluatie afwachten.

Bij weigering tot legalisatie is geen beroep mogelijk.

Wat een centraal register betreft merkt de minister op dat Buitenlandse Zaken niet alle documenten te zien krijgt. Documenten die op basis van het Apostilleverdrag binnenkomen, gaan rechtstreeks naar de gemeente en dergelijke. Het aanhouden van een register door Buitenlandse Zaken zou onvolledig zijn.

De minister concludeert dat het vraagstuk van het centrale register complex is, dat er veel autoriteiten bij betrokken zijn en dat het eventueel implicaties heeft. Hij zal hierop nog schriftelijk reageren.

De minister besluit met de opmerking dat het systeem per 1 maart in werking treedt en dat men werkendeweg zal uitvinden of het systeem beantwoordt aan de verwachtingen. Na een jaar zal een evaluatie plaatsvinden.

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie stelt vast dat twijfel over een document niet altijd wil zeggen dat men fraude op het spoor is. De houder kan te goeder trouw zijn en de fout kan bij de eigen autoriteiten liggen. De bedoeling van het onderzoek is om dit soort zaken te onderzoeken. Als de persoon in kwestie geen borg kan betalen, is hij ook niet in staat om de twijfel over het document weg te nemen. Om die reden gelooft de minister niet in een borg. Zwitserland vraagt die ook niet, maar laat voor verificatie betalen. Door de uitspraak van de Raad van State kan dat in Nederland niet.

Per gemeente kan het oordeel verschillen of een document geverifieerd moet worden. De Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) organiseert daarom workshops om het nieuwe beleid uit te leggen en de gemeenten te leren omgaan met het nieuwe beleid en de oordeelsvorming. Daarmee wil de minister zoveel mogelijk uniformiteit bewerkstelligen, opdat shoppen wordt voorkomen.

De minister heeft geen cijfers hoe vaak het voorkomt dat iemand ongewenst wordt verklaard vanwege het gebruik van valse documenten, omdat in de geautomatiseerde systemen de reden van ongewenstverklaring niet wordt geregistreerd.

Wat een centraal register betreft wijst de minister erop dat ook het ministerie geen totaaloverzicht heeft. De marechaussee op Schiphol neemt wel de falsificaten die zij onderschept, op in een d-base die gedeeld wordt met andere Europese landen. Zij ziet echter niet zoveel in een aparte registratie.

Om fraude makkelijker te kunnen herkennen is de IND bezig met het ontwikkelen van een risicoprofiel. De informatie op de vragenlijst wordt getoetst aan het risicoprofiel. Als men erbinnen valt, kan alsnog verificatie worden aangevraagd. Er worden ook voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over falsificaten, echtheid van documenten en het belang van goed opletten. Zowel medewerkers van de IND als medewerkers van de gemeenten worden nu geïnstrueerd.

De minister is ook onder de indruk van de alertheid van de mensen van de front office op de ambassade. Met de vragenlijst krijgen deze medewerkers ruime mogelijkheden om opmerkingen te maken en hun twijfel te uiten. De vragenlijst is voor hen een belangrijk instrument.

De Akte van Staat wordt in principe opgemaakt voor ongedocumenteerde vreemdelingen. Onderzocht wordt of deze akte ook nut heeft voor reguliere vreemdelingen die in bewijsnood zijn. Voordeel is dat sprake is van een uniforme administratie, omdat de gegevens in de Akte van Staat ook gelden voor de overige overheidsadministraties, en dat wijziging van de gegevens in de Akte van Staat aan strikte regels is gebonden. Dat bevordert de rechtszekerheid.

De minister antwoordt ten slotte dat de rechtsgang is afgesloten door de Raad van State. De burger kan alleen nog in bezwaar en beroep bij de beoordelende instantie die de voorziening heeft afgewezen. De weigering van de legalisatie op zichzelf is geen appellabele beslissing.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Fessem (CDA) vraagt aandacht voor de risicoprofielen van de IND en de instructie erover, omdat dorpen en kleine steden deze misschien minder interessant vinden. Kan dit bij de evaluatie goed worden bekeken?

Kan de front-officemedewerker op de ambassade, waar de kennis zit, inderdaad zijn twijfel kenbaar maken ten behoeve van de beslissende instantie?

De heer Koenders (PvdA) vraagt om een nadere toelichting op het financieringssysteem. Waarom was men er eerst van overtuigd dat een rijksverantwoordelijkheid was en is het nu naar de gemeenten doorgeschoven? De minister van Buitenlandse Zaken zei dat er misschien veel verificatieonderzoeken worden gevraagd als de gemeenten het niet zelf hoeven te betalen. Die opmerking doet het lijken alsof de gemeenten niet zelf de verantwoordelijkheid aan kunnen en dat een financieel argument hen kan behoeden voor onduidelijke verzoeken. Het omgekeerde, te weinig onderzoeken aanvragen, zal eerder het geval zijn.

In de overgangssituatie na de uitspraak van de Raad van State zijn in de voormalige probleemlanden misschien honderden documenten gelegaliseerd zonder onderzoek naar de inhoud, waaronder ook documenten die eerder waren geweigerd op basis van een verificatieonderzoek. De besluitvorming erover is aangehouden. Hoe staat het hiermee?

Mevrouw Karimi (GroenLinks) wijst erop dat in de stukken staat dat de evaluatie over twee jaar plaatsvindt, terwijl de minister spreekt over één jaar. Wanneer is de evaluatie?

Is het juist dat de aanvrager geen beroepsmogelijkheid heeft als de ambassade legalisatie weigert? Als dit zo is, hoe kan dan een beroepsmogelijkheid worden gecreëerd? Mensen moeten de mogelijkheid hebben ergens een bezwaar in te dienen.

Het vragenformulier is zeer uitgebreid. Kan een inhoudelijke verificatie aanleiding zijn om de legalisatie te weigeren? Volgens de uitspraak van de Raad van State mag dat niet.

De minister van Buitenlandse Zaken erkent dat in de stukken sprake is van een evaluatie na twee jaar. Hij wil echter een evaluatie na een jaar, omdat het essentiële zaken betreft. Mensen hebben belang bij een goede afwikkeling van dit soort zaken.

De minister herhaalt dat Buitenlandse Zaken optreedt als faciliterende instantie. De eindgebruiker bepaalt of hij tevreden is over het aangeboden document, op basis ook van de bevindingen van de ambtenaar van Buitenlandse Zaken op de ambassade over het vragenformulier. Als legalisering niet mogelijk is omdat het document frauduleus is, is geen beroep mogelijk. De minister ziet niet in waarom in dat geval wel beroep mogelijk zou moeten zijn. Als geen sprake is van fraude, kan men terugkomen met het goede document. Aan de hand van het vragenformulier en met het goede document kan dan aangetoond worden dat het wel correct is. Als de ambtenaar op de ambassade van mening is dat het doorgestuurd kan worden, wordt het doorgestuurd en heeft de gemeente een beroepsmogelijkheid.

Alleen op basis van het vragenformulier kan de ambassade legalisatie niet weigeren. De ambtenaar kan wel zijn bevindingen vermelden. Het is verder aan de gemeente om te beoordelen of om nadere verificatie wordt gevraagd.

Met de invulling van het vragenformulier is meer tijd gemoeid dan met alleen de beoordeling of legalisatie van een document mogelijk is. Daarom is 1,8 mln. gereserveerd. De aanvragende instantie zal de additionele kosten van verificatie betalen. Bij de evaluatie zal blijken of dit een bevredigende oplossing is.

De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie deelt mee dat in de periode september 2004 tot en met januari 2005 uit de voormalige probleemlanden 3564 mvv-aanvragen of verzoeken om advies zijn ingediend. Daarvan deden 2913 personen een aanvraag in het kader van gezinshereniging en gezinsvorming. Zij dienden dus ook in het bezit te zijn van een gelegaliseerde akte. Van februari 2005 tot en met december 2005 zijn in totaal 5498 mvv-aanvragen en verzoeken om advies ingediend uit de voormalige probleemlanden. Daarvan waren er 4262 in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming. De personen die niet in het kader van gezinshereniging of gezinsvorming kwamen, hoefden niet aan de vereisten te voldoen om in de procedure een gelegaliseerde akte te overleggen. Deze konden volstaan met het overleggen van een paspoort. Vanaf september 2004 tot en met februari 2005 zijn geen verificatieonderzoeken voorgelegd, omdat deze zaken werden aangehouden, en vanaf februari 2005 achttien.

De voorzitter stelt vast dat er nog een brief van de minister van Buitenlandse Zaken komt over het centrale register.

De voorzitter van vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Haan

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Noorman-den Uyl

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Oort


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (groep Nawijn), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Hirsi Ali (VVD), Samsom (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD) en Jonker (CDA).

Plv. leden: Van Fessem (CDA), Dijksma (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Van Schijndel (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Duivesteijn (PvdA), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA) en Oplaat (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP) en Meijer (PvdA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD) en De Wit (SP).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Van Egerschot (VVD) en Meijer (PvdA).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GroenLinks), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).

Naar boven